ECLI:NL:RBZWB:2024:3039

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 april 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421155 / FA RK 24/1707
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van de Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel

Op 24 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1999, die momenteel verblijft in een accommodatie van Stichting Emergis. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), gezien de psychische stoornissen van de betrokkene, waaronder neurobiologische ontwikkelingsstoornissen en schizofreniespectrumstoornissen. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 april 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, een klinisch psycholoog, zijn vader en een arts. De betrokkene gaf aan de behandeling in vrijwillig kader te willen voortzetten en niet te begrijpen waarom een zorgmachtiging was aangevraagd. De advocaat van de betrokkene verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat de hulpverlening ook in vrijwillig kader kan plaatsvinden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een ernstige psychische stoornis die leidt tot ernstig nadeel, waaronder levensgevaar en agressief gedrag. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk is, omdat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank verleende de zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De rechtbank achtte de vormen van verplichte zorg, zoals insluiten en het beperken van het recht op bezoek, niet noodzakelijk. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Poll en schriftelijk uitgewerkt op 8 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421155 / FA RK 24/1707
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 24 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M. Kalle te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 10 april 2024, ingekomen ter griffie op 10 april 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- de medische verklaring van 2 april 2024;
- een zorgkaart van 29 maart 2024;
- een zorgplan van 3 april 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 5 april 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie;
- een verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
- een informatierapport Wvggz van 8 april 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 24 april 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- dhr. [naam 1] , klinisch psycholoog;
- dhr. [naam 2] , vader van betrokkene;
- mw. [naam 3] , begeleider;
- dhr. [naam 4] , arts.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging aansluitend op een voortzetting van de crisismaatregel te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij de behandeling in het vrijwillig kader wil voortzetten. Betrokkene snapt niet waarom er een zorgmachtiging is aangevraagd. Betrokkene erkent dat hij een psychische stoornis heeft maar neemt zijn medicatie naar behoren in en kan goed met de artsen samenwerken. Betrokkene vindt dan ook dat de hulpverlening in het vrijwillig kader kan worden voortgezet. Voor nu zit betrokkene bij Stichting Emergis op zijn plek maar het liefst zou betrokkene in de toekomst naar huis willen, naar zijn vader. Dit is volgens hem mogelijk onder goede begeleiding en zorg. Betrokkene wil zijn leven weer oppakken.
3.2
Namens betrokkene heeft de advocaat primair verzocht om het verzoek af te wijzen. Betrokkene is van mening dat de hulpverlening kan worden voortgezet in het vrijwillig kader. De medische verklaring van 2 april 2024 onderschrijft dit standpunt van betrokkene. Betrokkene is bereid om bij Stichting Emergis te blijven tot aan het gesprek halverwege mei 2024 waarin nadere afspraken zullen worden gemaakt tussen betrokkene, de hulpverleners en de vader van betrokkene. Subsidiair verzoekt de advocaat om de vormen van verplichte zorg te weten, ‘toedienen vocht en voeding’, ‘insluiten’, ‘uitoefenen van toezicht’, ‘beperken van het gebruik van communicatiemiddelen’ en ‘beperken van het recht op het ontvangen van bezoek’ niet op te nemen. Tot slot merkt de advocaat op dat het belangrijk is dat er hulp wordt ingeschakeld om de band tussen betrokkene en zijn vader te herstellen.
3.3
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de psycholoog aangegeven dat betrokkene is overgeplaatst van de MC1-afdeling naar de HIC-afdeling wegens escalerend gedrag. Het is volgens de psycholoog lastig om met betrokkene in contact te komen. Betrokkene heeft zijn eigen sterke ideeën over onder andere medicatie, waardoor het moeizaam is om tot een wederkerige dialoog met betrokkene te komen. Verder is betrokkene inconsistent en kan hij snel overprikkeld raken, met psychotische overschrijdingen en agressie tot gevolg. Wel is al iets meer rust en samenwerking gevonden dan voorheen maar wanneer de situatie escaleert heeft betrokkene zijn gedrag niet onder controle. Het volstaat momenteel nog om betrokkene dan naar buiten te sturen zodat hij rustig kan worden. Dit gebeurt met enige regelmaat, maar hierbij heeft betrokkene ook wel eens schade aan beplanting toegebracht. De vraag is dus hoe lang dit nog volstaat. Als dit niet meer volstaat, moet er tot insluiting worden overgegaan. Daarom is de psycholoog van mening dat de zorgmodaliteiten ‘insluiten’ en ‘uitoefenen van toezicht’ in de zorgmachtiging kunnen worden opgenomen ‘als stok achter de deur’. Verder is de zorgmodaliteit ‘het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek’ niet noodzakelijk nu er de afgelopen dagen goed contact is geweest tussen vader en betrokkene.
3.4
De arts benoemt in aanvulling op de psycholoog dat betrokkene veel baat heeft bij een vaste structuur en mensen om hem heen die hij vertrouwt.
3.5
De begeleider sluit zich aan bij hetgeen tijdens de mondelinge behandeling door de psycholoog en de arts naar voren is gebracht.
3.6
De vader van betrokkene licht toe dat hij zich een overbelaste mantelzorger voelt. Hij geeft aan dat betrokkene altijd welkom is thuis, maar dat hij totaal geen hulp van instanties krijgt waardoor er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan als betrokkene terugkeert naar huis.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen) en schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Dit is door of namens betrokkene niet betwist.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige immateriële schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Het is de rechtbank gebleken dat er in de thuissituatie en op de HIC-afdeling sprake is geweest van escalerend gedrag met psychotische overschrijdingen tot gevolg. Betrokkene is verbaal en fysiek agressief geweest richting de hulpverleners en zijn ouders. Zijn ouders zijn mede hierdoor overbelast geraakt. Daarnaast is betrokkene vanuit zijn autisme snel overprikkeld, wat gepaard gaat met spanningen en niet helder kunnen nadenken.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat betrokkene erg inconsistent is. Betrokkene heeft een duidelijk een eigen idee waardoor de samenwerking tussen hem en de behandelaren moeizaam verloopt. Daarnaast is betrokkene ook erg wisselend over hoe zijn behandeling moet verlopen. Zo ageert betrokkene tegen zijn medicatie en is hij ook bekend met het stoppen ervan. Betrokkene is aldus niet consequent gebleken in zijn bereidheid tot het toelaten van vrijwillige zorg. Om die reden is verplichte zorg noodzakelijk.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten;
- opnemen in een accommodatie.
De vormen van verplichte zorg, te weten ‘insluiten’ en ‘uitoefenen van toezicht op betrokkene’ worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht nu is gebleken dat deze zorgmodaliteiten de afgelopen anderhalf jaar niet nodig zijn geweest. Dat geldt eveneens voor het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen. Het is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet voorzienbaar dat deze vormen van verplichte zorg op korte termijn moeten worden ingezet om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Voorts wordt ook de vorm van verplichte zorg ‘beperken van het recht op het ontvangen van bezoek’ niet noodzakelijk geacht, nu de psycholoog tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat er geen noodzaak bestaat om deze vorm van verplichte zorg op te nemen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 24 oktober 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Poll, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 24 april 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 8 mei 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.