In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 8 mei 2024, worden de beroepen van de belanghebbende tegen de navorderingsaanslagen en de vergrijpboete door de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. S.B.M.A. Engelen, had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslagen die waren opgelegd over het jaar 2019, waarbij een belastbaar inkomen van € 986.506 en een bijdrage-inkomen van € 55.927 waren vastgesteld. De inspecteur had ook belastingrente en een vergrijpboete opgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat de navorderingsaanslagen onterecht zijn opgelegd omdat de inspecteur niet navorderingsbevoegd was. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de inspecteur al bekend was met de onderzoeksresultaten van het drugslaboratorium, waar de belanghebbende bij betrokken was, op het moment dat de primitieve aanslag werd opgelegd. De rechtbank vernietigt daarom de navorderingsaanslagen, de belastingrentebeschikkingen en de boetebeschikking. Tevens wordt de inspecteur veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan de gemachtigde van de belanghebbende.