Op 25 april 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2023, die met ernstig letsel in het ziekenhuis is opgenomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden. De ouders, die de Roemeense nationaliteit hebben, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag en hebben een advocaat ingeschakeld. Tijdens de mondelinge behandeling op 25 april 2024 waren de ouders, hun advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling aanwezig.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de veiligheid van de minderjarige, die mogelijk het slachtoffer is van kindermishandeling. De medische toestand van de minderjarige is zorgwekkend, en zowel het medische als het politieonderzoek zijn nog gaande. De ouders hebben aangegeven open te staan voor alternatieve zorgopties, maar de kinderrechter oordeelt dat de uithuisplaatsing noodzakelijk is om de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden verleend, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI moet blijven zoeken naar oplossingen waarbij de ouders en de minderjarige bij elkaar kunnen verblijven, mits de veiligheid van de minderjarige gegarandeerd is. De beslissing is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.