Op 10 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van een jaar, evenals een machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de minderjarige verblijft momenteel bij haar tante vanwege zorgen over emotionele kindermishandeling door de ouders. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 25 april 2024 gehouden, waarbij de ouders, hun advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. De ouders hebben aangegeven dat zij de problemen erkennen en hulp accepteren, maar de Raad is van mening dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de situatie te verbeteren zonder een ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft besloten om de beslissing over de verzoeken aan te houden tot een nadere mondelinge behandeling, waarbij de Raad uiterlijk twee weken voor de behandeling verslag moet uitbrengen over de voortgang van de vrijwillige hulpverlening. De kinderrechter heeft de ouders de kans gegeven om hun betrokkenheid en inzet te tonen, alvorens een definitieve beslissing te nemen.