ECLI:NL:RBZWB:2024:3056

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10845098 \ MB VERZ 23-701
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging wegens schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, een (snor)fietser, had een boete ontvangen voor het niet gebruiken van de rijbaan in het Park Valkenberg te Breda op 14 april 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 4 april 2024, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam. Betrokkene was niet aanwezig op de zitting.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep te laat was ingediend, maar heeft geoordeeld dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard. Inhoudelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en erkend door betrokkene. De kantonrechter zag echter aanleiding om de boete te matigen met 25% vanwege een schending van de hoorplicht, aangezien betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie.

De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de kantonrechter droeg de officier op om het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2024. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10845098 \ MB VERZ 23-701
CJIB-nummer: 2062 5422 4884 7816
uitspraakdatum: 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[Betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
als (snor)fietser niet de rijbaan gebruiken als er geen verplicht fietspad of fiets/bromfietspad aanwezig is in het Park Valkenberg te Breda op 14 april 2022 om 22:37 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat het boetebedrag te hoog is, gelet op haar financiële situatie. Betrokkene stelt dat het als student een te hoge boete is.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene is twee dagen te laat met het indienen van haar beroepschrift en heeft een reden daarvoor gegeven die geen aanleiding geeft om eroverheen te stappen. Mocht de kantonrechter de termijnoverschrijding wel verschoonbaar vinden, dan verzoekt de zittingsvertegenwoordiger het beroep ongegrond te verklaren. Betrokkene erkent de gedraging, maar stelt dat het bedrag te hoog is. Het tarief is landelijk vastgesteld. Op grond van wat er is aangevoerd ziet de zittingsvertegenwoordiger geen reden om de boete de matigen. Ook het feit dat er eerst één initiaal verkeerd was, maakt niet dat het boete bedrag gematigd moet worden. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Te late indiening beroep
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 9 november 2022. Het beroepschrift is echter pas op 11 november 2022 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
Betrokkene voert als reden aan dat zij geen eerdere mogelijkheid had om hulp te krijgen om in beroep te gaan. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan haar kan worden toegerekend, ook omdat de termijn met maar twee dagen is overschreden. Het beroep is dan ook ontvankelijk.
Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft dit ook erkend. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen. Een enkele stelling dat het een hoog boetebedrag is, is daarvoor onvoldoende. Het gaat om een landelijk vastgesteld boetebedrag dat voor iedereen geldt.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,- plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: