In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, een (snor)fietser, had een boete ontvangen voor het niet gebruiken van de rijbaan in het Park Valkenberg te Breda op 14 april 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De kantonrechter heeft de zaak behandeld op de zitting van 4 april 2024, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam. Betrokkene was niet aanwezig op de zitting.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beroep te laat was ingediend, maar heeft geoordeeld dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding rechtvaardigden. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard. Inhoudelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en erkend door betrokkene. De kantonrechter zag echter aanleiding om de boete te matigen met 25% vanwege een schending van de hoorplicht, aangezien betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden door de officier van justitie.
De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de kantonrechter droeg de officier op om het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2024. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.