Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990. Eenrichtingsverkeer) op de Keizerstraat te Breda op 8 mei 2022 om 14:13 uur.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Keizerstraat te Breda op 8 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 april 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, de zaak toegelicht. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging. Betrokkene stelde dat zij direct was afgestapt en excuses had aangeboden, en dat de situatie onoverzichtelijk was door aanwezige machines. De zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar vroeg ook om matiging van de boete met 25% vanwege schending van de hoorplicht.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter erkende de onduidelijkheid van de verkeerssituatie en de omstandigheden waaronder betrokkene handelde. Daarom besloot de kantonrechter de boete te matigen tot nihil, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheid moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er was geen mogelijkheid tot hoger beroep.