ECLI:NL:RBZWB:2024:3057

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10835985 \ MB VERZ 23-688
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Keizerstraat te Breda op 8 mei 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 4 april 2024 heeft de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, de zaak toegelicht. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging. Betrokkene stelde dat zij direct was afgestapt en excuses had aangeboden, en dat de situatie onoverzichtelijk was door aanwezige machines. De zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar vroeg ook om matiging van de boete met 25% vanwege schending van de hoorplicht.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter erkende de onduidelijkheid van de verkeerssituatie en de omstandigheden waaronder betrokkene handelde. Daarom besloot de kantonrechter de boete te matigen tot nihil, waardoor het beroep gedeeltelijk gegrond werd verklaard. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheid moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er was geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10835985 \ MB VERZ 23-688
CJIB-nummer: 0062 5422 4948 0789
uitspraakdatum: 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990. Eenrichtingsverkeer) op de Keizerstraat te Breda op 8 mei 2022 om 14:13 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene ziet geen enkele reden waarom de verbalisant haar niet eerst een waarschuwing heeft gegeven. Betrokkene stelt direct te zijn afgestapt, heeft haar excuses aangeboden en is teruggelopen. Het was erg onoverzichtelijk, omdat er veel machines stonden. De gehele situatie duidt op onduidelijkheid. Voorts stelt betrokkene geen gevaar te hebben gevormd en daarom veel te zwaar gestraft te worden.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat er op dit moment sprake is van een identieke situatie bij het postkantoor in Breda, maar nu mag de gedraging wel. Betrokkene stelt niet gestopt te zijn om de borden te controleren.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene is in de tegengestelde richting de Keizerstraat ingereden. Ook bij wegwerkzaamheden mag van betrokkene worden verwacht dat zij op de hoogte is van de bebording. Ten tijde van de geconstateerde gedraging was er een C2 bord geplaatst. De verbalisant heeft de bevoegdheid om te kiezen om een waarschuwing te geven of een boete uit te schrijven. Hij mag beide. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft dit ook erkend. Een verbalisant heeft de bevoegdheid om te kiezen om een waarschuwing te geven of een boete uit te schrijven. Er stond ten tijde van de geconstateerde gedraging een verkeersbord. Het is belangrijk om juist met wegwerkzaamheden goed op te letten. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat het de kantonrechter bekend is dat de verkeerssituatie ter plaatse destijds erg onoverzichtelijk was. Betrokkene is er weliswaar ten onrechte doorheen gefietst, maar is vervolgens direct terug gegaan. Onder die omstandigheden is een waarschuwing passender dan een boete. De boete zal daarom worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 69,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: