ECLI:NL:RBZWB:2024:3058

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10835991 \ MB VERZ 23-689
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig op een plaats die bestemd is voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 4 april 2024 was de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden. Betrokkene had aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat zij bezig was met het afgeven en ophalen van pakketten, maar de kantonrechter oordeelde dat betrokkene niet voldoende had aangetoond dat zij aan de voorwaarden voor laden en lossen voldeed.

Daarnaast heeft de kantonrechter vastgesteld dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd vanwege deze schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de kantonrechter droeg de officier van justitie op om het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op 4 april 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10835991 \ MB VERZ 23-689
CJIB-nummer: 2062 5422 4994 7210
uitspraakdatum: 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
een voertuig parkeren op een plaats bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen op de Houtmarkt (op laad en los ter hoogte van 1a) te Breda op 25 mei 2022.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt een pakket af te hebben gegeven in een winkel en een ander pakket daar op te hebben gehaald. De motor van haar auto draaide nog en haar partner zat op de passagiersstoel. De verklaring van de handhaving dat zij tien minuten lang geen activiteit rond de auto van betrokkene hebben waargenomen is onjuist. De handhaving kwam pas aanrijden op het moment dat betrokkene de auto in stapte.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Laden en lossen moet gaan om het onmiddellijk en bij voortduring in- en uitladen van goederen uit de auto en voorts de auto elders parkeren. Daarbij moet het gaan om goederen van enige omvang of enig gewicht die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht. Betrokkene heeft gespecificeerd welke goederen en in en uit zijn geladen. Hieruit blijkt dat het geen goederen betreft die niet bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht. In dit geval is er sprake van parkeren.
Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Volgens vaste rechtspraak is pas sprake van laden en lossen als het gaat om het onmiddellijk en bij voortduring in- en uitladen van goederen gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Daarbij moet het gaan om goederen van enige omvang of enig gewicht die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat er ongeveer tien minuten geen laad- en losactiviteiten in en rondom het voertuig zijn waargenomen. Betrokkene heeft aangevoerd dat zij pakketten van Rituals aan het laden en lossen was, maar heeft hierbij niet aangegeven hoe groot en zwaar de pakketten waren. Betrokkene heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het pakket van Rituals zodanig groot of zwaar was dat zij de pakketten met de auto moest brengen en ophalen en gebruik moest maken van de laad- en losplek. Betrokkene was ook niet bij voortduring aan het laden en lossen, gezien de duur van inactiviteit. Aan beide voorwaarden van laden en lossen is niet voldaan.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,- plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: