ECLI:NL:RBZWB:2024:3059

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10845084 \ MB VERZ 23-700
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens parkeren op vergunninghoudersplaats

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de vereiste vergunning. De gedraging vond plaats op 27 juni 2022 te Breda. De betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 4 april 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.M. Oostdam. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, zoals beschreven in de verklaring van de verbalisant, voldoende bewijs biedt voor de opgelegde boete. De kantonrechter oordeelde dat de betrokkene geen overtuigende argumenten had aangedragen die de verklaring van de verbalisant in twijfel trokken. De boete werd daarom in eerste instantie als terecht opgelegd beschouwd.

Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord door de officier van justitie, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen vanwege de schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de inleidende beschikking werd gedeeltelijk gewijzigd, waarbij het bedrag dat de betrokkene te veel had betaald, moest worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10845084 \ MB VERZ 23-700
CJIB-nummer: 1062 5422 5052 4342
uitspraakdatum: 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[Betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op parkeerplaats vergunninghouders (bord E9) zonder vergunning voor dat voertuig op de Marksingel (ter hoogte van huisnummer 19) te Breda op 27 juni 2022 om 10:55 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht, want volgens betrokkene is deze zone niet alleen voor vergunninghouders. Betrokkene heeft een foto toegevoegd van de situatie ter plaatse.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene stond op een parkeerplaats voor vergunninghouders. Vijf meter naast de plek van betrokkene is het betaald parkeren. Het bord waaruit blijkt dat er sprake is van betaald parkeren staat dicht bij de plek waar betrokkene de auto had geparkeerd. Onder het bord staat een duidelijke pijl naar links. De beschikking is terecht opgelegd.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Daarbij is van belang dat de parkeerplekken aan de Marksingel grotendeels voor vergunninghouders zijn en deels voor betaald parkeren. Onder het bord waaruit blijkt dat het betaald parkeren is staat een pijl naar links. Uit Google Maps blijkt dat het bord enkele meters naast de plek waar betrokkene de auto had geparkeerd staat (zie hieronder). Betrokkene stond aan de rechterkant van het bord, dus in het deel voor vergunninghouders.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om de boete te matigen.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,- plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: