ECLI:NL:RBZWB:2024:3062

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10836018 \ MB VERZ 23-691
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren van een voertuig op een verboden plek op de Oude Vest te Breda op 11 mei 2022. Betrokkene stelde dat de boete niet redelijk was, omdat zij ten tijde van de gedraging werkzaam was voor de eigenaar van de stadsgalerij, die een ontheffing had ontvangen. Betrokkene voerde aan dat zij in afwachting was van de juiste ontheffing en dat de oude ontheffing met terugwerkende kracht geldig zou moeten zijn.

De officier van justitie verklaarde het beroep ongegrond, maar de kantonrechter oordeelde dat de gedraging vaststond. De rechter vond echter dat de officier van justitie de hoorplicht had geschonden, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter matigde de boete met 25% vanwege deze schending van de hoorplicht, en verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond. De officier van justitie werd opgedragen het te veel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures en de noodzaak voor de autoriteiten om de rechten van betrokkenen te respecteren. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de boete aangepast, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van verkeersboetes en administratieve handhaving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10836018 \ MB VERZ 23-691
CJIB-nummer: 3062 5422 4961 8040
uitspraakdatum: 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024 Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: een voertuig parkeren waar dat niet mag (bord E1, parkeerverbod(szone)) op de Oude Vest te Breda op 11 mei 2022 op 22:17 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat zij ten tijde van de gedraging werkzaam was voor de eigenaar van de stadsgalerij op wiens naam de parkeerontheffing staat. De eigenaar van de stadsgalerij had onterecht een ontheffing op kenteken ontvangen. Ondertussen heeft de eigenaar de juiste ontheffing gekregen. Tot de tijd dat de juiste ontheffing binnen was, werd de oude (en dus onjuiste) ontheffing gebruikt. Betrokkene stelt dat dit met terugwerkende kracht ook geldig zou moeten zijn voor de eerste maanden van 2022. Betrokkene heeft foto’s toegevoegd van de verschillende ontheffingen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft een ontheffing voor een ander kenteken. Het ligt op de weg van betrokkene om contact op te nemen met de gemeente of zij een andere ontheffing had mogen gebruiken. Dit is niet gebeurd. Door het uitblijven van informatie ziet de zittingsvertegenwoordiger geen aanleiding om de boete te matigen. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene heeft haar auto daar geparkeerd terwijl zij niet beschikte over een ontheffing op haar naam of op haar kenteken.
Het is voldoende duidelijk dat de gemeente voor die plek aan de eigenaar van de Stadsgalerij een jaarontheffing op kenteken heeft gegeven en later een ontheffing op naam. Uit de twee ontheffingen die zijn overgelegd blijkt echter niet dat – zoals betrokkene stelt – eerst een verkeerde ontheffing was afgegeven en dat betrokkene, in afwachting van de juiste ontheffing, daar mocht parkeren met de verkeerde ontheffing. Informatie van de gemeente die haar stelling zou kunnen bevestigen ontbreekt. Bovendien blijkt niet dat de ontheffing in de auto lag, wat een voorwaarde is bij gebruik van zo’n ontheffing.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen aanleiding om de boete te matigen.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,- plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 25,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: