ECLI:NL:RBZWB:2024:3070

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10835953 \ MB VERZ 23-683
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onterecht opgelegde sanctie voor laden en lossen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het parkeren van haar voertuig op een laad- en losplek, terwijl zij beweerde dat zij bezig was met het lossen van zware trommels. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 4 april 2024 heeft betrokkene toegelicht dat zij door fysieke beperkingen slechts één trommel per keer naar haar woning op de tweede verdieping kon brengen. Ze stelde dat ze op de juiste manier gebruik maakte van de laad- en losplek en dat de boete onterecht was opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie voerde aan dat betrokkene te lang weg was geweest van het voertuig, waardoor niet voldaan zou zijn aan de voorwaarden voor laden en lossen.

De kantonrechter heeft overwogen dat de gedraging van betrokkene wel degelijk had plaatsgevonden, maar dat de omstandigheden, waaronder de zware aard van de goederen en de tijd die nodig was om deze te lossen, in haar voordeel spreken. De rechter oordeelde dat het onbillijk zou zijn om een boete op te leggen in deze situatie. Daarom verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en droeg de officier op het betaalde bedrag van € 109,- aan betrokkene terug te betalen. Deze uitspraak is definitief en er is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10835953 \ MB VERZ 23-683
CJIB-nummer : 7062 5422 4884 7931
uitspraakdatum : 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
een voertuig parkeren op een plaats bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen op de Kronenburgwerf te Breda op 11 april 2022 om 12:04 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat zij drie zware (samba)trommels naar haar woning op de 2e etage aan het brengen was en wel degelijk goederen aan het lossen was. Betrokkene kan door haar reuma en twee schouderprotheses maar één trommel per keer naar boven brengen. Haar appartement ligt aan het einde van de galerij. Het lossen zal ongeveer een kwartier geduurd hebben. Toen betrokkene beneden kwam, zag zij een boete op haar voorruit. Als reactie hierop heeft zij contact opgenomen met de gemeente en de woningstichting en die vertelden aan haar dat zij op een juiste manier gebruik heeft gemaakt van de laad- en losplaats. Nadat betrokkene alle trommels naar boven had gebracht, heeft zij haar auto verplaatst naar haar eigen gratis parkeerplek.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat zij de trommels één voor één naar boven had gebracht, omdat de trommels te zwaar zijn. Als betrokkene voortdurend aan het laden en lossen zou zijn geweest, had zij de trommels onbeheerd achter moeten laten.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De verbalisant heeft geconstateerd dat betrokkene voor ongeveer tien minuten haar auto op de laad- en losplek had staan. Betrokkene geeft ook aan dat zij ongeveer vijftien minuten aan het laden en lossen was op die plek. Laden en lossen kent geen tijdlimiet, maar het moet gaan over het onmiddellijk en bij voortduring in- en uitladen van goederen uit de auto. Betrokkene is bij de officier van justitie niet gewezen op het recht om gehoord te worden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen met 25% aangezien er sprake is geweest van schending van de hoorplicht.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat is komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
Daarbij is van belang dat er volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden pas sprake is van laden en lossen als het gaat om het onmiddellijk en bij voortduring in- en uitladen van goederen gedurende de tijd die daarvoor nodig is. Daarbij moet het gaan om goederen van enige omvang of enig gewicht die niet of bezwaarlijk anders dan per voertuig ter plaatse kunnen worden opgehaald of gebracht.
In dit geval stelt de verbalisant dat betrokkene te lang weg is geweest bij het voertuig, nu er 10 minuten geen activiteit is waargenomen. In beginsel is volgens vaste rechtspraak bij zo’n relatief lange duur van inactiviteit geen sprake meer van “bij voortduring in- en uitladen”. Dat betekent dat niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor laden en lossen.
Betrokkene voert aan grote en zware spullen naar boven te hebben gebracht. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat zij zware trommels aan het lossen was en dat daar meer tijd voor nodig was. De kantonrechter is van oordeel dat het onder deze omstandigheden onbillijk is om een boete op te leggen. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: