Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 8 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Westerparklaan in Breda op 12 november 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, maar deze heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 20 november 2023 is betrokkene niet verschenen, maar heeft hij wel de zekerheid betaald die nodig was om het beroep te kunnen behandelen. Op de zitting van 4 april 2024 is de zaak opnieuw behandeld, waarbij de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.M. Oostdam, aanwezig was. Betrokkene was wederom afwezig. De kantonrechter heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op 5 januari 2023 eindigde, maar dat het beroepschrift pas op 9 januari 2023 was ontvangen, wat te laat was.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het te laat indienen van het beroep niet aan hem kan worden toegerekend. Hierdoor heeft de kantonrechter geconcludeerd dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De kantonrechter heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, wat betekent dat de oorspronkelijke boete blijft staan. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.