ECLI:NL:RBZWB:2024:3073

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10670071 \ MB VERZ 23-431
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie inzake verkeersboete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 8 kilometer per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Westerparklaan in Breda op 12 november 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, maar deze heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 20 november 2023 is betrokkene niet verschenen, maar heeft hij wel de zekerheid betaald die nodig was om het beroep te kunnen behandelen. Op de zitting van 4 april 2024 is de zaak opnieuw behandeld, waarbij de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.M. Oostdam, aanwezig was. Betrokkene was wederom afwezig. De kantonrechter heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie op 5 januari 2023 eindigde, maar dat het beroepschrift pas op 9 januari 2023 was ontvangen, wat te laat was.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die zouden rechtvaardigen dat het te laat indienen van het beroep niet aan hem kan worden toegerekend. Hierdoor heeft de kantonrechter geconcludeerd dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De kantonrechter heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, wat betekent dat de oorspronkelijke boete blijft staan. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10670071 \ MB VERZ 23-431
CJIB-nummer : 8062 5422 5385 4065
uitspraakdatum : 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak heeft op 20 november 2023 op zitting gestaan omdat betrokkene had aangegeven de zekerheid niet te kunnen betalen. Op die zitting is betrokkene niet verschenen. Omdat het draagkrachtverweer niet was onderbouwd heeft de kantonrechter betrokkene vier weken gegeven om alsnog de zekerheid te betalen. Betrokkene heeft tijdig de zekerheid betaald.
De zaak is opnieuw behandeld op de zitting van 4 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 8 kilometer per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom op de Westerparklaan (kruising Weerschijnvlinder) te Breda op 12 november 2022 om 15:49 uur op.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij de zekerheidstelling niet gaat betalen, omdat hij niet fout is en dat hij geen goede reden hoeft te geven waarom hij te laat beroep had ingesteld. Betrokkene stelt dat hij veilig rijdt en dit niet verder wil onderbouwen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, omdat het beroep bij de officier van justitie niet tijdig is ingesteld en die termijnoverschrijding ook niet verschoonbaar is.

Overwegingen

De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 5 januari 2023. De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 9 januari 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft echter geen reden gegeven waarom hij te laat was. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep tegen die beslissing is dan ook ongegrond. Dit betekent dat de kantonrechter niet toekomt aan de beoordeling of de boete terecht is opgelegd.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: