ECLI:NL:RBZWB:2024:3076

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 april 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
10905633 \ MB VERZ 24-97
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene, vertegenwoordigd door mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts, had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Kapittelweg te Breda op 5 september 2022. De gemachtigde stelde dat de boete onterecht was opgelegd, omdat de waarneming niet voldoende was geconcretiseerd en de verbalisant niet had kunnen vaststellen dat het om een telefoon ging. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna de zaak voor de kantonrechter kwam.

Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C.M. Oostdam, was wel aanwezig. De kantonrechter oordeelde dat uit de verklaring van de verbalisant voldoende bleek dat de gedraging was verricht. De kantonrechter benadrukte dat in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van die verklaring twijfelen.

De kantonrechter concludeerde dat er geen reële mogelijkheid was voor de verbalisant om de bestuurder staande te houden, omdat deze in een privéauto reed zonder de benodigde middelen. De boete was daarom terecht aan de kentekenhouder opgelegd. De kantonrechter wees het verzoek om proceskostenvergoeding af en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10905633 \ MB VERZ 24-97
CJIB-nummer : 5062 5422 5217 6721
uitspraakdatum : 4 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. drs. C.M.J.E.P. Meerts (Meerts Belastingadvies en Rechtsbijstand B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Gemachtigde heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 4 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.M. Oostdam (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Kapittelweg te Breda op 5 september 2022 om 11:05 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete onterecht is opgelegd. De waarneming is niet geconcretiseerd, terwijl deze gemotiveerd is ontkend. Zonder staandehouding en deugdelijke waarneming kan de verbalisant niet gevolgd worden dat het een telefoon zou zijn geweest in plaats van de agenda die werd vastgehouden. Er was wel een mogelijkheid om over te gaan tot staandehouding, dus is ten onrechte de kentekenhouder bekeurd in plaats van de bestuurder. Voorts verzoekt de gemachtigde een proceskostenvergoeding toe te wijzen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het aanvullend proces-verbaal van 21 maart 2023 blijkt dat de verbalisant ten tijde van de constatering van de gedraging in een privéauto zonder transparant reed. Hierdoor had de verbalisant geen reële mogelijkheid om betrokkene staande te houden. Dat de verbalisant tijdstippen door elkaar heeft gehaald is niet relevant aangezien betrokkene niet in haar verdediging in geschaad. Betrokkene weet vanuit het aanvullend proces-verbaal duidelijk wat haar verweten wordt.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken. De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat betrokkene een mobiele telefoon heeft vastgehouden. De verbalisant heeft even naast haar gereden en dat goed kunnen zien.
Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de verbalisant de bestuurder staande houdt en zijn/haar identiteit vaststelt, zodat hem/haar een boete kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de boete aan de kentekenhouder worden opgelegd.
Volgens het aanvullend proces-verbaal heeft de verbalisant afgezien van staandehouding omdat hij met een privé voertuig reed en dus niet beschikte over middelen tot staandehouding, zoals een stoptransparant of optische- en geluidssignalen. Naar het oordeel van de kantonrechter was er dan ook geen reële mogelijkheid tot staandehouding. De boete is dus terecht opgelegd aan de kentekenhouder.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. Het is slordig dat er een verschil tussen de tijdstippen van de twee boetes zit, maar door het aanvullend proces-verbaal is het duidelijk welke gedragingen de verbalisant bedoelt en dat deze in dezelfde tijdspanne zijn verricht. Betrokkene is niet geschaad in haar belangen en weet precies waarvoor zij een boete opgelegd heeft gekregen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: