In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Backer en Ruebweg te Breda op 25 april 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 4 april 2024 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. C.M. Oostdam, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de standpunten van beide partijen gehoord. Betrokkene voerde aan dat hij niet door rood licht had gereden, maar door oranje, en dat het boetebedrag te hoog was gezien zijn financiële situatie. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter bewijsstukken overlegd, waaronder foto’s, waaruit blijkt dat betrokkene daadwerkelijk door rood licht is gereden.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de overgelegde foto’s. Betrokkene heeft onvoldoende onderbouwd waarom de boete gematigd zou moeten worden, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat het beroep ongegrond is. De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.