ECLI:NL:RBZWB:2024:3094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
C/02/408969 / FA RK 23-1999
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. van Noort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorgregeling in een familiezorgzaak met betrekking tot een minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2024, is een voorlopige zorgregeling vastgesteld voor de minderjarige, waarbij de vrouw, verzoekster, en de man, verweerder, betrokken zijn. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw om de zorgregeling te wijzigen en vervangende toestemming voor een buitenlandse vakantie te verlenen, in afwachting van de uitkomsten van hulpverlening, voorlopig aangehouden. De zaak betreft een complexe situatie waarin de communicatie tussen de ouders moeizaam verloopt en er zorgen zijn over de stabiliteit van de thuissituatie van de minderjarige. De rechtbank heeft eerder op 28 juni 2023 een voorlopige zorgregeling vastgesteld, die nu wordt herzien. De vrouw heeft verzocht om de zorgregeling uit te breiden, terwijl de man zich zorgen maakt over de gevolgen van deze uitbreiding voor de minderjarige. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige voorlopig van zondagochtend tot woensdagochtend bij de vrouw zal verblijven, in het belang van de minderjarige. De zaak is aangehouden tot 10 september 2024, waarbij partijen worden verzocht om de stand van zaken met betrekking tot de hulpverlening te rapporteren. De rechtbank benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en de noodzaak om de belangen van de minderjarige voorop te stellen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie: Middelburg
Zaaknummer: C/02/408969 / FA RK 23-1999
Datum uitspraak: 10 mei 2024
Nadere beschikking betreffende wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en vervangende toestemming voor buitenlandse vakantie
in de zaak van
[de vrouw](hierna: de vrouw),
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster,
advocaat: mr. E.G.S.N. Asselbergs te ‘s-Gravenhage,
tegen
[de man](hierna: de man),
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder,
advocaat: mr. P.G.W. van Wees te Arnhem.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het nadere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg van 28 juni 2023 en alle daarin opgenomen stukken;
- het F9-formulier van mr. Asselbergs van 12 december 2023;
- het F9-formulier van mr. Van Wees van 9 januari 2024.
1.2
De verzoeken zijn nader mondeling behandeld op 25 maart 2024. Bij die behandeling zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster namens de Raad.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar de tussenbeschikking van 28 juni 2023. Bij deze beschikking is onder wijziging van de beschikking van 24 juni 2022 ten aanzien van de in het ouderschapsplan van 10 april 2022 tussen partijen overeengekomen zorgregeling, bepaald dat de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vrouw
voorlopig,totdat partijen tot overeenstemming zijn gekomen of in rechte definitief is beslist, wordt hervat in die zin dat [minderjarige] elke week, met ingang van zondag 18 juni 2023 om 10:30 uur, van zondagochtend tot dinsdagavond bij de vrouw verblijft. De beslissing op de verzoeken van de vrouw en het zelfstandig verzoek van de man zijn voorts aangehouden tot 12 december 2023 pro forma in afwachting van het verloop van de vanuit de SCHIP-therapie betrokken hulpverlening om de onderlinge communicatie en verstandhouding van partijen te verbeteren.
2.2
Bij F9-formulier van 12 december 2023 heeft mr. Asselbergs laten weten dat de bij beschikking van 28 juni 2023 vastgelegde voorlopige zorgregeling, inhoudende dat [minderjarige] elke week van zondagochtend tot dinsdagavond bij de vrouw verblijft, naar behoren verloopt. De SCHIP-therapie loopt nog steeds, maar de afspraken worden regelmatig afgezegd en het lukt partijen niet om tot nadere afspraken met elkaar te komen. De vrouw wenst nog steeds een uitbreiding van de zorgregeling in die zin dat [minderjarige] elke week van zondagochtend tot en met woensdagochtend bij de vrouw verblijft. Daarnaast wordt het verzoek om de vrouw vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] in de zomervakantie van 2023 naar Curaçao te gaan gewijzigd, in die zin dat de vrouw verzoekt om vervangende toestemming om eens per jaar met [minderjarige] naar de Antillen te reizen in een schoolvakantie.
2.3
Bij F9-formulier van 9 januari 2024 heeft mr. Van Wees te kennen gegeven dat de man niet instemt met de door de vrouw verzochte uitbreiding van de zorgregeling. Dit is niet in het belang van [minderjarige] , omdat de zorgregeling de afgelopen maanden niet naar behoren is verlopen doordat de vrouw dakloos is geweest en de vrouw inmiddels is verhuisd naar [woonplaats 1] , op ruim 30 minuten rijden van de school van [minderjarige] . De man vindt het daarnaast zorgelijk dat de vrouw [minderjarige] blijft betrekken bij volwassenzaken en de vrouw zich nog steeds, in het bijzijn van [minderjarige] , op negatieve wijze uitlaat over de man en zijn ouders.
2.4
Gelet op het voorgaande liggen thans nog ter beoordeling voor de (deels gewijzigde) verzoeken van de vrouw om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
I. dat er een gewijzigde reguliere zorgregeling zal zijn die inhoudt dat [minderjarige] elke week van zondagochtend tot woensdagochtend bij de vrouw zal zijn, dan wel een regeling te bepalen die de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren;
II. dat – ter vervanging van de toestemming van de man – vervangende toestemming wordt verleend aan de vrouw om jaarlijks met [minderjarige] in een schoolvakantie naar de Antillen af te reizen.
Tevens ligt ter beoordeling voor het zelfstandige verzoek van de man, waarbij de man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, bij beschikking te bepalen dat de zorg- en contactregeling tussen de vrouw en [minderjarige] wordt gewijzigd waarbij de vrouw iedere maandag omgang heeft met [minderjarige] uit school tot en met 19:00 uur en waarbij er een opbouwregeling wordt bepaald die de rechtbank in goede justitie juist acht en waarbij de vakantieregeling van het ouderschapsplan voor de duur van zes maanden wordt geschorst.
2.5
De rechtbank overweegt als volgt.
2.5.1
Tijdens de nadere mondelinge behandeling van 25 maart 2024 hebben ouders aangegeven dat zij de bij beschikking van 28 juni 2023 voorlopig bepaalde zorgregeling naleven. De man maakt zich wel zorgen en ziet dat [minderjarige] de laatste tijd steeds minder graag naar de vrouw wil. Ook hebben ouders aangegeven dat de ingezette hulpverlening in de vorm van het traject parallel solo ouderschap (hierna: PSO-traject) en het traject bij de kinderpsycholoog thans nog niet zijn afgerond. De uitkomsten van deze trajecten worden binnen enkele maanden verwacht. Volgens de vrouw trekt de man de zorg en opvoeding van [minderjarige] volledig naar zich toe en treedt hij niet met haar in overleg, waardoor zij niets meer over [minderjarige] te zeggen heeft. De rechtbank begrijpt dat de vrouw een gelijkwaardige verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor [minderjarige] wenst, waarbij [minderjarige] tot woensdagochtend bij de vrouw kan verblijven. In dat kader heeft de vrouw opgemerkt dat het, nu zij een woning in [woonplaats 1] heeft gevonden, niet goed mogelijk is om [minderjarige] op dinsdag uit school mee te nemen naar de woning van de vrouw en [minderjarige] dan aan het einde van de middag weer op tijd bij de man af te zetten. De rechtbank begrijpt voorts dat de vrouw graag met [minderjarige] op vakantie wil naar Curaçao, zodat zij [minderjarige] kennis kan laten maken met haar roots. Daarbij heeft de vrouw aangegeven dat het niet haar bedoeling is om daar met [minderjarige] te blijven. De vrouw vindt het belangrijk dat [minderjarige] een opleiding gaat volgen in Nederland en haar leven hier kan leiden bij de man en de vrouw. Door de vrouw is verzocht de verzoeken niet nogmaals aan te houden, zodat partijen verder kunnen. Door de man is verzocht om de verzoeken aan te houden, omdat het volgens hem thans te vroeg is voor een eindbeslissing nu het PSO-traject recent is gestart en de kinderpsycholoog op korte termijn met een eindrapport komt. De resultaten van de hulpverlening moeten volgens de man eerst worden afgewacht. Het is de rechtbank daarnaast gebleken dat de man er weinig vertrouwen in heeft dat de vrouw terugkomt wanneer zij met [minderjarige] naar Curaçao gaat, omdat de vrouw in het verleden al eens voor een lange tijd naar Curaçao is vertrokken, de vrouw toen zij terugkwam aangaf dat zij daar met [minderjarige] naartoe wilde verhuizen en de vrouw daar al haar familie heeft wonen en zelf ook huisvesting heeft. De man heeft daarnaast veel zorgen over [minderjarige] in de thuissituatie bij de vrouw en kan daarom niet instemmen met een co-ouderschap. Volgens de man ontbreekt het [minderjarige] bij de vrouw aan stabiliteit en houdt de vrouw onvoldoende rekening met de belangen van [minderjarige] , doordat de vrouw [minderjarige] tegen haar wil in betrekt bij de kerk en het geloof waar de vrouw zich mee aan het inlaten is. Mede daardoor vertoont [minderjarige] de laatste tijd steeds meer weerstand tegen het verblijf bij de vrouw. Verder houdt de vrouw zich volgens de man onvoldoende aan de afspraken en is het niet mogelijk om met de vrouw te communiceren, aangezien de vrouw de man negeert of negatief benadert. De communicatie verloopt thans volledig via [minderjarige] . Een uitbreiding van de zorgregeling acht de man niet in het belang van [minderjarige] .
2.5.2
De rechtbank constateert dat er de afgelopen tijd nog geen verbetering is opgetreden in de verstandhouding van partijen en dat de situatie van [minderjarige] nog onvoldoende is verbeterd. De onderlinge oudercommunicatie verloopt nog steeds zeer moeizaam en er bestaat tussen de man en de vrouw veel wantrouwen over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Beide partijen verwijten elkaar niet goed (genoeg) voor [minderjarige] te zorgen en de andere ouder onvoldoende op de hoogte te houden. Het PSO-traject loopt nog en in het traject bij de kinderpsycholoog wordt binnenkort een rapportage verwacht. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat een definitieve beslissing ten aanzien van de zorgregeling en een beslissing ten aanzien van de vervangende toestemming voor de vakanties naar Curaçao thans nog niet gegeven kunnen worden. Gelet op de tegenstrijdige standpunten van partijen acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd om te kunnen bepalen wat er in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is.
De rechtbank is verder van oordeel dat de voorlopige zorgregeling, zoals die is bepaald bij beschikking van 28 juni 2023, conform het advies van de Raad, voorlopig kan worden uitgebreid, in die zin dat [minderjarige] de komende tijd van zondagochtend tot woensdagochtend bij de vrouw zal verblijven. Daartoe overweegt de rechtbank dat de huidige regeling vanwege de reisafstand naar de woning van de vrouw met zich meebrengt dat [minderjarige] op dinsdagmiddag ofwel uit school heen en weer moet reizen naar de vrouw en de man ofwel die middag niet bij de vrouw thuis kan verblijven en deze tijd elders (bij vriendinnen) moet opvullen. Dit vindt de rechtbank onrustig voor [minderjarige] en niet praktisch, en derhalve niet in het belang van [minderjarige] . [minderjarige] zal naar het oordeel van de rechtbank meer rust ervaren wanneer zij op dinsdag bij de vrouw kan verblijven en dan op woensdagochtend door de vrouw naar school wordt gebracht. Zo kan [minderjarige] bovendien voldoende tijd met de vrouw doorbrengen. Daarom zal de rechtbank de zorgregeling voorlopig, in afwachting van de uitkomsten van de hulpverlening, uitbreiden conform het verzoek van de vrouw.
2.5.3
De rechtbank zal de zaak voor het overige opnieuw aanhouden voor de duur van vier maanden tot de in de beslissing opgenomen pro formadatum. Hierbij verwacht de rechtbank van de advocaten van partijen dat zij uiterlijk op die datum of zoveel eerder als aan de orde is de stand van zaken met betrekking tot het PSO-traject en het traject bij de kinderpsycholoog kenbaar maken en zich uitlaten over het gewenste verdere procesverloop. Tevens wordt de Raad verzocht om aan de hand van de ontwikkelingen de rechtbank nader te adviseren omtrent de (definitieve) zorgregeling en de door de vrouw verzochte toestemming voor vakanties naar Curaçao. Indien blijkt dat er een mondelinge behandeling dient plaats te vinden, verwacht de rechtbank dat de advocaten de verhinderdata voor de alsdan komende drie maanden doorgeven.
Partijen hebben geen verdeling van aanstaande zomervakantie verzocht. De rechtbank gaat ervan uit dat – gelet op de overeenstemming die partijen vorig jaar hadden bereikt – partijen ook nu in staat zijn om een verdeling voor aanstaande zomervakantie af te spreken.
2.5.4
Ten slotte wenst de rechtbank nog op te merken dat de communicatie tussen partijen grote verbetering behoeft. De rechtbank begrijpt dat de vrouw erg weinig met de man communiceert en hem niet tot nauwelijks op de hoogte houdt van nieuwe ontwikkelingen, waardoor de man deze informatie via [minderjarige] moet vernemen. Dit acht de rechtbank nadrukkelijk niet in het belang van [minderjarige] en daar moet een verandering in gaan komen. Ook de man zal zich moeten blijven inzetten om de verstandhouding en communicatie tussen partijen in het belang van [minderjarige] te verbeteren. Partijen zullen ook in het PSO-traject daar hun best voor moeten doen. Voorts wordt van de vrouw verwacht dat zij alert is op de mogelijkheid dat [minderjarige] weerstand vertoont tegen de kerkbezoeken. In dat geval wordt van de vrouw verwacht dat zij daar adequaat op reageert.
2.5.5
In afwachting van verdere berichtgeving van partijen en de resultaten van beide trajecten, houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt, onder wijziging van de beschikking van 28 juni 2023, dat de vrouw en de [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
voorlopiggerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende iedere week van zondagochtend tot woensdagochtend;
3.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3
houdt de beslissing op de verzoeken van de vrouw en het zelfstandig verzoek van de man aan tot
10 september 2024 PRO FORMA, met het verzoek aan de advocaten om uiterlijk dan te rapporteren over het verloop/de uitkomsten van het PSO-traject en het traject bij de kinderpsycholoog, zich uit te laten over het gewenste verdere procesverloop en, indien een mondelinge behandeling noodzakelijk wordt geacht, de verhinderdata voor de alsdan komende drie maanden in te dienen, en met het verzoek aan de Raad om aan de hand van de ontwikkelingen een advies uit te brengen over de voorliggende verzoeken;
3.4
behoudt zich iedere (nadere) beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Noort, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.