Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
2.De feiten
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2022 te [geboorteplaats] .
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende gezamenlijk gezag over een minderjarige. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars, en de man, eveneens vertegenwoordigd door dezelfde advocaat, hebben een verzoek ingediend om gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2022. De man heeft de Gambiaanse nationaliteit, terwijl de vrouw en het kind de Nederlandse nationaliteit bezitten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, aangezien de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft. Het verzoek is mondeling behandeld op 25 maart 2024, waarbij beide partijen en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
Echter, op 16 april 2024 heeft mr. Schijvenaars het verzoek tot gezamenlijk gezag ingetrokken, omdat het gezamenlijk gezag inmiddels was aangetekend in het gezagsregister. Aangezien het verzoek niet meer voorligt, heeft de rechtbank besloten het verzoek af te wijzen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. De Haas. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.