ECLI:NL:RBZWB:2024:3113

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
13 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421206 / FA RK 24/1733
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Meyboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging op zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 29 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. Deze beschikking is voortgekomen uit een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van twaalf maanden, aansluitend op een eerdere zorgmachtiging. De betrokkene, geboren in 1974, is gediagnosticeerd met een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type en vertoont zorgmijdend gedrag. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 april 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.M.M. Heesmans. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene niet bereid was om te verschijnen en dat zij geen ziektebesef heeft. De advocaat heeft verzocht om het verzoek af te wijzen, maar de rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de verzoeken van de officier van justitie voor verplichte zorg toegewezen, met uitzondering van enkele vormen die niet noodzakelijk werden geacht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn en dat de voorgestelde zorg evenredig en effectief is. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van twaalf maanden, met de mogelijkheid tot opname en beperking van de bewegingsvrijheid, en de beschikking is mondeling gegeven door rechter Meyboom en schriftelijk uitgewerkt op 13 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/421206 / FA RK 24/1733
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op zorgmachtiging
Beschikking van 29 april 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. M.M.M. Heesmans te Roosendaal.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift van 11 april 2024, ingekomen ter griffie op 11 april 2024, met de volgende bijlagen:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 9 april 2024;
- de medische verklaring van 4 april 2024;
- een zorgplan van 8 april 2024;
- een (niet ingevulde) zorgkaart van 9 april 2024;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en Wvggz;
- een afschrift van de justitiële documentatie.
- de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda van 15 mei
2023 op het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging;
- het e-mailbericht van het Bureau Geneesheer-directeur van 16 april 2024;
- het e-mailbericht van mr. Heesmans van 19 april 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 29 april 2024 op een locatie van GGZ WNB aan [adres] te [plaats] .
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- mevr. [naam 1] , casemanager;
- mevr. [naam 2] , GGZ-psycholoog.
1.4
De officier van justitie is, zoals hij al aangaf in zijn verzoek, niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.
1.5
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene niet bereid is zich te doen horen. Uit het e-mailbericht van het Bureau Geneesheer-directeur van 16 april 2024 volgt dat betrokkene niet aanwezig wil zijn tijdens de mondelinge behandeling. De advocaat van betrokkene bevestigt dit per e-mailbericht van 19 april 2024, waarin mr. Heesmans aangeeft dat zij de zaak met betrokkene heeft besproken en dat zij ervoor heeft gekozen om niet aanwezig te zijn tijdens de mondelinge behandeling. Wel wil betrokkene dat de advocaat haar vertegenwoordigt en namens betrokkene verweer voert. Dat de mondelinge behandeling is verplaatst naar een locatie van GGZ WNB maakt hierin geen verschil. Tijdens de mondelinge behandeling benoemt de casemanager nog dat betrokkene vorig jaar ook niet aanwezig was. Ook niet nadat de zaak vorig jaar was aangehouden. Met instemming van alle aanwezigen heeft de rechtbank besloten om de zaak buiten aanwezigheid van betrokkene te behandelen.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
De advocaat van betrokkene verzoekt primair om het verzoek af te wijzen. Betrokkene vindt dat het goed met haar gaat en is van mening dat zij geen zorg nodig heeft. Betrokkene wil dan ook geen zorgmachtiging. Subsidiair verzoekt de advocaat om de vormen van zorg “opnemen in een accommodatie” en “beperken van de bewegingsvrijheid” niet toe te wijzen. Die vormen van verplichte zorg zijn onvoldoende voorzienbaar. De afgelopen negen maanden is een korte opname voor het zetten van het depot niet nodig geweest. Daarbij komt dat er ook minder ingrijpende alternatieven zijn om de depotmedicatie toe te dienen, zoals de inzet van de politie, de inzet van verplichte zorg op grond van artikel 8:11 Wvggz of het afgeven van een crisismaatregel. Meer subsidiair verzoekt de advocaat om de duur van een gesloten opname te beperken tot een kortdurende opname voor enkel het zetten van het depot. Verder benoemt de advocaat nog dat betrokkene zich niet per definitie tegen medicatie verzet. Vanwege de bijwerkingen wil zij andere medicatie dan zij nu heeft. Zo zou betrokkene bijvoorbeeld orale medicatie willen innemen.
3.2
De casemanager vindt dat het verzoek moet worden toegewezen, waarbij enkel de vorm van zorg “verrichten van medische controles” niet nodig is. Betrokkene is namelijk zorgmijdend. Zij belt afspraken af en doet de deur niet open. Ook ontkent betrokkene nog steeds dat zij een psychiatrische stoornis heeft en is er voortdurend strijd om de depotmedicatie. Eerder is de dosering van de depotmedicatie op verzoek van betrokkene verlaagd. Recent heeft zij opnieuw om een verlaging gevraagd, maar dat is niet mogelijk. Sinds ongeveer vier maanden wil betrokkene andere, orale medicatie en niet langer de depotmedicatie. Dit vanwege de bijwerkingen. Zo is zij in een paar maanden dertig kilo aangekomen. De casemanager legt uit dat orale medicatie niet passend is, omdat er dan onvoldoende zicht op de medicatie inname van betrokkene is. Eerder is betrokkene met de orale medicatie niet medicatietrouw gebleken als gevolg waarvan zij achteruit is gegaan en opnieuw een gevaar voor zichzelf en haar omgeving vormde. Daarbij komt dat de orale medicatie (dezelfde) bijwerkingen kent. Door de zorgmachtiging met daarin opgenomen de mogelijkheid om betrokkene kortdurend op te nemen om het depot te zetten, accepteert betrokkene op dit moment (onder dwang) het depot. Betrokkene wil namelijk niet door de politie en/of de ambulance worden opgehaald om middels een korte opname de depotmedicatie toegediend te krijgen. De laatste keer dat betrokkene moest worden opgenomen om het depot te zetten, was ongeveer negen maanden geleden. De casemanager vindt het nog steeds voorzienbaar dat een kortdurende opname voor het zetten van het depot nodig kan zijn. Als het opnemen in een accommodatie en het beperken van de bewegingsvrijheid niet worden toegewezen, bestaat er een reële kans dat betrokkene de depotmedicatie weigert of de deur niet open doet.
3.3
De GGZ-psycholoog geeft aan dat moet worden voorkomen dat betrokkene psychotisch ontregelt en opnieuw een gevaar voor zichzelf en anderen vormt. Zij is nu negen maanden stabiel en dat moet zo blijven. Het zetten van het depot moet in een gecontroleerde omgeving gebeuren. Het is niet verstandig om dat in een thuissituatie te doen, omdat deze een veilige omgeving voor betrokkene moet blijven. Daarnaast is er dan onvoldoende zicht op de impact van het zetten van het depot op betrokkene, omdat GGZ daarna weggaat.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en middelengerelateerde en verslavingsstoornissen. Betrokkene heeft een schizoaffectieve stoornis van het bipolaire type. Betrokkene is achterdochtig en angstig. Ook heeft zij geen ziektebesef en -inzicht.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige immateriële schade, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Wanneer betrokkene psychotisch ontregelt vertoont zij fors fysiek agressief gedrag richting zichzelf en derden. Eerder heeft zij zelfmoordpogingen ondernomen. Verder kan betrokkene zichzelf tijdens een psychotische ontregeling slecht verzorgen, vervuilt haar woning en veroorzaakt zij overlast in de buurt, waarbij het risico bestaat dat zij haar woning kwijt raakt.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. De casemanager heeft toegelicht dat betrokkene zorgmijdend is en geregeld afspraken afzegt of de deur niet opendoet. Daarnaast is betrokkene in het verleden medicatieontrouw geweest en zoekt zij telkens opnieuw de strijd over de (dosering van de) depotmedicatie op. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- beperken van de bewegingsvrijheid
– in geval van opname;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie
– kortdurend voor het zetten van de depotmedicatie.
De overige door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg worden door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de casemanager tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat deze zorg niet nodig is om het ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank zal deze vorm van verplichte zorg dan ook afwijzen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de verzochte duur van twaalf maanden.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
29 april 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Meyboom, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2024 in tegenwoordigheid van mr. Vork als griffier, en op 13 mei 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.