ECLI:NL:RBZWB:2024:3124

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421183 / JE RK 24-643
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen door de kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De ondertoezichtstelling was oorspronkelijk ingesteld bij beschikking van 24 mei 2022 en was verlengd tot 24 mei 2024. De Gecertificeerde Instelling (GI), Stichting Jeugdbescherming Brabant, heeft verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling met een jaar, omdat er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarigen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 mei 2024 waren de ouders van de minderjarigen aanwezig, evenals een vertegenwoordiger van de GI. De vader en de moeder hebben beiden ingestemd met de verlenging van de ondertoezichtstelling, waarbij de moeder geen verweer heeft gevoerd tegen het verzoek van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarigen momenteel bij de vader wonen en dat er positieve ontwikkelingen zijn, maar dat er nog werk aan de winkel is, vooral op het gebied van de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor de duur van een jaar, met ingang van 24 mei 2024, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd ondanks een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421183 / JE RK 24-643
Datum uitspraak: 2 mei 2024
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT, gevestigd te Etten-Leur,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag] 2014 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] .
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. N. Schiettekatte te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift van de GI van 11 april 2024 met bijlagen, ontvangen op 11 april 2024;
- de stelbrief van mr. Schiettekatte van 29 april 2024, ontvangen op 29 april 2024;
- de aanvullende informatie van de GI, ontvangen op 29 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI en een stagiaire.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van 24 mei 2022 zijn [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 24 mei 2022 en tot 24 mei 2023.
2.2.
Bij beschikking van 30 september 2022 is een machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen in een pleeggezin met ingang van 30 september 2022 en tot 24 mei 2023.
2.3.
Bij beschikking van 22 mei 2023 is een machtiging verleend om [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen bij de vader met ingang van 22 mei 2023 en tot 24 mei 2023.
2.4.
Bij beschikking van 22 mei 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd met ingang van 24 mei 2023 en tot 24 mei 2024. Tevens is bij deze beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] bij de vader verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling.
2.5.
Bij beschikking van 30 januari 2024 is bepaald dat het gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voortaan alleen aan de vader toekomt.
2.6.
Bij beschikking van 8 maart 2024 is het verzoek van de GI tot wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden tot woensdag 22 mei 2024 pro forma, in afwachting van nadere berichtgeving van de GI.
2.7.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] wonen bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] te verlengen voor de duur van een jaar, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar de overgelegde stukken. Het gaat naar omstandigheden goed met de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Voor hen is passende therapie ingezet en zij lijken steeds meer rust te ervaren nu zij bij de vader wonen. De eerder vastgestelde ontwikkelingsbedreigingen zijn echter nog niet weggenomen. Er is nog steeds sprake van veel wantrouwen en een gebrekkige communicatie tussen de ouders, waardoor de minderjarigen klem en verloren raken tussen hen. Daarnaast lukt het de moeder (nog) niet om de belangen van de minderjarigen voorop te stellen. Tijdens de begeleide bezoekmomenten blijft de moeder de minderjarigen emotioneel belasten en is zij niet aanspreekbaar of corrigeerbaar. Daarom dient de frequentie van de bezoekmomenten volgens de GI te worden gewijzigd van eens per twee weken naar eens per vier weken. Het daartoe strekkende verzoek van de GI is aanhangig bij de rechtbank. De komende periode moet er verder worden gewerkt aan (het behalen van) de in het verzoekschrift opgestelde doelen. Daar zal een jaar voor nodig zijn, aangezien er nog veel stappen moeten worden gezet. Het komende jaar zal dan ook duidelijk worden of de hulpverlening daarna in het vrijwillig kader kan worden voortgezet.
4.2.
De vader stemt in met het verzoek. Het gaat steeds beter met de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Zij volgen nu allebei therapie die goed bij hen aansluit, gaan graag en met steeds meer zelfvertrouwen naar school en behalen goede schoolresultaten. Ook lijken zij tot rust te komen. De vader vindt het goed om de ondertoezichtstelling voor een jaar te verlengen, zodat de huidige positieve ontwikkelingen kunnen worden voortgezet. Tot slot benoemt de vader dat hij ermee akkoord gaat dat de moeder in deze procedure als belanghebbende wordt aangemerkt.
4.3.
De moeder stemt ook in met het verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar. Er zijn volgens de moeder nog zaken waar aan gewerkt moet worden. Zo moet de oudercommunicatie worden verbeterd. De moeder legt uit dat zij maandelijks een e-mail met (zeer beperkte) informatie over de minderjarigen ontvangt. Zij wil graag meer op de hoogte gehouden worden over de minderjarigen. Verder benoemt de moeder dat het beter met haar gaat en dat zij nog steeds aan zichzelf werkt. Ook heeft zij een woning toegewezen gekregen.
Namens de moeder geeft de advocaat aan dat de moeder geen verweer voert tegen het verzoek van de GI. De verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar is nodig. Voor de komende tijd is het van belang dat er wordt ingezet op het verbeteren van de oudercommunicatie. Deze communicatie is er op dit moment vrijwel niet. De vader en de moeder moeten echter nog een lange tijd met elkaar verder als ouders van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De moeder is bereid om zich daarvoor in te zetten en werkt hard aan zichzelf. Er moet de komende tijd ook worden gekeken naar de manier waarop de moeder betrokken kan blijven bij de minderjarigen. Haar rol wordt nu beperkt tot een absoluut minimum en zij ontvangt bijna geen informatie. Wellicht kan de GI zich daar voor inzetten. De omgang tussen de moeder en de minderjarigen verloopt voorts goed; de moeder belast de minderjarigen niet en reageert goed op hen. De minderjarigen hebben behoefte aan een uitbreiding van de omgang. De moeder heeft er vertrouwen in dat daar het komende jaar naartoe kan worden gewerkt. Verder benoemt de advocaat dat de begeleide omgang een erg belangrijk onderdeel is van de ondertoezichtstelling en maakt dat de ondertoezichtstelling de moeder rechtstreeks in haar belangen raakt. Om die reden dient de moeder in deze procedure als belanghebbende te worden aangemerkt.

5.De beoordeling

Ten aanzien van de processuele positie van de moeder
5.1.
De kinderrechter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de moeder als belanghebbende kan worden aangemerkt. De kinderrechter stelt vast dat de moeder op dit moment niet met het gezag over de minderjarigen is belast en wel als belanghebbende in deze procedure is opgeroepen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder aangevoerd dat de begeleide omgang tussen de moeder en de minderjarigen een essentieel onderdeel van de ondertoezichtstelling betreft, hetgeen volgens de advocaat maakt dat de ondertoezichtstelling rechtstreeks betrekking heeft op de belangen van de moeder. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de GI en de vader aangegeven akkoord te gaan met de positie van de moeder als belanghebbende in de onderhavige procedure. Derhalve zal de kinderrechter de moeder in deze procedure als belanghebbende aanmerken.
Verlenging van de ondertoezichtstelling
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
5.3.
Op basis van de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengen voor de duur van een jaar, met ingang van 24 mei 2024 en tot 24 mei 2025 (artikel 1:260, eerste lid, BW). De kinderrechter zal de beslissing hieronder kort toelichten.
5.4.
De kinderrechter is van oordeel dat er nog steeds sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat nog niet alle doelen zijn bereikt. Dit blijkt uit het dossier en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken. De belanghebbenden hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen van de duur van een jaar. Gelet op al het voorgaande beslist de kinderrechter dienovereenkomstig.
5.5.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar, met ingang van 24 mei 2024 en tot 24 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2024 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 14 mei 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.