ECLI:NL:RBZWB:2024:3127

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
14 mei 2024
Zaaknummer
C/02/419490 / FA RK 24-865
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige zorg- en contactregeling voor minderjarig kind na beëindiging affectieve relatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarig kind, geboren uit een beëindigde affectieve relatie tussen de man en de vrouw. De man, vertegenwoordigd door mr. N.J.R.M. Elings, verzocht de rechtbank om een zorg- en contactregeling vast te stellen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door mr. W.H.J.W. Brouwer, dit verzoek afwees. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 april 2024, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw samen het gezag over hun kind uitoefenen en dat het kind momenteel bij de vrouw verblijft. De man heeft het verzoek gedaan om een zorgregeling vast te stellen die de verdeling van zorg- en contactmomenten regelt, inclusief specifieke afspraken voor vakanties en bijzondere dagen. De vrouw heeft een alternatieve zorgregeling voorgesteld, waarbij zij de zorg voor het kind op bepaalde dagen en tijdens vakanties anders wenst te verdelen.

De rechtbank heeft in haar beoordeling de communicatieproblemen tussen de ouders en de zorgen van de vrouw over de veiligheid van de overnachtingen bij de man meegenomen. De rechtbank heeft besloten om de huidige zorgregeling voorlopig vast te stellen, met de ingangsdatum van de regeling afhankelijk van verdere afspraken binnen het zorgtraject van het Uniform Hulpaanbod (UHA). Tevens is er een verwijzing naar een (jeugd)hulpverleningstraject gedaan om de ouders te ondersteunen in hun rol als co-ouders en om de communicatie te verbeteren. De rechtbank heeft de beslissing over de reguliere zorgregeling aangehouden tot 11 februari 2025, met de mogelijkheid tot verlenging van deze termijn.

Uitspraak

Beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/419490 / FA RK 24-865
datum uitspraak: 10 mei 2024
beschikking over verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
[de man],
hierna: de man,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat: mr. N.J.R.M. Elings te Molenschot,
tegen
[de vrouw],
hierna: de vrouw,
wonende in [plaats 2] ,
advocaat: mr. W.H.J.W. Brouwer in Rotterdam,
over het minderjarig kind van partijen:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.

1.Het procesverloop

1.1
In het dossier zitten de volgende stukken:
- het op 20 februari 2024 ontvangen verzoek met bijlagen;
- de F9-formulieren van mr. Elings van 27 februari 2024
- het F9-formulier van mr. De Brouwer van 5 maart 2024;
- het uittreksel uit het gezagsregister over [minderjarige] ;
- het F3-formulier van mr. De Brouwer van 27 maart 2024, met bijlagen, waaronder een verweerschrift en zelfstandige verzoeken.
1.2
Het verzoek is mondeling behandeld op 4 april 2024. Bij die behandeling zijn gekomen partijen, met hun advocaten. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben met elkaar een affectieve relatie gehad. Deze relatie is geëindigd in december 2023. Uit deze relatie is op [geboortedag] 2023 [minderjarige] geboren.
2.2
[minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.3
De man heeft [minderjarige] erkend. Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige] .
2.4
Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.

3.De verzoeken

3.1
De man verzoekt de rechtbank om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, een zorg- en contactregeling (hierna: zorgregeling) vast te stellen, inhoudende:
Week 1
Van maandag 20.00 uur tot woensdag 20.00 uur, van donderdag 20.00 uur tot vrijdag 20.00 uur en van zaterdag 20.00 uur tot zondag 20.00 uur oefent de man de zorgtaken over [minderjarige] uit. De andere dagen oefent de vrouw de zorgtaken over [minderjarige] uit.
Week 2
Van maandag 20.00 uur tot woensdag 20.00 uur en van zaterdag 20.00 uur tot zondag 20.00 uur oefent de man de zorgtaken over [minderjarige] uit. De andere dagen oefent de vrouw de zorgtaken over [minderjarige] uit.
De ouder bij wie [minderjarige] is brengt [minderjarige] op het wisselmoment naar de andere ouder toe.
De vakanties en feestdagen dienen voor [minderjarige] bij helfte te worden verdeeld en in ieder geval als volgt worden vastgelegd:
-zomervakantie: zowel de man als de vrouw mag één week met [minderjarige] op zomervakantie tot aan de leeftijd van vier jaar, in goed onderling overleg te bepalen; Vanaf vier jaar mogen zowel de vrouw als de man drie weken zomervakantie genieten met [minderjarige] , in de oneven jaren heeft de man [minderjarige] de eerste drie weken en de vrouw de laatste drie weken en in de even jaren heeft de vrouw [minderjarige] de eerste drie weken en man de laatste drie weken.
-kerstvakantie: in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw, de tweede week bij de man. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de man, de tweede week bij de vrouw.
-meivakantie: in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie
(de rechtbank begrijpt: de meivakantie)bij de vrouw, de tweede week bij de man. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie
(de rechtbank begrijpt: de meivakantie)bij de man, de tweede week bij de vrouw.
Voor de bijzondere dagen telt in ieder geval volgens de man de volgende regeling waar [minderjarige] bij welke ouder is:
-verjaardag [minderjarige] : oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-verjaardag man: oneven en even jaren bij de man;
-verjaardag vrouw: oneven en even jaren bij de vrouw;
-vaderdag: oneven en even jaren bij de man;
-moederdag: even en oneven jaren bij de vrouw.
-goede vrijdag/paasdagen: oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-sinterklaas: oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-kerst: oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-oud en nieuw: even jaren bij de man en oneven jaren bij de vrouw.
De man zou verder graag nog zien dat als er geen oppas is in de tijd dat de vrouw de zorgtaken over [minderjarige] uitoefent (en andersom) dat zij niet beschikbaar is, dat aan de man eerst wordt gevraagd of hij voor [minderjarige] kan zorgen en indien dat niet mogelijk is, dat er dan pas een derde (oppas) wordt ingeschakeld.
Dan wel dat de rechtbank een zodanige beslissing neemt die haar juist voorkomt.
3.2
De vrouw is het niet eens met het verzoek van de man over de vaststelling van een zorgregeling en verzoekt dit verzoek af te wijzen.
De vrouw verzoekt zelfstandig om de volgende zorgregeling vast te stellen:
1. dinsdag en woensdag van 08.00 tot 19.00 uur en een dag in het weekend verblijft [minderjarige] bij
de man. Op de overige dagen verblijft [minderjarige] bij de vrouw.
-ten aanzien van de dag in het weekend stuurt de man iedere maandag per e-mail welke dag hij in het weekend de zorg voor [minderjarige] op zich kan nemen. De vrouw is hierin flexibel.
-de ouder bij wie [minderjarige] verblijft brengt hem op het wisselmoment naar de andere ouder toe;
2. de vakanties en feestdagen dienen voor [minderjarige] bij helfte te worden verdeeld en in ieder geval als volgt worden vastgelegd:
-zomervakantie: zowel de man als de vrouw mag één week met [minderjarige] op zomervakantie tot aan de leeftijd van vier jaar, in goed overleg met elkaar te bepalen. Vanaf vier jaar mogen zowel de man als de vrouw drie weken zomervakantie genieten met [minderjarige] , in de oneven jaren heeft de man [minderjarige] de eerste drie weken en de vrouw de laatste drie weken en in de even jaren heeft de vrouw de eerste drie weken en de man de laatste drie weken;
-kerstvakantie: in de even jaren is [minderjarige] de eerste week bij de vrouw, de tweede week bij de man. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week bij de man, de tweede week bij de vrouw;
-meivakantie: in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie
(de rechtbank begrijpt: de meivakantie)bij de vrouw, de twee week bij de man. In de oneven weken is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie
(de rechtbank begrijpt: de meivakantie)bij de man, de tweede week bij de vrouw;
Ten aanzien van de bijzondere dagen dient de zorgregeling volgens de vrouw als volgt uit te zien:
-verjaardag [minderjarige] : oneven jaren bij de vrouw en even jaren bij de man;
-verjaardag man: oneven en even jaren bij de man;
-verjaardag vrouw: oneven en even jaren bij de vrouw;
-vaderdag: oneven en even jaren bij de man;
-moederdag: even en oneven jaren bij de vrouw.
-goede vrijdag/paasdagen: oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-sinterklaas: oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-kerst: oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-oud en nieuw: even jaren bij de man en oneven jaren bij de vrouw.
Dan wel dat de rechtbank een zodanige beslissing neemt die haar juist voorkomt.
3.3
Op de standpunten van alle betrokkenen wordt, voor zover nodig om de verzoeken te beoordelen, hierna ingegaan.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de man is bij de mondelinge behandeling, aanvullend, het volgende verklaard. Partijen zijn jonge ouders die nog veel moeten leren en ontdekken. Zij richten hun blik vooruit. Zij zijn daarbij bezig om hun partnerrelatie af te sluiten. In het verweerschrift is de man neergezet als een agressieve ‘bull’. Zo is de man niet. Partijen hebben in de afgelopen periode een bewogen tijd gehad. Dat heeft wel iets gedaan met beide ouders. Daarbij hebben zij elkaar niet gemakkelijk gemaakt. Dat gedrag verdient niet de hoofdprijs. Het is goed om nu te bekijken wat er moet worden geregeld. Sinds de verbreking van de relatie, ziet de man [minderjarige] alleen overdag, dus zonder overnachting. Zij genieten dan wel van elkaar. De man wil uiteindelijk co-ouderschap. De man wil dat [minderjarige] bij hem gaat overnachten. De invulling van de zorgregeling moet wel worden opgebouwd. Voor de invulling daarvan wil de man meewerken met het Uniform Hulpaanbod (UHA). Die opbouw kan het beste binnen het UHA-traject worden besproken en ingevuld. De man heeft een community sportschool, waarbij het oogmerk van winst niet belangrijk is. Een zorgregeling zoals verzocht is goed te combineren met de sportschool. De man heeft [minderjarige] weleens meegenomen naar de sportschool om hem te laten ‘socializen’. Een werkneemster is beschikbaar die zo nodig de lessen van de man kan overnemen voor de uren en dagen dat hij de zorg van [minderjarige] heeft. Per 8 maart 2024 heeft de man de beschikking over een appartement, met daarin een eigen slaapkamer voor [minderjarige] . Het lukt de man niet om concrete afspraken met de vrouw te maken. Contact middels e-mails is af en toe wel mogelijk. Om conflicten met de vrouw te voorkomen gaat de man daarom af en toe mee met de eisen van de vrouw. De man wil een open en neutrale communicatie met de vrouw, waarbij geen sprake is van dingen opleggen en een bepaalde vorm van overheersing door de vrouw. De man erkent dat er bij hem sprake is geweest van een reactieve frustratie. Daarbij heeft hij inderdaad een keer drie deuren kapot getrapt. Van beide kanten is er weleens verkeerd gehandeld. De man heeft nu geen hulpverlening. Hij deelt niet de mening van de vrouw dat er bij hem sprake is van een agressieprobleem. Daarvoor heeft hij dan ook geen hulpverlening nodig. Zijn focus is nu gericht op de toekomst en de invulling van de vaderschapsrol daarin. Partijen lijken het met elkaar eens over de zorgregeling voor wat betreft de vakanties en de bijzondere dagen. dat verzoek is dus toewijsbaar. Enig punt van meningsverschil is de invulling van de verjaardag van [minderjarige] . De man wil hem in de oneven jaren bij zich hebben en de vrouw mag dat in de even jaren. De man is na het horen van de reactie van de Raad bereid om tijdens de wisselmomenten de vrouw te groeten en over [minderjarige] het gesprek met haar aan te gaan.
4.2
Door en namens de vrouw is bij de mondelinge behandeling, aanvullend, het volgende verklaard. De vrouw heeft in het verweerschrift inderdaad aangegeven dat de man een agressieprobleem heeft. Dit is onderbouwd met feiten, waarbij veel agressie van de zijde van de man is beschreven. Daarvoor wordt onder meer gewezen op de foto’s van drie door de man met fors geweld kapot getrapte deuren (productie 3) en het whatsappbericht (productie 6) met teksten van de man als: ‘moeilijk maken’ en ‘explosief gaat reageren’, beiden overgelegd door de vrouw. Daarnaast is de vrouw in mei 2023 na een heftige ruzie door de man mishandeld. De vrouw heeft het idee van het verzoek van de man een beetje te vroeg te gekomen. Partijen zijn op een vervelende manier uit elkaar gegaan. Zij zijn geen partners meer van elkaar. Zij moeten zich nu als ouders van [minderjarige] opstellen. De vrouw is in staat om haar ouderrol goed te scheiden van haar ex-partnerrol. Volgens de vrouw moet de man nog veel leren. Hij moet zijn vaderrol serieus nemen. De man moet verantwoordelijkheid nemen voor de zaken die hij stuk heeft gemaakt door onder meer schadevergoeding te betalen en hulpverlening te accepteren. Vervolgens kan worden bekeken hoe de man zijn ouderrol zal gaan vervullen. Maar, nu ligt het verzoekschrift er al. De man ontkent een aantal zaken en hij wijst voor de dingen die niet goed zijn gegaan naar de vrouw met het verwijt dat er van haar zijde sprake is van reactieve agressie. Er wordt uitvoering gegeven aan een zorgregeling. Nu ziet de man [minderjarige] meer dan voorheen. De man heeft moeite met slapen, dit vanwege insomnia. Mede daarom is het nu niet verantwoord om [minderjarige] bij hem te laten overnachten. Ook de vrouw staat open voor UHA. Ten onrechte wordt door de man gesteld dat zij niet open staat voor communicatie met hem. Nog tijdens de relatie zag de vrouw dat met de man niet kon worden gepraat. Zij heeft vanaf toen al haar best gedaan. Toen een mediation aan de orde was heeft de vrouw vanwege een gevoel van onveiligheid dat geweigerd. In die tijd was de man bijzonder agressief in haar richting. De vrouw heeft de man nog toegelaten tot haar woning nadat hij de deuren kapot had getrapt. Ook toen heeft zij geprobeerd om met de man te communiceren. Co-ouderschap kan niet zomaar. De man heeft nooit de zorg van [minderjarige] voor 50% gehad. En daarnaast kan hij die niet invullen, dit gezien de wijze waarop hij zijn leven invult en leidt. Belangrijk is wel dat de man ervoor zorgt dat zijn nachtrust beter wordt. Ook moet hij aan zijn agressieproblemen gaan werken. Dit zou ook goed zijn voor zijn omgang met zijn volgende partner. De vrouw vreest dat het lastig zal blijven om onderling een goede communicatie te hebben. Daarvoor is wel een derde nodig. Er is ook nu sprake van te veel emotie. De relatie heeft zes jaar geduurd. In deze periode zijn ruzies nooit uitgepraat. Op dit moment heeft [minderjarige] drie dagen in de week overdag omgang met [minderjarige] . De man haalt en brengt. Tijdens de wisselmomenten bij de voordeur zegt de man niets tegen de vrouw. Als reactie daarop zegt de vrouw niets tegen de man. Na het horen van de reactie van de Raad is ook de vrouw bereid om tijdens de wisselmomenten de man te groeten en met elkaar ervaringen over [minderjarige] uit te wisselen. Partijen zijn inderdaad het met elkaar eens over de zorgregeling voor wat betreft de vakanties en de bijzondere dagen. De vrouw gaat akkoord met de invulling van de verjaardag van [minderjarige] , zoals verzocht door de man. Zij vindt het dus goed dat hij in de oneven jaren bij de man is en in even jaren bij haar. De vrouw blijft er wel bij dat zij het op dit moment niet veilig vindt voor [minderjarige] om bij de man te overnachten.
4.3
Namens de Raad is bij de mondelinge behandeling het volgende verklaard. Hij vindt dat de communicatie tussen partijen per direct zou moeten worden hersteld. De wisselmomenten zijn juist bedoeld om met elkaar te praten over [minderjarige] . Alleen zo kan er adequaat informatie worden uitgewisseld over hoe het met hem gaat, waarbij er kan worden gepraat over onder meer zijn eet- en slaapgedrag. Enkel een e-mailbericht is niet voldoende. [minderjarige] voelt door het negeren van elkaar als ouders wel aan dat het tussen hen niet goed zit. Partijen worden opgeroepen om te beginnen met elkaar bij de wisselmomenten gedag te zeggen. Partijen zijn net uit elkaar. Te begrijpen is dat zij in elkaar diep teleur zijn gesteld, maar zij zijn en blijven de ouders van [minderjarige] . Voor hem moeten zij wel met elkaar aan de slag gaan. Partijen moeten ook aan de slag met de hulpverlening. Voor de Raad is het nu niet te beoordelen of de man nog iets moet gaan doen met zijn agressie. De foto’s over de kapot getrapte deuren zijn wel duidelijk. Het is goed dat partijen willen meedoen met het UHA-traject. In dit traject dienen partijen naast individuele gesprekken met de hulpverlener ook gezamenlijke gesprekken met elkaar te hebben over onder hun gedrag naar elkaar toe. Daarbij dienen onder meer te worden besproken wat de emoties zijn die partijen bezig houden, wat er gebeurt waardoor de man getriggerd wordt tot agressiegedrag en hoe een en ander dient te worden voorkomen.
4.4
Voor wat de zorgregeling betreft adviseert de Raad om die voorlopig te houden zoals die nu is afgesproken. Deze regeling kan door de rechtbank als voorlopige regeling worden vastgesteld. Het verzoek van de man vraagt om veel wisselmomenten. Dan wordt een gedrag tijdens die momenten nog belangrijker. Contact met elkaar op drie dagen in de week is voldoende om met elkaar een hechtingsrelatie op te bouwen. Daarbij heeft de man ook voldoende zorgtaken. Voor wat betreft de overnachtingen is het goed dat de vrouw daar emotionele toestemming voor geeft. Daarbij is het begrijpelijk dat de vrouw zorgen heeft over de nachtrust van de man. Het beste lijkt om het starten van de overnachtingen tijdens het UHA-traject in te vullen. Daarbij is het wel nodig dat er meer zicht komt over onder meer de nachtrust van de man en zijn beschikbaarheid voor de zorgtaken van [minderjarige] . Voor het in te zetten zorgtraject adviseert de Raad om [jeugdorganisatie] in te schakelen.
4.5
Partijen verklaren vervolgens dat de huidige omgang tussen de man en [minderjarige] als volgt uitziet:
-op maandag haalt de man [minderjarige] om 08.00 uur op bij de vrouw. Vervolgens brengt hij [minderjarige] om 20.00 terug bij de vrouw.
-op woensdag haalt de man [minderjarige] om 09.00 uur bij de vrouw op, het terugbrengen doet hij om 20.00 uur.
- in het weekend haalt de man op zaterdag of zondag [minderjarige] om 09.00 uur bij de vrouw op, het terugbrengen doet hij om 20.00 uur. Partijen spreken per week met elkaar af op welke dag in het weekend [minderjarige] naar de man gaat.
4.6
Bij de mondelinge behandeling is vervolgens, op voorstel van de vrouw, besproken dat zij het goed vindt dat de man ook op de woensdag en in het weekend [minderjarige] ook om 08.00 uur ophaalt. Daarbij is tevens besproken dat het terugbrengen in het vervolg steeds om 19.00 plaatsvindt. Partijen spreken wekelijks met elkaar af op welke dag in het weekend [minderjarige] naar de man gaat. De man gaat akkoord met het voorstel van de vrouw. Partijen verklaren vervolgens dat zij beiden hun best zullen doen om zich bij de wisselmomenten vriendelijk naar elkaar toe zullen gedragen. Wat partijen betreft kan deze regeling als voorlopige omgangsregeling door de rechtbank worden vastgesteld.

5.De beoordeling

5.1
In artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) staat dat geschillen over het samen uitoefenen van het gezag op verzoek van de ouders aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd. De rechtbank neemt dan een beslissing die zij in het belang van het kind vindt.
5.2
De rechter moet eerst bekijken of de ouders met elkaar afspraken kunnen maken (artikel 1:253a lid 5 BW.
5.3
Gezien het onder 4.6 overwogene zal de rechtbank in het belang van [minderjarige] de huidige zorgregeling met inachtneming van de aldaar beschreven overeenstemming tussen partijen die afspraak als voorlopige regeling vaststellen. Deze beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5.4
Tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank voorts gebleken dat partijen het met elkaar eens zijn over de verdeling van de vakanties, de feestdagen en de bijzondere dagen. Wat hen nog verdeeld houdt is dat de vrouw van mening is dat de man, onder meer vanwege zijn nachtrustperikelen, nog niet in staat om [minderjarige] een veilige overnachting te bieden. De man heeft niet voldoende onderbouwd gesteld dat de overnachting bij hem van [minderjarige] op een voor hem, [minderjarige] , veilige wijze kan geschieden. Met de Raad is de rechtbank daarom van oordeel dat dit onderwerp in het kader van het zorgtraject dient te worden besproken. Daarom zal de toewijzing van dit deel van het verzoek geschieden met ingang van de dag die partijen daarover binnen het zorgtraject van het UHA met elkaar afspreken. Uitgaande hiervan zal de rechtbank dit deel van de verzoeken van partijen, in het belang van [minderjarige] , als volgt toewijzen:
-zomervakantie: zowel de man als de vrouw mag één week met [minderjarige] op zomervakantie tot aan de leeftijd van vier jaar, in goed onderling overleg te bepalen; Vanaf vier jaar mogen zowel de vrouw als de man drie weken zomervakantie genieten met [minderjarige] , in de oneven jaren heeft de man [minderjarige] de eerste drie weken en de vrouw de laatste drie weken en in de even jaren heeft de vrouw [minderjarige] de eerste drie weken en man de laatste drie weken.
-kerstvakantie: in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de vrouw, de tweede week bij de man. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week van de kerstvakantie bij de man, de tweede week bij de vrouw.
-meivakantie: in de even jaren is [minderjarige] de eerste week van de meivakantie bij de vrouw, de tweede week bij de man. In de oneven jaren is [minderjarige] de eerste week van de meivakantie bij de man, de tweede week bij de vrouw.
Voor de bijzondere dagen geldt de volgende regeling over het verblijf van [minderjarige] :
-verjaardag [minderjarige] : oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-verjaardag man: oneven en even jaren bij de man;
-verjaardag vrouw: oneven en even jaren bij de vrouw;
-vaderdag: oneven en even jaren bij de man;
-moederdag: even en oneven jaren bij de vrouw.
-goede vrijdag/paasdagen: oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-sinterklaas: oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-kerst: oneven jaren bij de man en even jaren bij de vrouw;
-oud en nieuw: even jaren bij de man en oneven jaren bij de vrouw.
Ook deze beslissing zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
5.5
De problematiek van partijen omvat onder meer het volgende: tussen partijen is als ouders geen sprake van communicatie. Daarnaast heeft de vrouw er weinig vertrouwen in dat de man in staat is om [minderjarige] op een veilige wijze bij hem te laten overnachten. De man heeft moeite met het beheersen van zijn agressie. Daarnaast heeft hij een ontregelde nachtrust.
5.6
Het lukt partijen samen niet de problemen tussen hen op te lossen. De rechtbank vindt het, net als de Raad, daarom nodig dat voor deze ouders en hun minderjarig kind een passend (jeugd)hulpverleningstraject bij een zorgaanbieder wordt ingezet. Ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling ermee ingestemd dat de rechtbank hen en hun minderjarig kind voor (jeugd)hulpverlening verwijst naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost. De verwijzing heeft op 4 april 2024 plaatsgevonden met het verzenden van het verwijzingsformulier naar het loket. Deze beschikking geldt als bevestiging dat ouders met de doorverwijzing en de voorwaarden daarvan hebben ingestemd.
5.7
Met de inzet van het (jeugd)hulptraject, waarbij een voorkeur wordt uitgesproken voor de inzet van
[jeugdorganisatie], gaan de ouders, zo is met hen afgesproken, in ieder geval werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de ouders hebben inzicht in de (psychologische) gevolgen van de scheiding voor het kind;
- het kind heeft een stem in het scheidingsproces, voelt zich gehoord en gesteund.
5.8
Gebleken is dat de ouders daarnaast ook op andere onderdelen hulp en ondersteuning nodig hebben. Daarom heeft de rechter na overleg met hen besloten dat zij samen met een zorgaanbieder ook gaan werken aan het behalen van de volgende resultaten:
- de (gezagdragende) ouders zorgen voor afspraken en beslissingen die in het belang zijn van het kind; (lichte interventie);
- het kind en de (gezagdragende) ouders hebben onbelast contact met elkaar;
- er is inzicht in de mogelijkheden/belemmeringen van beide ouders en de hulp die nodig is om een stabiele opvoedsituatie voor het kind te realiseren (binnen de scheidingssituatie); (bijlage 1).
5.9
Na afloop van het (jeugd)hulpverleningstraject maakt de zorgaanbieder een rapportage op over het verloop en het resultaat van het traject. Deze rapportage wordt als bijlage bij het door de gemeente/toegang op te maken rapport gevoegd. De rechtbank verzoekt het loket om de volledige UHA rapportage uiterlijk tegen na te noemen na te noemen pro forma datum, of zoveel eerder als mogelijk is, bij de rechtbank in te dienen.
5.1
Als de hulp heeft geleid tot een positief resultaat, stelt de rechtbank de ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage uit te laten of een mondelinge behandeling nodig is. De advocaten maken in hun reactie kenbaar wat het resultaat van de hulpverlening betekent voor de verzoeken met betrekking tot het kind [minderjarige] .
5.11
Als de hulp niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt de rechtbank het loket de volledige UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad. De Raad toetst en beoordeelt dan of een onderzoek of interventie zal worden verricht. De Raad informeert de rechtbank binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage of er aanleiding is een onderzoek of interventie te starten.
5.12
Wanneer de Raad geen aanleiding ziet voor een onderzoek of interventie, maar op grond van de UHA rapportage direct een advies kan geven, stelt de rechtbank de ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid zich over dit advies, alsmede over het verdere procesverloop uit te laten.
5.13
Wanneer de Raad een onderzoek wel noodzakelijk vindt, dan verzoekt de rechtbank hem dit onderzoek te verrichten en daarover bij de rechtbank een rapport en advies in te dienen ter beantwoording van de volgende vragen:
- Welke reguliere omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] past het beste bij de belangen van laatstgenoemde?
- Hoe moet die regeling eruit gaan zien?
- Zijn er contra-indicaties voor de reguliere omgang en zo ja, welke?
- In hoeverre zijn deze contra-indicaties op te heffen; hoe, onder welke voorwaarden en op welke termijn?
5.14
Deze beschikking is een verzoek aan de Raad om dit onderzoek te verrichten, indien het traject niet is gestart of niet positief wordt afgesloten én de Raad dat onderzoek noodzakelijk acht.
5.15
Na een onderzoek of interventie van de Raad stelt de rechtbank de ouders (en hun advocaten) in de gelegenheid op de rapportage van de Raad te reageren en zich uit te laten over het verdere procesverloop.
5.16
De ouders zijn tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd over de privacy aspecten van de doorverwijzing (bijlage 2). Zij hebben met het delen van de privacy gegevens en de voorwaarden waaronder de verwijzing plaatsvindt ingestemd.
5.17
Omdat de ouders en hun kind in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan het (jeugd)hulpverleningstraject beslist de rechtbank nu niet op het verzoek met betrekking tot de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, maar houdt zij de beslissing daarover voor de duur van negen maanden aan. Op verzoek van het loket en/of de gemeente/toegang kan de rechtbank deze termijn verlengen. Dit verzoek moet gemotiveerd worden gedaan. Als de verlenging wordt toegestaan dan geeft de rechtbank een nieuwe pro forma datum door.
5.18
De rechtbank behoudt zich iedere verdere beslissing voor wat betreft de reguliere verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

5.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en [minderjarige] in het kader van de
voorlopigeverdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht op omgang met elkaar hebben, waarbij de man [minderjarige] :
- op maandag 08.00 uur bij de vrouw ophaalt en dat [minderjarige] op dezelfde dag bij de vrouw wordt teruggebracht om 19.00 uur;
-op woensdag om 08.00 uur bij de vrouw ophaalt en dat [minderjarige] op dezelfde dag bij de vrouw wordt teruggebracht om 19.00 uur;
- op zaterdag of zondag om 08.00 uur bij de vrouw ophaalt en dat [minderjarige] op dezelfde dag bij de vrouw wordt teruggebracht om 19.00 uur. Partijen spreken wekelijks met elkaar af op welke dag in het weekend [minderjarige] naar de man gaat;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor wat betreft de verdeling van de vakanties, de feestdagen en de bijzondere dagen recht op omgang met elkaar hebben, op de wijze zoals beschreven in rechtsoverweging 5.4, met de bepaling dat de ingangsdatum van deze regeling is de datum die partijen met elkaar binnen het zorgtraject van het UHA afspreken;
verwijst partijen als ouders en hun minderjarige kind voor een (jeugd)hulptraject ten behoeve van de hierboven genoemde resultaten naar het loket van de samenwerkende gemeenten in de regio West-Brabant-Oost. Het loket zal de ouders en kind vervolgens via de toegang van de woonplaatsgemeente van [minderjarige] verwijzen naar de zorgaanbieder, waarbij de rechtbank de voorkeur uitspreekt voor
[jeugdorganisatie];
verzoekt het loket om uiterlijk op de rol van
11 februari 2025, pro forma, of zoveel eerder als mogelijk is, de UHA rapportage over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject bij de griffie van de rechtbank in te dienen;
verzoekt het loket, wanneer het traject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, de UHA rapportage ook direct toe te sturen aan de Raad;
verzoekt de Raad binnen veertien dagen na binnenkomst van de UHA rapportage de rechtbank te informeren of hij aanleiding ziet een onderzoek of interventie te starten;
verzoekt de Raad, regio West- en Midden-Brabant, locatie Breda, wanneer het (jeugd)hulptraject niet is gestart of niet heeft geleid tot een positief resultaat, dan wel als de Raad daartoe zelf aanleiding ziet, een onderzoek in te stellen ter beantwoording van de in rechtsoverweging 5.13 vermelde vragen en daarover te rapporteren en te adviseren;
verzoekt de Raad zijn rapport en advies binnen vier maanden nadat hij de rechtbank heeft laten weten dat een onderzoek of interventie zal worden verricht bij de rechtbank in te dienen;
houdt aan de beslissing op het verzoek met betrekking tot de reguliere zorgregeling tot 11 februari 2025, PRO FORMA;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024 in aanwezigheid van mr. Snatersen , griffier.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.