ECLI:NL:RBZWB:2024:3134
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen in verband met ziektewetuitkering
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 5 januari 2023 beslist dat de ziektewetuitkering die de belanghebbende van het UWV had ontvangen, terecht was opgenomen in de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2020. De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de belanghebbende als de inspecteur aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de inspecteur de gehele UWV-uitkering van € 44.691 in de aanslag IB/PVV voor 2020 terecht heeft opgenomen. De rechtbank stelt vast dat de uitkering in 2020 is ontvangen en dat het genietingsmoment bepalend is voor de belastingheffing. De rechtbank wijst ook op het recht van de belanghebbende op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de bezwaarfase, en kent een bedrag van € 500 toe aan de belanghebbende.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 en de rentebeschikking in stand blijven. De inspecteur wordt veroordeeld tot het betalen van de immateriële schadevergoeding en de proceskosten aan de belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.