ECLI:NL:RBZWB:2024:3136

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
BRE 23/1195
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan machtiging

Op 15 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 23/1195, waarin eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft de beschikking restant persoonsgebonden aftrek 2018, die op 16 mei 2022 is verzonden. De gemachtigde, mr. [naam], stelde dat hij bevoegd was om het beroep in te stellen, maar de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldige machtiging was overgelegd die deze bevoegdheid kon onderbouwen.

Tijdens de zitting op 10 april 2024 heeft de rechtbank de gemachtigde gevraagd om bewijs van zijn machtiging. De rechtbank concludeerde dat de gemachtigde niet kon aantonen dat hij namens eiser optrad, aangezien eiser niet op de hoogte was van de bestreden beschikking en de uitspraak op bezwaar. De rechtbank benadrukte het belang van een geldige machtiging voor het instellen van beroep en concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard moest worden.

De rechtbank heeft ook verzoeken om immateriële schadevergoeding en proceskostenvergoeding afgewezen, omdat deze verzoeken niet rechtsgeldig waren ingediend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1195

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gesteld gemachtigde: mr. [naam] ),
en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding en feiten

1. Deze uitspraak gaat over het beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 februari 2023 over de beschikking restant persoonsgebonden aftrek 2018 van 16 mei 2022.
1.1.
[naam] stelt namens eiser gemachtigd te zijn om beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 februari 2023. Bij het beroepschrift is een stuk getiteld ‘Power of attorney’ met datum 13 februari 2023 gevoegd waarin staat:

Mr [eiser] (…) hereby states to have appointed as his attorney for all his income tax affairs, including filing protests and/or lodging an appeal at the competent Court, especially but not limited to the 2018 studycosts; Mr. [naam] (…)".
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gesteld gemachtigde en de inspecteur deelgenomen. Namens de inspecteur zijn mr. drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] verschenen .
1.3.
De gesteld gemachtigde heeft tijdens de zitting een pleitnota overhandigd en voorgedragen. In de pleitnota staat voor zover relevant:
“Belanghebbende geeft U, na herbestudering van de stukken, primair in overweging het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. (…)
Volledigheidshalve. De aan ondergetekende verleende machtiging zag per eind april 2022 nog uitsluitend op het maken van bezwaar tegen, op dat moment, aan belanghebbende toegezonden beschikkingen. Deze omvat niet het in ontvangst nemen van stukken namens belanghebbende. Overigens heeft ondergetekende het stuk van 16 mei 2022 ook nimmer doorgezonden aan belanghebbende. (…)
(…), nu die beschikking zonder rechtsgrond uitsluitend aan ondergetekende is toegezonden,(…)”

Beoordeling door de rechtbank

2. Iemand die namens een ander beroep instelt moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Gebeurt dit niet, dan kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2] De rechtbank ziet ook het belang dat erop wordt toegezien dat slechts rechtsmiddelen worden aangewend door gemachtigden die beschikken over een toereikende en rechtsgeldige machtiging. [3]
2.1.
De rechtbank is op basis van het hiernavolgende van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [naam] namens eiser is gemachtigd om beroep in te stellen tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 februari 2023. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.2.
De rechtbank stelt vast dat de indiener van het beroepschrift stelt door eiser daartoe gemachtigd te zijn. Dit lijkt op eerste gezicht ook voldoende te blijken uit de door de gesteld gemachtigde overgelegde machtiging (zie 1.1). De rechtbank begrijpt dat er ook andere procedures namens eiser gaande zijn op basis van deze machtiging. De vraag is echter of deze machtiging ook bedoeld is voor deze procedure en dus toereikend is.
2.3.
Tijdens de zitting heeft de gesteld gemachtigde de rechtbank in verregaande mate doen twijfelen over de vraag of de gesteld gemachtigde wel daadwerkelijk gemachtigd is door eiser om in rechte op te treden in deze procedure. De rechtbank komt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat de gesteld gemachtigde daadwerkelijk gemachtigd is door eiser om deze procedure namens hem te voeren.
2.4.
Uit de door de gesteld gemachtigde gepresenteerde feiten volgt dat eiser niet op de hoogte is van de bestreden beschikking d.d. 16 mei 2022 en niet op de hoogte is van de uitspraak op bezwaar van de inspecteur daarover, waartegen dus in rechte wordt opgekomen
namenseiser. Wel is duidelijk dat de gesteld gemachtigde het zelf oneens is met de beschikking en de uitspraak op bezwaar, maar in het kader van de ontvankelijkheidsvraag is dat niet relevant nu het een procedure
namenseiser betreft. Op de vraag van de rechtbank of [naam] nu wel of niet gemachtigd is om namens eiser deze procedure te voeren, is initieel het antwoord gekomen dat dit ‘een goede vraag is’.
2.5.
Op de vragen van de rechtbank ter zitting over hoe de gesteld gemachtigde enerzijds meent gemachtigd te zijn om in rechte op te treden namens eiser tegen de uitspraak op bezwaar d.d. 7 februari 2023 (over de beschikking d.d. 16 mei 2022) terwijl de gesteld gemachtigde anderzijds en gelijktijdig stelt dat eiser nimmer op de hoogte is gekomen van deze uitspraak op bezwaar en ook niet van de beschikking van 16 mei 2022, is geen begrijpelijke verklaring gekomen.
2.6.
De rechtbank komt tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat [naam] gemachtigd is om deze procedure namens eiser te voeren.
Het komt de rechtbank voor dat dit ontvankelijkheidsvraagstuk voldoende aan de orde is gesteld. Het beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Overigens komt de gesteld gemachtigde tot dezelfde juridische conclusie – het primaire standpunt is niet-ontvankelijkverklaring van het beroep (zie 1.3) – zij het op andere gronden.
2.7.
De gesteld gemachtigde heeft ook namens eiser verzocht om een immateriëleschadevergoeding en proceskostenvergoeding. De rechtbank wijst deze verzoeken af, reeds omdat de rechtbank niet kan vaststellen dat deze verzoeken rechtsgeldig zijn gedaan.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk. Het namens eiser betaalde griffierecht wordt niet terugbetaald en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A. Burgers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 15 mei 2024, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:24, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 6:6 van de Awb.
3.Zie Gerechtshof ’s Hertogenbosch, 20 maart 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:937.