ECLI:NL:RBZWB:2024:3139

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/02/418354 / KG ZA 24-31 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een loods door een kerkgenootschap

In deze zaak heeft de Parochie Heilige Willibrord, een kerkgenootschap gevestigd te Loon op Zand, een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die in persoon procedeert. De Parochie vordert ontruiming van een loods die zij in eigendom heeft en die door de gedaagde sinds 2013 in gebruik is genomen. De Parochie heeft herhaaldelijk verzocht om ontruiming, maar de gedaagde heeft dit geweigerd, stellende dat er een gebruikersovereenkomst zou bestaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet-ontvankelijk is in zijn vordering in reconventie, omdat hij niet door een advocaat is vertegenwoordigd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Parochie gerechtigd is om de loods te ontruimen, aangezien de gedaagde zonder recht of titel gebruik maakt van de loods. De gedaagde heeft niet aangetoond dat er een geldige gebruikersovereenkomst bestaat. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de Parochie toegewezen en de gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de loods te ontruimen, met een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat hij in gebreke blijft, tot een maximum van € 25.000,-. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de Parochie, die zijn begroot op € 2.085,99.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/418354 / KG ZA 24-31
Vonnis in kort geding van 8 mei 2024
in de zaak van
het rechtspersoonlijkheid bezittend kerkgenootschap,
PAROCHIE HEILIGE WILLIBRORD,
gevestigd te Loon op Zand
eisende partij,
hierna te noemen: de Parochie,
advocaat: mr. J.G.M. Leerentveld te Tilburg,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 februari 2024 met producties 1 tot en met 18;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie;
  • de mondelinge behandeling op 24 april 2024;
  • de pleitnota van de Parochie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Parochie is eigenaresse van het [kadastrale perceel] , gelegen aan de [adres 1] tot en met [adres 2] te [plaats] . Op het perceel staat een loods (hierna: de loods).
2.2.
In 2013 heeft [gedaagde] met toestemming van de Parochie de loods in gebruik genomen en in de loods goederen opgeslagen.
2.3.
In 2019 heeft de Parochie meermaals aan [gedaagde] verzocht om in de loods ruimte te maken zodat de Parochie zelf een deel van de loods kon gebruiken. Vanaf 2020 heeft de Parochie [gedaagde] verzocht om de gehele loods te ontruimen.
2.4.
Bij e-mailbericht van 30 oktober 2020 heeft [gedaagde] de Parochie meegedeeld dat partijen een gebruikersovereenkomst hebben gesloten en zich op grond daarvan op het standpunt gesteld dat ontruiming onwettig zou zijn. [gedaagde] heeft aangegeven dat hij mede door de coronacrisis niet de mogelijkheid heeft om elders opslagruimte te huren, maar dat hij bereid is om de loods te ontruimen op het moment dat hij die mogelijkheid wel heeft.
2.5.
Bij brief van 16 november 2020 heeft de Parochie aan [gedaagde] meegedeeld:
“(…) Zoals al eerder is aangegeven stelt het parochiebestuur zich op het standpunt dat ergeensprake is van een gebruikersovereenkomst. Aangezien u van mening bent dat deze wel bestaat, zeggen wij deze door ons betwiste overeenkomst middels deze briefper directop.
Wij sommeren u dan ook om de loods, gelegen ter hoogte van [adres 3] te [plaats] vóór vrijdag 1 januari 2021 leeg en ontruimd op te leveren. (…)”
2.6.
Wegens persoonlijke omstandigheden aan de zijde van [gedaagde] heeft de Parochie bij e-mailbericht van 21 januari 2021 ingestemd met ontruiming per 1 september 2021, welke termijn bij e-mailbericht van 3 september 2021 is verlengd tot 1 november 2021.
2.7.
De firma [ongediertebestrijding] heeft op 16 augustus 2023, na een melding door de Parochie in verband met overlast door ratten, een onderzoek uitgevoerd op het perceel van de Parochie en daarvan een rapport opgesteld. Uit dit rapport volgt dat de loods in de onderzochte staat nestgelegenheid voor ongedierte creëert en dat bestrijding van de ratten nu niet raadzaam is. De loods moet blijkens het rapport eerst worden opgeruimd.
2.8.
Bij brief van 21 december 2023 heeft de advocaat van de Parochie [gedaagde] aangeschreven en het standpunt herhaald dat tussen partijen geen gebruiksovereenkomst tot stand is gekomen en dat [gedaagde] de loods zonder geldig recht of geldige titel gebruikt. De advocaat van de Parochie schrijft:
“ (…) Om reden van het voorgaande heeft cliënte aan mij reeds de opdracht verstrekt u in rechte te betrekken en een kort gedingprocedure te entameren als u niet uiterlijk vóór het einde van dit jaar,dus uiterlijk op 31 december 2024, alsnog de ruimte geheel ontruimd. (…)”De advocaat van de Parochie heeft [gedaagde] verzocht om binnen zeven dagen te bevestigen dat hij daartoe zal overgaan. Voor het geval dat [gedaagde] aan de verzoeken geen gehoor zou geven, heeft de advocaat van de Parochie hem verzocht verhinderdata door te geven voor de komende drie maanden in verband met het plannen van een mondelinge behandeling.
2.9.
[gedaagde] is tot op heden niet tot ontruiming van de loods overgegaan.

3.Ontvankelijkheid eis in reconventie

3.1.
Een eis in reconventie kan slechts worden ingesteld door een partij die bij advocaat is verschenen (artikel 6.1. van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken). Nu [gedaagde] procedeert in persoon en niet is vertegenwoordigd door een advocaat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de eis in reconventie niet kan worden toegelaten. De voorzieningenrechter zal [gedaagde] derhalve niet-ontvankelijk verklaren in zijn eis in reconventie.

4.Het geschil

4.1.
De Parochie vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn, de loods en alles wat zich daarin en omheen bevindt, gelegen ter hoogte van de [adres 1] tot en met [adres 2] te [plaats] ( [kadastrale perceel] ) geheel te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop en/of daarnaast bevindende zaken, voor zover deze niet eigendom zijn van de Parochie, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- voor iedere dag, of gedeelte van een dag, dat [gedaagde] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
II. [gedaagde] veroordeelt in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de Parochie, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de Parochie, met veroordeling van de Parochie in de proces- en nakosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Spoedeisend belang
5.1.
Het voor toewijzing van een vordering in kort geding vereiste spoedseind belang volgt uit de aard van de vordering van de Parochie en is door [gedaagde] niet weersproken.
Wel of geen gebruikersovereenkomst
5.2.
De Parochie stelt dat [gedaagde] de loods zonder recht of geldige titel in gebruik heeft om welke reden zij gerechtigd is ontruiming van de loods te vorderen. [gedaagde] voert aan dat partijen een gebruikersovereenkomst hebben gesloten die de Parochie niet eenzijdig mag opzeggen. De Parochie betwist het bestaan van de gebruikersovereenkomst maar stelt dat, voor zover sprake zou zijn van een gebruikersovereenkomst, deze overeenkomst door opzegging rechtsgeldig is geëindigd op grond waarvan [gedaagde] de loods moet ontruimen.
5.3.
Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] sinds 2013 met toestemming van de Parochie goederen opslaat in de loods. Of partijen op dat moment of enig moment daarna al dan niet een mondelinge gebruikersovereenkomst hebben gesloten, is binnen het bestek van dit kort geding niet vast te stellen. Een nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering kan hiervoor uitkomst bieden, maar daar leent deze procedure zich niet voor.
5.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Parochie eigenaar is van de loods. De Parochie is daarmee in beginsel gerechtigd om haar eigendom op te eisen. Het bestaan van een eventuele mondelinge gebruikersovereenkomst tussen partijen maakt dat in dit geval niet anders. Daartoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
De door de Parochie betwiste gebruikersovereenkomst is opgezegd
5.5.
Indien ervan zou moeten worden uitgegaan dat tussen partijen een gebruikersovereenkomst is gesloten, gaat de voorzieningenrechter uit van een overeenkomst van onbepaalde tijd. [gedaagde] heeft immers niet aangevoerd dat de overeenkomst voor bepaalde tijd zou zijn aangegaan. Anders dan [gedaagde] betoogt, is het uitgangspunt dat een overeenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan in beginsel opzegbaar is, hetgeen de Parochie bij brief van 16 november 2020 heeft gedaan. Bij de beantwoording van de vraag of de opzegging in overeenstemming is met de eisen van redelijkheid en billijkheid moet een belangenafweging worden gemaakt, waarbij ook de specifieke omstandigheden van het geval een rol spelen.
Redelijke opzegtermijn
5.6.
Tussen partijen is niet geschil dat al sinds 2019 wordt gesproken over een ontruiming van de loods. De Parochie heeft bij brief van 16 november 2020 de door haar betwiste gebruikersovereenkomst per direct opgezegd en [gedaagde] gesommeerd de loods voor 1 januari 2021 te ontruimen. De voorzieningenrechter acht deze opzegtermijn van meer dan zes weken redelijk, mede gelet op het feit dat de Parochie daar dus al enige tijd over in gesprek was met [gedaagde] . Na het verstrijken van deze termijn heeft de Parochie [gedaagde] wegens zijn persoonlijke omstandigheden bovendien nader uitstel verleend voor ontruiming. Vast staat dat [gedaagde] de loods tot op heden niet heeft ontruimd, terwijl inmiddels ruim drie jaar zijn verstreken sinds de in de brief van 16 november 2020 genoemde ontruimingstermijn.
5.7.
[gedaagde] voert aan dat in de brief van de advocaat van de Parochie van 21 december 2023 de termijn voor ontruiming pas is gesteld op 31 december 2024, om welke reden hij nu nog niet tot ontruiming van de loods hoeft over gaan. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hier, zoals de Parochie ook betoogt, sprake van een kennelijke verschrijving en heeft de Parochie kennelijk bedoeld de termijn op 31 december 2023 te stellen. Dit leidt de voorzieningenrechter af uit de inhoud van de brief, in het bijzonder de opmerking dat de loods ‘dit jaar’ moet zijn ontruimd en het verzoek van de advocaat van de Parochie om, indien [gedaagde] hier geen gehoor aan geeft, direct verhinderdata voor de drie daaropvolgende maanden door te geven zodat een kort geding aanhangig kan worden gemaakt. In het licht van deze omstandigheden valt niet in te zien dat [gedaagde] mocht begrijpen dat hij van de Parochie een laatste termijn van ontruiming van meer dan een jaar kreeg, maar had hij juist moeten begrijpen dat men wilde dat er spoedig ontruimd zou worden en dus dat sprake was van een kennelijke verschrijving in deze brief.
Belangenafweging
5.8.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde] dat hij de loods niet kan ontruimen omdat het hem tot op heden niet gelukt is een andere opslagruimte voor zijn goederen te vinden. De Parochie heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter een zwaarwegend belang om over haar eigendom te kunnen beschikken. De Parochie heeft aangevoerd dat zij op korte termijn de loods zelf nodig heeft om haar goederen op te slaan nu het parochiecentrum te koop zal worden gezet. Daarbij heeft de Parochie voldoende onderbouwd gesteld dat de loods in de huidige staat voor overlast van ratten zorgt. De opmerking van [gedaagde] dat hij geen ratten heeft opgemerkt bij de loods leidt niet tot een ander oordeel, nu [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft erkend dat hij bijna niet meer bij de loods komt.
5.9.
Het voorgaande brengt met zich dat de gevorderde ontruiming van de loods zal worden toegewezen.
Dwangsom
5.10.
De voorzieningenrechter acht de gevorderde dwangsom van € 500,00 per dag, met een maximum van € 25.000,00, redelijk indien [gedaagde] niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis tot ontruiming van de loods overgaat.
Proceskosten
5.11.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Aangezien de Parochie ten aanzien van de door [gedaagde] ingestelde eis in reconventie geen (extra) kosten heeft moeten maken, worden de proceskosten van de Parochie begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.085,99
5.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.6. De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
verklaart [gedaagde] niet-ontvankelijk in de eis in reconventie,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de loods en alles wat zich daarin en omheen bevindt, gelegen ter hoogte van de [adres 1] tot en met [adres 2] te [plaats] ( [kadastrale perceel] ) geheel te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop en/of daarnaast bevindende zaken, voor zover deze niet eigendom zijn van de Parochie,
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan de Parochie een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de in 6.2. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 25.000,00 is bereikt,
6.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.085,99, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
6.5.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.