ECLI:NL:RBZWB:2024:3140

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/02/414921 / FA RK 23-4828
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • J. Holierhoek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en partneralimentatie in het kader van een verzoek tot echtscheiding zonder verweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 mei 2024 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 16 oktober 2023 een verzoekschrift tot echtscheiding heeft ingediend. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.A. Broekman-de Feijter, heeft op 7 mei 2024 een deel van haar verzoeken ingetrokken. De man, die voorheen werd vertegenwoordigd door mr. E.S. van Aken, heeft zich zonder advocaat in de procedure gesteld nadat mr. Van Aken zich op 30 januari 2024 had onttrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man voldoende gelegenheid heeft gehad om zich te voorzien van een nieuwe advocaat, maar dat hij geen verweerschrift heeft ingediend.

De rechtbank heeft op basis van de ingediende stukken en het feit dat er geen verweer is gevoerd, geoordeeld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om een partneralimentatie van € 2.248,-- bruto per maand, te betalen door de man. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek voldoet aan de wettelijke eisen en heeft de echtscheiding uitgesproken, evenals de toewijzing van de partneralimentatie, die uitvoerbaar bij voorraad is. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Knops-Pijper.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/414921 / FA RK 23-4828
Beschikking van 13 mei 2024 betreffende echtscheiding
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.A. Broekman-de Feijter te [woonplaats 1] ,
tegen
[de man],
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats 2] , aan [adres] ,
hierna te noemen de man,
advocaat voorheen mr. E.S. van Aken te Zierikzee , thans zonder advocaat.
1. Het procesverloop
1.1. De rechtbank oordeelt op grond van de volgende stukken:
- het verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorziening van de vrouw, met bijlagen, ingekomen op 16 oktober 2023;
- de brief van 28 december 2023 van de griffier aan mr. Van Aken;
- de brief van 10 januari 2024 van mr. Van Aken;
- het F9-formulier van mr. Broekman-de Feijter, ingediend op 7 mei 2024.
1.2. Mr. Van Aken heeft de rechtbank bij F-formulier van 30 januari 2024 laten weten zich als advocaat aan de zaak te onttrekken.
1.3. Een mondelinge behandeling heeft niet plaatsgevonden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] 1997 in Roosendaal met elkaar gehuwd.
2.2.
Deze rechtbank heeft op 3 januari 2024 voorlopige voorzieningen getroffen, inhoudende dat de man voor de duur van de echtscheidingsprocedure een bedrag van
€ 2.248,-- bruto per maand moet betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van haar levensonderhoud.
3. Het verzoek
3.1.
Op 7 mei 2024 heeft de vrouw de rechtbank laten weten dat zij een deel van haar inleidende verzoeken intrekt.
De vrouw verzoekt de rechtbank nu om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. tussen partijen de echtscheiding uit te spreken;
2. te bepalen dat de man met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand een bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw betaalt van € 2.248,-- bruto per maand, bij vooruitbetaling per maand aan haar te voldoen.

4.De beoordeling

Over het procesverloop
4.1.
Op 28 november 2023 heeft mr. Van Aken zich als advocaat voor de man gesteld. Daarbij heeft hij uitstel gevraagd voor het indienen van een verweerschrift. De rechtbank heeft op 11 januari 2024 een brief ontvangen van mr. Aken waarin hij - met instemming van de wederpartij - opnieuw verzoekt om uitstel voor het indienen van een verweerschrift. Hij schrijft dat hij voornemens is zich als advocaat te onttrekken en dat het uitstelverzoek wordt ingediend om de man gelegenheid te bieden zich desgewenst te kunnen voorzien van een andere advocaat. Uitstel voor indienen van een verweerschrift is verleend tot 14 februari 2024.
4.2.
Op 30 januari 2024 heeft mr. Van Aken de rechtbank bericht dat hij zich als advocaat aan de zaak onttrekt. De griffier van de rechtbank heeft de man op 2 februari 2024 een brief gestuurd met het verzoek de rechtbank binnen veertien dagen mee te delen wie zich als advocaat voor de man zal gaan stellen. De man heeft niet op deze brief gereageerd.
4.3.
Op grond van het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat de man in de procedure is verschenen en dat hij nadat mr. Van Aken zich als advocaat heeft onttrokken voldoende gelegenheid heeft gehad zich te voorzien van een andere advocaat. De rechtbank stelt ook vast dat de verweertermijn is verstreken zonder dat de rechtbank een verweerschrift van de man heeft ontvangen.
4.4.
De vrouw heeft de rechtbank bij F-formulier van 7 mei 2024 laten weten dat zij, omdat de man niet langer in de procedure wordt vertegenwoordigd, een deel van haar verzoeken wenst in te trekken.
Artikel 283 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt dat zolang de rechter nog geen eindbeschikking heeft gegeven, de verzoeker bevoegd is het verzoek of de gronden daarvan te verminderen, dan wel schriftelijk te veranderen of te vermeerderen.
De vrouw is dus bevoegd haar verzoek te verminderen. Omdat de man geacht wordt hierdoor niet in zijn belangen te worden geschaad, zal de rechtbank de vermindering van het verzoek in haar beoordeling betrekken.
4.5.
Artikel 279 lid 1 Rv brengt mee dat in echtscheidingszaken waarin geen verweer wordt gevoerd en alle verzoeken zullen worden toegewezen, een mondelinge behandeling achterwege blijft. De rechtbank heeft in het verzochte geen aanleiding gezien de zaak mondeling te behandelen.
Over de verzoeken
Echtscheiding
4.6.
De vrouw verzoekt de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Zij stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht. De stelling van de vrouw is niet weersproken.
4.7.
De rechtbank spreekt de echtscheiding tussen partijen uit, omdat het verzoek voldoet aan de eisen die de wet stelt en er geen verweer is gevoerd.
Partneralimentatie
4.8.
De vrouw verzoekt te bepalen dat de man een bedrag van € 2.248,-- bruto per maand voor haar levensonderhoud aan haar betaalt met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand en dat de man dit steeds bij vooruitbetaling doet.
4.9.
De rechtbank wijst het verzoek toe omdat het verzoek voldoet aan de eisen die de wet stelt, er geen verweer tegen is gevoerd en het verzoek de rechtbank niet onredelijk voorkomt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd te Roosendaal op [datum] 1997;
5.2.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man vanaf de dag dat deze beschikking wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw voor levensonderhoud bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 2.248,-- bruto per maand.
Deze beschikking is gegeven door mr. Holierhoek, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Knops-Pijper op 13 mei 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.