ECLI:NL:RBZWB:2024:3141

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420120 / FA RK 24-1205
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in een echtscheidingsprocedure met betrekking tot de zorgregeling en het gebruik van de echtelijke woning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende voorlopige voorzieningen in het kader van een echtscheiding. De partijen, een man en een vrouw, zijn de ouders van drie minderjarige kinderen. De man verzocht om een zorgregeling waarbij de kinderen afwisselend bij hem en de vrouw verblijven, en om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning. De vrouw verzocht om de kinderen aan haar toe te vertrouwen en om het uitsluitend gebruik van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling op 27 maart 2023 was er een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig, en partijen hebben ingestemd met mediation. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mediation niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd, waardoor zij nu moest beslissen over de verzoeken.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie te handhaven, waarbij de kinderen bij de vrouw verblijven. De rechtbank heeft de kinderen voorlopig aan de vrouw toevertrouwd, maar ook een zorgregeling vastgesteld waarbij de man en de kinderen wekelijks contact hebben. De rechtbank heeft de man het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning toegewezen, omdat zijn belang daarbij zwaarder weegt dan dat van de vrouw, die tijdelijk in een vakantiewoning verblijft. De beslissing is genomen met inachtneming van de belangen van de kinderen en de huidige omstandigheden van beide partijen. Tegen deze beschikking staat geen gewoon rechtsmiddel open, enkel cassatie in het belang der wet is mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/420120 / FA RK 24-1205
beschikking d.d. 15 mei 2024 betreffende vaststelling voorlopige voorzieningen
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. W. Tiggelaar te Middelburg ,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M. Krijger te Goes.
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2013;
- [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2015;
- [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2018.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken aangaande de kinderen te adviseren.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 13 maart 2024 ontvangen verzoekschrift voorlopige voorzieningen, met bijlagen;
- het op 22 maart 2024 ontvangen verweerschrift voorlopige voorzieningen, tevens houdende zelfstandige verzoeken, met bijlagen;
- het F-formulier d.d. 26 maart 2024 van mr. Tiggelaar, met bijlagen;
- het F-formulier d.d. 26 maart 2024 van mr. Krijger, met bijlage;
- het F-formulier d.d. 26 maart 2024 van mr. Krijger, met bijlagen.
1.2. De verzoeken zijn behandeld op de mondelinge behandeling van 27 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad. Tijdens de mondelinge behandeling was met toestemming van alle aanwezigen ook aanwezig de heer [naam] , mediator, in verband met de pilot “piketmediator op zitting” bij deze rechtbank.
1.3. De zaak is na de mondelinge behandeling voor een korte periode aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen deel te nemen aan mediation in het kader van de hiervoor in 1.2 vermelde pilot.
1.4. Daarna zijn de navolgende stukken ontvangen:
- de brief d.d. 16 april 2024 van mr. Krijger, met bijlage;
- de brief d.d. 30 april 2024 van mr. Tiggelaar, met bijlagen;
- het F-formulier d.d. 30 april 2024 van mr. Krijger.

2.De verzoeken

2.1.
De man verzoekt, om bij beschikking, voor de duur van het geding en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
A. met ingang van heden een zorgregeling tussen de kinderen en hun ouders vast te
stellen, aldus dat de kinderen afwisselend een week bij moeder verblijven en een week
bij vader, waarbij moeder de kinderen op de woensdag in de oneven weken ophaalt
van school (althans op een vrije dag om 12:00 uur) en de vader de kinderen ophaalt
van school in de even weken (althans op een vrije dag om 12:00 uur), alsmede de
reguliere schoolvakanties alsmede erkende feestdagen in onderling overleg bij helfte
worden verdeeld, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 250,-- per dag(deel)
voor ieder(e) dag(deel) dat de vrouw niet aan de door uw rechtbank in het kader van
de onderhavige procedure te wijzen beschikking voorlopige voorzieningen vast te
stellen voorlopige zorgregeling voldoet, tot een maximum is bereikt van € 25.000,—;
B. te bepalen dat de man bij uitsluiting van de vrouw gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende inboedel met bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en deze verder niet meer mag betreden, behoudens met voorafgaande instemming van de man;
C. te verstaan dat gedurende de tijd dat de zorg voor de kinderen op basis van birdnesting plaatsvindt ieder van partijen de helft van de vaste lasten van de echtelijke woning aan [adres] te [postcode] [woonplaats] (zijnde de hypotheek, de aan de hypotheek gekoppelde levensverzekeringen, de gemeentelijke en waterschapslasten, de opstalverzekering, de energiekosten en de internetkosten) voor zijn respectievelijk haar rekening neemt alsmede de helft van de vaste lasten van de door partijen gezamenlijk te huren tijdelijke woonruimte op een nog nader te bepalen adres (zijnde huurlasten, de verzekeringen, de gemeentelijke en waterschapslasten, de energiekosten en de internetkosten) voor zijn respectievelijk haar rekening neemt.
Aanvullend verzoekt de man ten aanzien van de zorgregeling te bepalen dat met ingang van de week waarop de beschikking wordt gewezen het contact tussen vader en de kinderen wordt hersteld door:
* wekelijks beeldbellen op dinsdagavond om 18:30 uur, en;
* wekelijks contact op zondag van 11:00 uur tot 19:00 uur in aanwezigheid van oma en op de woensdagmiddag vanaf 12:00 uur (ophalen vanuit school, zodat vader betrokken blijft bij de school van de kinderen) tot 19:00 uur;
* zulks in afwachting van de verdere inhoudelijke behandeling van deze zaak (zie hierna), de uitkomst van een raadsonderzoek en/of de inzet van hulpverlening;
- en voorts daarnaast een zittingsdatum zal bepalen op korte termijn – al dan niet in het kader van de bodemprocedure – voor een verdere inhoudelijke behandeling van deze zaak.
2.2.
De vrouw voert verweer en verzoekt, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. de man niet-ontvankelijk te verklaren zijn onder sub A tot en met C geformuleerde verzoeken, dan wel deze af te wijzen, en voorts:
II. de minderjarige kinderen van partijen, [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2013, [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2015, en [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2018, toe te vertrouwen aan de vrouw, zulks voor de duur van de echtscheidingsprocedure, en;
III. te bepalen dat de vrouw bij uitsluiting van de man gerechtigd is tot het gebruik van de woning, staande en gelegen te [postcode] [woonplaats] , gemeente Middelburg , aan [adres] , zulks met ingang van de datum van de te dezen te geven beschikking en met het bevel dat de man de woning dient te verlaten en deze gedurende de echtscheidingsprocedure niet meer mag betreden.
2.3.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover voor de beoordeling van de verzoeken van belang, hierna ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen hebben in het kader van de hiervoor in 1.2 genoemde pilot ingestemd met mediation. De zaak is aangehouden in afwachting van de uitkomst van deze mediation. Verder is met partijen besproken dat zij in het geval de mediation niet zou slagen zij een update zouden geven van de ontwikkelingen sinds de mondelinge behandeling. Uit de nadien ingekomen stukken volgt dat de mediation niet het gewenste resultaat heeft gebracht, zodat de rechtbank thans dient te beslissen op de voorliggende verzoeken.
Toevertrouwing
3.2.
De vrouw heeft verzocht de kinderen aan haar toe te vertrouwen. Uit de overgelegde stukken en hetgeen hierover tijdens de mondelinge behandeling is verklaard, is gebleken dat de vrouw de echtelijke woning met de kinderen heeft verlaten en tijdelijk haar intrek heeft genomen in een vakantiewoning. De rechtbank stelt vast dat de onderlinge verstandhouding tussen partijen ernstig is verstoord. Partijen maken elkaar over en weer verwijten. Er is sprake van een zorgelijke situatie waarbij er al geruime tijd geen contacten plaatsvinden tussen de man en de kinderen en zij ook enige tijd niet naar school zijn gegaan omdat de vrouw bang was dat de man hen daar zou ophalen. Inmiddels gaan de kinderen weer naar school.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat de kinderen vanaf het feitelijk uiteengaan van partijen tot op heden bij de vrouw verblijven. De rechtbank acht het in het belang van de kinderen dat zij in deze voor hen ongetwijfeld onrustige tijd waar mogelijk niet met nog meer wijzigingen in hun situatie worden geconfronteerd. Anders gezegd: handhaving van de huidige situatie acht de rechtbank op dit moment het meest in hun belang. Dit betekent dat de rechtbank zal beslissen dat de juridische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke situatie en zal de kinderen daarom vooralsnog aan de vrouw toevertrouwen.
Zorgregeling
3.4.
De man heeft aanvankelijk verzocht (onder A van het verzoek) een zorgregeling vast te stellen op basis van co-ouderschap. Aanvullend, bij brief van 30 april 2024 van mr. Krijger, heeft de man verzocht dat het contact tussen hem en de kinderen wordt hersteld door:
* wekelijks beeldbellen op dinsdagavond om 18:30 uur, en;
* wekelijks contact op zondag van 11:00 uur tot 19:00 uur in aanwezigheid van oma en op de woensdagmiddag vanaf 12:00 uur (ophalen vanuit school, zodat vader betrokken blijft bij de school van de kinderen) tot 19:00 uur;
* zulks in afwachting van de verdere inhoudelijke behandeling van deze zaak de uitkomst van een raadsonderzoek en/of de inzet van hulpverlening.
3.5.
De vrouw voert verweer tegen de door de man verzochte regeling op basis van co-ouderschap. De vrouw stelt dat er op moet worden toegezien dat het contact tussen de man en de kinderen veilig plaatsvindt, hetgeen betekent dat het contact door de hulpverlening zal moeten worden gemonitord. De vrouw zal haar medewerking verlenen aan een zorgregeling waarbij de veiligheid van de kinderen is geborgd.
3.6.
De rechtbank is met de Raad van oordeel dat het van belang is dat op korte termijn het contact tussen de kinderen en de man hersteld wordt. Vast staat dat partijen tijdens hun huwelijk beiden een groot aandeel in de zorg voor de kinderen hadden en er in die tijd nooit zorgen zijn geuit over de manier waarop partijen dat invulden. De man heeft sinds 8 maart 2024 geen contact met de kinderen gehad. Naar het oordeel van de rechtbank is door de vrouw onvoldoende onderbouwd dat de man een gevaar zou vormen voor de kinderen. Wel dient gelet op de recente gebeurtenissen en de termijn waarin er geen contacten tussen de man en de kinderen hebben plaatsgevonden, er een opbouw in de contacten plaats te vinden.
3.7.
De rechtbank zal aansluiting zoeken bij de door de man aanvullend verzochte zorgregeling waarbij verzocht is te bepalen dat de man en de kinderen steeds wekelijks beeldbellen op dinsdagavond om 18:30 uur, en er de komende vier weken wekelijks contact zal zijn op zondag van 11:00 uur tot 19:00 uur bij de man thuis in aanwezigheid van oma en na vier weken ook op de woensdagmiddag vanaf 12:00 uur (ophalen vanuit school, zodat vader betrokken blijft bij de school van de kinderen) tot 19:00 uur. Na de eerste vier weken is de aanwezigheid van de oma van de kinderen niet meer verplicht.
Uit de na afloop van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte stukken volgt onder meer dat op 13 mei 2024 een netwerkberaad zal plaatsvinden. In samenspraak met de betrokken hulpverlening dient deze voorlopige regeling steeds te worden geëvalueerd en stapsgewijs te worden uitgebreid waarbij uiteindelijk dient te worden toegewerkt naar de door de man gewenste co-ouderschapsregeling. De rechtbank zal daarom bepalen dat de zorgregeling van, naast het beeldbellen op dinsdag, de eerste vier weken op zondag (met oma) en de volgende vier weken op zondag en woensdagmiddag zoals hiervoor genoemd, telkens onder regie van de betrokken hulpverlening en in het tempo van de kinderen na een periode van vier weken zal worden uitgebreid, totdat een gelijkwaardige verdeling geldt waarbij de minderjarigen de helft van de tijd bij de man en de helft van de tijd bij de vrouw verblijven.
De regeling zal ingaan per de datum van de beschikking. De rechtbank vertrouwt erop dat partijen deze regeling zullen naleven. Het opleggen van dwangsommen is in dit stadium van de procedure daarom niet aan de orde.
Uitsluitend gebruik echtelijke woning
3.8.
Beide partijen hebben aanvankelijk verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning, zodat thans dient te worden beoordeeld wiens belang bij het uitsluitend gebruik van die woning zwaarder weegt. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat een andere constructie, bijvoorbeeld een constructie waarbij partijen door middel van birdnesting in de woning verblijven en dan voor de kinderen zorgen zoals door de man is voorgesteld, niet wenselijk is gebleken. De vrouw voorziet problemen bij een birdnesting-regeling en gezien de huidige verhoudingen tussen partijen onderschrijft de rechtbank haar visie. Birdnesting zou niet in het belang van de kinderen zijn. De rechtbank is, de belangen van beide partijen tegen elkaar afwegend, van oordeel dat - in de huidige omstandigheden - het belang van de man bij het gebruik van de echtelijke woning zwaarder weegt dan het belang van de vrouw. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de vrouw met de kinderen op dit moment tijdelijk in een vakantiewoning verblijft of daar heeft verbleven. Verder is door de vrouw niet weersproken dat zij met de kinderen terecht kan bij haar ouders die in de buurt wonen ( [plaats] ) in een ruime woning. Door de man is onweersproken gesteld dat hij geen mogelijkheden heeft om (al dan niet tijdelijk) bij familie te verblijven en daarbij is hij gebonden aan [woonplaats] in verband met zijn eigen praktijk.
3.9.
Het verzoek van de man tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning zal daarom worden toegewezen onder afwijzing van het verzoek van de vrouw.
Tot slot
3.10.
Tegen deze beslissing staat, nu het voorlopige voorzieningen betreft, geen gewoon rechtsmiddel open. Ingevolge artikel 824 lid 1 Rv kan alleen cassatie in het belang der wet worden ingesteld. Hoger beroep is dus niet mogelijk. Dit betekent dat deze beslissing directe werking heeft.

4.De beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2013, [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 2] 2015, en [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 3] 2018, worden toevertrouwd aan de vrouw;
bepaalt dat tussen partijen een (opbouwende) zorgregeling geldt zoals hiervoor onder rechtsoverweging 3.7. is overwogen;
bepaalt dat de man bij uitsluiting gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning te [postcode] [woonplaats] , aan [adres] , en beveelt de vrouw die woning niet te betreden, behoudens voorafgaande toestemming van de man;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024, in tegenwoordigheid van de griffier.