ECLI:NL:RBZWB:2024:3142

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
15 mei 2024
Zaaknummer
C/02/421881 / FA RK 24/2016
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1987. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, specifiek schizofrenie en autisme, wat leidt tot ernstig nadeel, waaronder zelfverwaarlozing en risico op brandgevaar. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 mei 2024 zijn verschillende zorgverleners gehoord, waaronder de advocaat van de betrokkene, een psychiater, een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige en een mentor. De advocaat heeft aangegeven dat de betrokkene akkoord gaat met de zorgmachtiging, maar dat enkele vormen van verplichte zorg niet noodzakelijk zijn. De psychiater heeft echter benadrukt dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg nodig is om de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer en schriftelijk uitgewerkt op 15 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/421881 / FA RK 24/2016
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 8 mei 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. J.E.S. de Rechter te Hulst.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 30 april 2024, ingekomen ter griffie op 30 april 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- de medische verklaring van 19 april 2024;
- een zorgkaart van 17 april 2024;
- een zorgplan van 24 april 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 25 april 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie;
- een verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
- een afschrift van de beschikking van 11 april 2023 waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 mei 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- de advocaat van betrokkene;
- dhr. [naam 1] , psychiater;
- mw. [naam 2] , sociaal-psychiatrisch verpleegkundige;
- dhr. [naam 3] , mentor.
Tevens waren de volgende personen aanwezig, deze zijn echter niet gehoord:
- [naam 4] , begeleidster;
- [naam 5] , stagiaire verpleegkundige.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.
1.5
Uit artikel 6:1 Wvggz volgt dat de rechter betrokkene hoort na ontvangst van het verzoekschrift voor het verlenen van een zorgmachtiging, tenzij de rechter vaststelt dat betrokkene niet in staat is of niet bereid is zich te doen horen. De advocaat van betrokkene heeft aangegeven dat betrokkene wist van de mondelinge behandeling maar dat hij niet wilde komen. Daarnaast heeft de advocaat van betrokkene aangegeven dat betrokkene bij de mondelinge behandeling van de eerdere zorgmachtigingen ook niet aanwezig was. De rechtbank heeft daarom – met instemming van alle aanwezigen – de mondelinge behandeling voortgezet zonder de aanwezigheid van betrokkene.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
De advocaat van betrokkene heeft het verzoekschrift van de officier van justitie met betrokkene besproken en betrokkene is akkoord met de zorgmachtiging met de daarbij horende vormen van verplichte zorg zoals die gelden in de huidige zorgmachtiging. De zorgmodaliteiten ‘onderzoek aan kleding of lichaam’, ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte’ en ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten’ zijn een aanvulling op de huidige zorgmachtiging en volgens de advocaat niet noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden. De advocaat geeft aan dat ook zij erg geschrokken is van de brand die door betrokkene in de Woonhuizen afgelopen december is ontstaan, maar geeft aan dat er geen sprake was van opzet door betrokkene. Daarnaast hebben er sinds december geen incidenten meer plaatsgevonden waardoor deze drie vormen van verplichte zorg niet proportioneel en subsidiair zijn.
3.2
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de psychiater aangegeven dat verplichte zorg noodzakelijk is. De psychiater is van mening dat de zorgmodaliteiten ‘onderzoek aan kleding of lichaam’, ‘onderzoek van de woon- of verblijfsruimte’ en ‘aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten’ noodzakelijk en geschikt zijn om ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Enkel het toepassen van de huisregels bij Stichting Emergis zijn niet voldoende om brandstichting door betrokkene te voorkomen. De psychiater heeft toegelicht dat betrokkene langdurig bekend is bij Stichting Emergis. Betrokkene is in december 2023 opgenomen op de HIC-afdeling ten gevolge van een brandstichting op de Woonhuizen. Momenteel verblijft betrokkene op de MC2-afdeling, waar het volgens de psychiater een stuk beter gaat. Betrokkene is meewerkend en in staat om beter te communiceren met de behandelaren. Verder heeft de psychiater aangegeven dat er bij betrokkene sprake is van schizofrenie en autisme. Deze stoornis leidt tot ernstige verwaarlozing. Zo wil betrokkene niet douchen en ook geen schone kleding aantrekken. Ook lukt het de behandelaren niet om te voorkomen dat betrokkene op zijn kamer rookt. Momenteel heeft betrokkene medicatie maar het is moeilijk te controleren of betrokkene deze medicatie ook daadwerkelijk inneemt. Depotmedicatie zou hierin een uitkomst kunnen zijn, maar dit wil de psychiater voorkomen. Het is namelijk van belang dat betrokkene hier zo veel mogelijk vrijheid in krijgt.
3.3
De sociaal-psychiatrisch verpleegkundige en de mentor van betrokkene sluiten zich aan bij hetgeen de psychiater naar voren heeft gebracht.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen. Betrokkene is gediagnosticeerd met schizofrenie en autismespectrumstoornis. De psychiater heeft tijdens de mondelinge behandeling deze stoornis onderschreven en is namens betrokkene niet betwist.
4.2
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige materiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Betrokkene is bekend met hoge prikkelgevoeligheid - waardoor betrokkene een beperkte mate van spanning en emoties aankan – en agressie richting derden. Zoals blijkt uit de mondelinge behandeling is er bij betrokkene ook sprake van zelfverwaarlozing en bestaat er vanwege het rookgedrag van betrokkene een risico op brandgevaar.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Het is de rechtbank gebleken dat betrokkene geen ziektebesef en -inzicht heeft. Betrokkene heeft in het verleden meerdere malen zijn medicatie geweigerd. Betrokkene lijkt enkel mee te werken aan de behandeling zolang hij zelf de regie in handen heeft. Wanneer dit niet het geval is, bestaat het risico op agressie. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.
De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat de zorgverleners telkens voor de minst ingrijpende vorm van verplichte zorg zullen kiezen voor een zo kort mogelijke duur, nu uitgangspunt en voorwaarde in de Wvggz voor de toepassing van verplichte zorg is dat verplichte zorg altijd zo beperkt mogelijk moet worden toegepast.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.
4.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
8 mei 2025.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 15 mei 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.