Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
[cliënt], geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ;
19 juni 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van de inbewaringstelling van een cliënt, geboren in 1986. Het verzoek tot voortzetting is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) op basis van artikel 37 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op dezelfde dag gehouden, waarbij de cliënt, bijgestaan door haar advocaat mr. S. van de Voorde, en een verpleegkundig specialist aanwezig waren.
De cliënt heeft tijdens de behandeling aangegeven dat zij graag terug naar haar man en kinderen wil, maar dat zij momenteel verblijft in een onrustige accommodatie. De advocaat van de cliënt heeft verzocht om het verzoek tot voortzetting van de inbewaringstelling af te wijzen, stellende dat de cliënt zich in een verbeterde toestand bevindt. De verpleegkundig specialist daarentegen heeft betoogd dat de voortzetting van de inbewaringstelling noodzakelijk is, gezien de problematiek van de cliënt, die lijdt aan niet aangeboren hersenletsel (NAH).
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, waaronder lichamelijk letsel en maatschappelijke teloorgang, als gevolg van het gedrag van de cliënt. Dit gedrag is gerelateerd aan haar neurocognitieve stoornissen. Gezien de overlast die de cliënt veroorzaakt en de noodzaak om haar tot rust te laten komen, heeft de rechtbank besloten de machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling te verlenen voor de duur van zes weken. De beschikking is mondeling gegeven door mr. De Beer en schriftelijk uitgewerkt op 14 mei 2024.