ECLI:NL:RBZWB:2024:3158

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
10776816 _ MB VERZ 23-408
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en de ontvankelijkheid van het beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zitting houdende in Middelburg, op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen en heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 10 april 2024, waar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer.

De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, betrof het niet onverwijld inleveren van een ongeldig verklaard handelaarskenteken op een specifieke locatie op 8 maart 2022. Betrokkene voerde aan dat hij geen reactie had ontvangen op zijn beroepschrift en dat hij niet op de hoogte was van de verplichting om de handelaarskentekenplaten in te leveren. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, omdat betrokkene te laat beroep had ingesteld en niet tijdig zijn gronden van beroep had ingediend.

De kantonrechter oordeelde dat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat instellen van beroep niet aan hem konden worden toegerekend. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard. De kantonrechter concludeerde echter dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard, maar de kantonrechter droeg de officier van justitie op om het bedrag van € 185,- dat betrokkene te veel had betaald als zekerheidstelling, terug te betalen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10776816 \ MB VERZ 23-408
CJIB-nummer : 0062 5422 4798 8124
uitspraakdatum : 9 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 10 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.S. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: het ongeldig verklaarde handelaarskenteken niet onverwijld inleveren op de‘s- Gravenpolder 35 (A58) te Kapelle op 8 maart 2022 om 22.03 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat al beroep te hebben aangevoerd en hierop geen reactie heeft ontvangen. Betrokkene ziet door de toegezonden brieven van het CJIB door de bomen het bos niet meer.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd niet hetgeen te hebben verklaard wat de verbalisant in het zaakoverzicht heeft genoteerd. Als de handelaarskentekenplaten zouden zijn gevoerd, dan hadden ze op de juiste plaats gezeten en niet achter de voorruit in het voertuig hebben gelegen. Als reguliere kentekenplaten ongeldig worden verklaard, hoeven deze niet ingeleverd te worden. Dat de handelaarskentekenplaten van betrokkene ingeleverd moesten worden, omdat ze ongeldig waren verklaard, was niet bekend bij betrokkene. Daarnaast heeft betrokkene aangevoerd dat de post niet altijd goed wordt bezorgd bij betrokkene omdat de toevoeging bij het huisnummer was gewijzigd door de verhuurder. Betrokkene is inmiddels, om verschillende redenen, gestopt met zijn bedrijf.
De zittingsvertegenwoordiger heeft primair verzocht het beroep niet ontvankelijk te verklaren. Betrokkene heeft te laat beroep ingesteld bij de kantonrechter en daarnaast niet tijdig het verzuim hersteld bij de officier van justitie. Door over de termijnoverschrijdingen heen te stappen, zal de verhoging komen te vervallen. Subsidiair heeft de zittingsvertegenwoordiger verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De gedraging is verricht.

Overwegingen

Termijnoverschrijding bij de kantonrechter en de officier van justitie
Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 7 september 2022. Het beroepschrift is echter pas op 15 december 2022 ontvangen. Dat is te laat.
Daarnaast heeft de officier van justitie het beroep van betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat betrokkene niet tijdig zijn gronden van beroep heeft toegezonden.
De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene met wat hierover is aangevoerd aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen bij zowel de kantonrechter als de officier van justitie niet aan hem kan worden toegerekend.
Het beroep wordt daarom ontvankelijk verklaard
Hiermee zal de opgelegde verhoging komen te vervallen.
Vaststelling gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant.
Het had betrokkene voldoende duidelijk kunnen zijn dat de handelaarskentekenplaten niet gebruikt mochten worden, ook al lagen deze achter de voorruit, en ingeleverd hadden moeten worden. Dat betrokkene hier niet van op de hoogte was, komt voor eigen rekening en risico.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep ongegrond;
‒ stelt vast dat de verhoging komt te vervallen;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 185,- (het bedrag van de verhoging), dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: