ECLI:NL:RBZWB:2024:3160

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
10972672
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst met voorwaarden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de stichting Leystromen als eiseres opgetreden tegen een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft een huurgeschil waarbij de gedaagde een huurachterstand heeft van € 4.695,96 tot en met april 2024, naast buitengerechtelijke incassokosten van € 491,08 en wettelijke rente van € 43,69. De partijen hebben tijdens de mondelinge behandeling op 19 april 2024 overeenstemming bereikt over de betalingsverplichtingen en de voorwaarden voor de ontbinding van de huurovereenkomst. De gedaagde is verplicht om een extra maand huur van € 936,16 te betalen in mei 2024 en moet binnen twee maanden een betalingsregeling treffen. Indien de gedaagde in gebreke blijft met de betalingen, kan de huurovereenkomst worden ontbonden en moet de gedaagde de woning ontruimen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van Leystromen, zoals gewijzigd tijdens de mondelinge behandeling, toewijsbaar zijn. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, in totaal € 1.309,72. De ontbinding van de huurovereenkomst is voorwaardelijk uitgesproken, afhankelijk van de nakoming van de betalingsverplichtingen door de gedaagde. De rechter heeft tevens bepaald dat de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad zijn, wat betekent dat Leystromen direct kan overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
Zaaknummer: 10972672 CV EXPL 24-1139
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
de stichting Stichting Leystromen,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijen,
eiseres,
hierna te noemen: Leystromen,
gemachtigde: mr. J.N. Reijn, gerechtsdeurwaarder te Tilburg,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te ( [postcode] ) [plaats] , aan het [adres] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis van 20 maart 2024 met de daarin genoemde stukken;
op 19 april 2024 is de zaak op een zitting met de rechter besproken. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt;
de e-mails met de Kredietbank Nederland, die op de mondelinge behandeling namens [gedaagde] zijn overlegd.

2.De beoordeling

2.1.
Na bespreking van de zaak verklaren partijen het eens te zijn geworden over het volgende:
a) De huurachterstand berekend tot en met april 2024 bedraagt € 4.695,96;
b) Wegens buitengerechtelijke incassokosten is huurder verschuldigd € 491,08 (inclusief btw);
c) De wettelijke rente bedraagt tot en met 19 februari 2024 een bedrag van
€ 43,69;
d) [gedaagde] dient de proceskosten te betalen, vastgesteld op € 136,72 voor de dagvaarding, € 496,00 voor griffierecht, € 542,00 voor gemachtigdensalaris (2 punten á € 271,00 voor de dagvaarding en voor de mondelinge behandeling) en € 135,00 voor de nakosten, derhalve in totaal € 1.309,72;
e) [gedaagde] geeft aan nog recht te hebben op een UWV-uitkering;
f) Partijen spreken af dat de verkoopopbrengst van de stacaravan en een eventuele uitkering door het UWV zullen worden gebruikt voor betaling van de achterstallige huur;
g) [gedaagde] zal één extra maand huur voldoen ter hoogte van € 936,16 in de maand mei 2024;
h) Binnen 2 maanden met ingang van de dag na heden spreken partijen een betalingsregeling af;
i) [gedaagde] zal blijven voldoen aan de lopende huurverplichtingen jegens Leystromen, te betalen steeds vóór de eerste dag van de maand;
j) Als [gedaagde] meer dan veertien dagen in gebreke blijft met de voldoening van enige termijn en/of met de lopende huurverplichtingen vanaf mei 2024, is hij in verzuim zonder dat een ingebrekestelling is vereist en zijn zij het gehele nog uitstaande bedrag (inclusief de nog niet verschenen termijnen) direct verschuldigd. In dat geval is [gedaagde] tevens met ingang van die dag over het verschuldigde bedrag de wettelijke rente van art. 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verschuldigd.
2.2.
Leystromen wijzigt haar geldvordering tot hetgeen [gedaagde] krachtens voornoemde afspraken verschuldigd is en verzoekt de gevorderde ontbinding en ontruiming voorwaardelijk uit te spreken. [gedaagde] verzet zich niet tegen toewijzing van de gewijzigde vordering.
2.3.
Gehoord de standpunten van partijen, overweegt de kantonrechter dat de onvoldoende betwiste vorderingen, zoals tijdens de mondelinge behandeling gewijzigd, toewijsbaar zijn. Daarbij geldt wel dat, als ten minste één van de voorwaarden tot ontbinding van de huurovereenkomst intreedt, aan [gedaagde] een redelijke termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis wordt geboden om het gehuurde te ontruimen.
2.4.
Voorts is de wettelijke huurverhoging enkel toewijsbaar over de bedragen die op grond van de overeenkomst verschuldigd zijn, zodat de wettelijke huurverhoging over de gebruiksvergoeding niet wordt toegewezen.
2.5.
[gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeel tot betaling van de proceskosten zoals hiervoor onder 2.1. d) vastgesteld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Leystromen te betalen een bedrag van € 5.230,73 aan achterstallige huurpenningen tot en met de huur over de maand april 2024, buitengerechtelijke kosten en rente tot 19 februari 2024;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Leystromen te betalen een bedrag van € 936,16 per maand voor iedere ingegane maand vanaf 1 mei 2024 tot het tijdstip van ontruiming;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.309,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
3.4.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de woning te ( [postcode] ) [plaats] aan de [adres] en veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al de zijne en het zijnen te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Leystromen te stellen, indien en zodra aan tenminste één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  • [gedaagde] is in gebreke de verkoopopbrengst van de stacaravan of de eventuele uitkering van het UWV te gebruiken voor betaling van de achterstallige huur; en/of
  • [gedaagde] is in gebreke met betaling van één extra maand huur in de maand mei 2024 als bedoeld onder 2.1 g); en/of
  • [gedaagde] is in gebreke met het overeenkomen van een betalingsregeling als bedoeld onder 2.1 h); en/of
  • [gedaagde] is, gedurende de periode van de aflossingsverplichting, in gebreke met de voldoening van enige termijn van de maandelijkse huur als bedoeld onder 2.1 i);
3.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op
15 mei 2024.