ECLI:NL:RBZWB:2024:3166

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
10670218 _ MB VERZ 23-310
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, maar heeft hiertegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 9 april 2024, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer. Betrokkene was niet aanwezig.

De boete was opgelegd voor het rijden van 8 km per uur te hard op een weg buiten de bebouwde kom op 28 januari 2023. Betrokkene voerde aan dat de stukken niet overeenkwamen met de gegevens op de beschikking en dat het voertuig ten tijde van de gedraging verhuurd was. De kantonrechter oordeelde dat, op basis van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), de boete aan de kentekenhouder was opgelegd, maar dat betrokkene voldoende had aangetoond dat hij een geldige huurovereenkomst had overgelegd.

Hierdoor kon de kantonrechter concluderen dat de boete ten onrechte aan betrokkene was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beschikking van de officier van justitie werd vernietigd en het bedrag dat betrokkene als zekerheid had betaald, moest door de officier van justitie worden terugbetaald. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en was openbaar uitgesproken op 9 april 2024. Tegen deze beslissing was geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10670218 \ MB VERZ 23-310
CJIB-nummer : 2062 5422 5546 4223
uitspraakdatum : 9 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.S. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 8 km per uur harder rijden dan mag op een (auto)weg buiten de bebouwde kom op de N253 Nieuwstraat ter hoogte van hmp 8.0 te Oostburg op 28 januari 2023 om 12.12 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de toegezonden stukken niet overeenkomen met de gegevens op de beschikking. Een gecorrigeerde verhuurcontract is met het beroepschrift meegezonden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren.

Overwegingen

Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder.
Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen dan anders indien de kentekenhouder
( a) niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of
( b) een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig overlegt of
( c) ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was.
Betrokkene stelt dat het voertuig zou zijn verhuurd ten tijde van de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene hiermee een beroep doet op de uitzondering onder b (bedrijfsmatige verhuur). Betrokkene heeft die stelling voldoende onderbouwd door een geldige huurovereenkomst te overleggen. Daarmee staat vast dat die uitzondering zich heeft voorgedaan. De boete is dan ook ten onrechte aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 62,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: