ECLI:NL:RBZWB:2024:3173

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
10630662 _ MB VERZ 23-267
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 11 km per uur boven de toegestane snelheid op een weg buiten de bebouwde kom. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging. Hij stelde dat de bebording niet duidelijk zichtbaar was en dat hij vrijwel direct na het passeren van de flitspaal weer 80 km per uur reed. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer, heeft de kantonrechter verzocht om de boete te matigen met 25% omdat betrokkene niet was gehoord.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter heeft de boete vervolgens gematigd tot € 72,- en bepaald dat het teveel betaalde bedrag van € 24,- aan betrokkene moest worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer: 10630662 \ MB VERZ 23-267
CJIB-nummer: 9062 5422 4963 3520
uitspraakdatum: 9 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.S. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: 11 km per uur harder rijden dan mag op een (auto) weg buiten de bebouwde kom op de N253 (rechts, Sint Anna ter Muiden naar Heilleweg) te Sluis op 22 mei 2022 om 15:27 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. De officier van justitie refereert naar artikel 21 RVV1990. Betrokkene stelt dat deze boete totaal niet in verhouding staat tot het doel “veiligheid creëren”. Er heeft zich totaal geen onveilige situatie voorgedaan. Betrokkene is vrijwel direct (na het uitblijven van de groene streep) 80 km per uur gaan rijden. Betrokkene stelt zich op het standpunt dat deze boete niets anders is dan het genereren van meer staatsinkomen op valse wijze. De gehele opstelling van de flitspaal maakt dat direct duidelijk.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd en aangetoond op foto’s dat de bebording waarop wordt aangegeven dat maximaal 80 km/u gereden mocht worden, niet duidelijk staat geplaatst.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene ontkent niet harder te hebben gereden dan de maximaal toegestane snelheid maar voert aan dat de bebording niet goed zichtbaar was en dat hij deze daarom heeft gemist. Dit dient voor eigen rekening en risico te komen van betrokkene. Het verkeersbord stond geplaatst en daarbij was er sprake van een trajectcontrole waarbij op twee momenten de snelheid wordt gemeten.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord en hierop niet is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Vaststelling van de gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name foto’s van de gedraging - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Betrokkene ontkent de gedraging niet.
Aan betrokkene wordt verweten te hebben gehandeld in strijd met artikel 21 aanhef, en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990).
Dit artikel bepaalt dat buiten de bebouwde kom, op andere wegen dan auto(snel)wegen, de
maximumsnelheid 80 km/h bedraagt. Het verweer dat betrokkene de bebording niet heeft waar kunnen nemen, treft dan ook geen doel.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 72,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 24,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: