ECLI:NL:RBZWB:2024:3173
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 11 km per uur boven de toegestane snelheid op een weg buiten de bebouwde kom. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging. Hij stelde dat de bebording niet duidelijk zichtbaar was en dat hij vrijwel direct na het passeren van de flitspaal weer 80 km per uur reed. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer, heeft de kantonrechter verzocht om de boete te matigen met 25% omdat betrokkene niet was gehoord.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter oordeelde ook dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was. De kantonrechter heeft de boete vervolgens gematigd tot € 72,- en bepaald dat het teveel betaalde bedrag van € 24,- aan betrokkene moest worden terugbetaald.