ECLI:NL:RBZWB:2024:3174
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke gegrondverklaring en matiging van de boete
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Schroeweg in Middelburg op 30 september 2022. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie beroep ingesteld, nadat deze het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting heeft betrokkene zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden van de gedraging. Betrokkene stelde dat hij een inschattingsfout had gemaakt en dat hij slechts een halve seconde na het rood licht de stopstreep was gepasseerd.
De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de boete te matigen met 25% omdat betrokkene niet was gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging voldoende was aangetoond door middel van foto’s en dat betrokkene niet ontkende door rood te zijn gereden. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond was.
De kantonrechter heeft de boete vervolgens gematigd tot € 187,50, plus administratiekosten, en bepaald dat het teveel betaalde bedrag van € 37,50 aan betrokkene moest worden terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in administratieve procedures en de gevolgen van het niet naleven van deze hoorplicht.