ECLI:NL:RBZWB:2024:3176

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
10764234 _ MB VERZ 23-396
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze had het beroep ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 9 april 2024, waarbij de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer. Betrokkene was niet aanwezig.

De gedraging die aan de boete ten grondslag lag, was het niet tijdig laten keuren van een motorrijtuig. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat hij door de coronamaatregelen gedwongen was langer in Marokko te blijven, waardoor hij de keuring niet kon laten uitvoeren. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep en matiging van de boete met 25% omdat betrokkene niet was gehoord.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat het beroep op overmacht niet was onderbouwd. De boete was terecht opgelegd, maar de kantonrechter constateerde dat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de gegrondverklaring van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De boete werd gematigd tot € 112,50, met terugbetaling van een te veel betaald bedrag aan zekerheidstelling.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures en de gevolgen van schending daarvan. Betrokkene kan binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer: 10764234 \ MB VERZ 23-396
CJIB-nummer: 4062 5422 4964 9175
uitspraakdatum: 9 april 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 9 april 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C.S. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor het motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs geldigheid verloren geconstateerd door de RDW (registercontrole) op 24 mei 2022 om
17
uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Vanwege het coronavirus was betrokkene gedwongen om langer in Marokko te verblijven omdat de grenzen waren gesloten. Dat is ook de reden waarom betrokkene de camper niet heeft kunnen laten keuren. Betrokkene is het niet eens met de bewering dat er geruime tijd zat tussen de laatste keuringsdatum en pleegdatum.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De vervaldatum van de APK was op 18 juli 2020. Het voertuig had al twee jaar voor de boete gekeurd moeten zijn.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat betrokkene niet is gehoord en hierop niet is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Vaststelling van de gedraging
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Een geslaagd beroep op overmacht kan leiden tot het oordeel dat de gedraging is verricht onder zodanige omstandigheden dat de sanctie achterwege zou moeten blijven. Aan een dergelijk beroep dient tenminste de eis te worden gesteld dat feiten en omstandigheden worden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk is dat de bestuurder onder de gegeven omstandigheden niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan. Aan dit vereiste is in het onderhavige geval niet voldaan. De kantonrechter stelt vast dat de geldigheid van het keuringsbewijs al op 18 juli 2020 was vervallen. Betrokkene heeft bij thuiskomst in Nederland niet gelijk actie ondernomen om het voertuig direct te laten keuren.
De boete is dus terecht opgelegd.
Schending hoorplicht
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 112,50, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 9 april 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: