ECLI:NL:RBZWB:2024:3178
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig, zoals vastgesteld door de RDW op 20 mei 2022. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 9 april 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, voldoende is aangetoond door de gegevens van de RDW. Betrokkene had de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het voertuig verzekerd was of geschorst, en had niet tijdig actie ondernomen na ontvangst van een brief van de gemeente Steenbergen.
Echter, de kantonrechter oordeelde dat de officier van justitie de betrokkene niet in de gelegenheid had gesteld om te worden gehoord, wat in strijd is met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en matigde de boete met 25%, waardoor het eindbedrag op € 300,- kwam, plus € 9,- administratiekosten. Tevens werd de officier van justitie opgedragen om € 100,- aan betrokkene terug te betalen, dat te veel als zekerheid was betaald.