ECLI:NL:RBZWB:2024:3180
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een vergunninghoudersplaats zonder de vereiste vergunning. De gedraging vond plaats op 19 november 2022 te Goes. Betrokkene heeft beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting was betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. C.S. de Meer.
Betrokkene voerde aan dat het boetebedrag te hoog was, gezien haar financiële situatie en de omstandigheden rondom de dag van de overtreding, waarbij zij haar blauwe parkeerkaart was vergeten. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om de boete te matigen met 25% vanwege een schending van de hoorplicht, aangezien betrokkene niet was gehoord door de officier van justitie. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging vaststond, maar dat de schending van de hoorplicht aanleiding gaf tot matiging van de boete.
De kantonrechter heeft de boete uiteindelijk gematigd tot € 75,- en de officier van justitie opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 25,- aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak benadrukt het belang van het horen van de betrokkene in het proces en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten. De beslissing is openbaar uitgesproken en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.