ECLI:NL:RBZWB:2024:3181
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging en proceskostenvergoeding
Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin betrokkene beroep heeft ingesteld tegen een verkeersboete. De boete was opgelegd omdat het keuringsbewijs van het voertuig van betrokkene zijn geldigheid had verloren, zoals vastgesteld door de RDW op 8 maart 2022. Betrokkene had het beroep te laat ingesteld bij de kantonrechter, maar de kantonrechter oordeelde dat er bijzondere omstandigheden waren die deze termijnoverschrijding rechtvaardigden. Hierdoor werd het beroep ontvankelijk verklaard.
Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de vervaldatum van de APK en dat hij het voertuig in opdracht van een klant had laten keuren. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie verzocht om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, maar ook om de boete te matigen gezien de financiële omstandigheden van betrokkene. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft besloten de boete te matigen tot € 75,-, rekening houdend met de omstandigheden van betrokkene.
De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en betrokkene kreeg recht op terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan zekerheid. De kantonrechter heeft de verhoging van de boete laten vervallen. De uitspraak werd gedaan door mr. A.B. Scheltema Beduin, bijgestaan door griffier C.G. Zevenhuijzen, en is openbaar uitgesproken op 9 april 2024. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.