In deze zaak heeft de kantonrechter op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder over huurachterstand. De huurder had een huurachterstand van meer dan drie maanden, wat in beginsel rechtvaardigt tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De verhuurder vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van de huurachterstand, terwijl de huurder verweer voerde en in reconventie schadevergoeding eiste op grond van onrechtmatige daad. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurder inmiddels betalingen had gedaan om de huurachterstand in te lopen en dat er toezeggingen waren gedaan voor schuldhulpverlening. Gezien deze omstandigheden heeft de kantonrechter geoordeeld dat de belangenafweging in het voordeel van de huurder uitvalt, waardoor de vordering tot ontbinding en ontruiming werd afgewezen. De huurder werd wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten. De kantonrechter benadrukte dat dit een laatste kans voor de huurder is om de huurachterstand volledig in te lopen en geen nieuwe achterstand te laten ontstaan.