In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de nakoming van een gebruikersovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door AGIN Timmermans gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten, vorderde een verklaring voor recht dat zij recht had op een korting van € 12.500 op de koopsom van een bedrijfspand in ruil voor het stallen van haar camper. Eiser stelde dat gedaagde, de eigenaar van het pand, haar toegang tot de stalling had geweigerd, waardoor zij de overeenkomst buitengerechtelijk had ontbonden. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat eiser geen recht had op de korting en dat hij geen toegang had geweigerd.
De procedure begon met een koopovereenkomst van 6 mei 2021, waarin een korting op de verkoopprijs was afgesproken in ruil voor het stallen van de camper. Eiser stelde dat gedaagde meerdere keren de toegang tot het pand had geweigerd, terwijl gedaagde aanvoerde dat eiser zelf niet wilde stallen tijdens verbouwingen en dat er geen weigering van toegang was geweest. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat gedaagde de toegang had geweigerd. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van een tekortkoming aan de zijde van gedaagde, waardoor de vorderingen van eiser werden afgewezen.
De kantonrechter heeft eiser veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.221,00, te vermeerderen met wettelijke rente indien niet tijdig betaald. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en uitvoerbaar bij voorraad.