ECLI:NL:RBZWB:2024:3234

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
C/02/419776 / FA RK 24-1007
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
  • mr. Van Egeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking inzake zorgregeling, informatieregeling en kinderalimentatie in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorgregeling, informatieregeling en kinderalimentatie voor een minderjarige. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 april 2024 hebben partijen overeenstemming bereikt over de zorgregeling, waarbij de minderjarige twee keer per week contact heeft met de vader. De vrouw verzocht om een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, een informatieregeling en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter bevoegd is, gezien de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw grotendeels toegewezen, met uitzondering van het verzoek om te bepalen dat partijen niet bevoegd zijn om Nederland te verlaten met de minderjarige, aangezien dit reeds uit de wet volgt. De man is verplicht om € 425 per maand te betalen als bijdrage in de kosten van de minderjarige, met ingang van 1 april 2024. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/419776 / FA RK 24-1007
Datum uitspraak: 8 mei 2024
beschikking betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, een informatieregeling en kinderalimentatie
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [plaats 1] , [gemeente]
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. R.A. Remport Urban te Linne,
en
[de man] ,
wonende te [plaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. T. Möller te Tilburg.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 1 maart 2024 ontvangen verzoekschrift;
- de brief met bijlage van 7 maart 2024 van mr. Remport Urban;
- de brief met bijlagen van 9 april 2024 van mr. Möller;
- de brief met als bijlage een aanvullend verzoek van 9 april 2024 van mr. Remport
Urban.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 10 april 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en vergezeld van een tolk in de Hongaarse taal;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna: de raad), om de rechtbank te adviseren.

2.De feiten

2.1.
Blijkens de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad;
- uit hun relatie is het volgende nog minderjarige kind geboren: [minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023.
De man heeft de minderjarige erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over
de minderjarige uit;
- bij beschikking van deze rechtbank van 3 april 2024 betreffende provisionele
voorzieningen is -samengevat-:
- bepaald dat de minderjarige voorlopig aan de vrouw wordt toevertrouwd;
- een voorlopige zorgregeling bepaald, inhoudende dat de man en de minderjarige
voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar gedurende twee keer
per week, in beginsel op woensdag tussen 18:00 uur en 19:00 uur en op zondag tussen
14:00 uur en 16:00 uur in de woning van de ouders van de vrouw.

3.Het verzoek

3.1.
De vrouw verzoekt nu, samengevat:
- een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
- een informatieregeling;
- te bepalen dat partijen niet bevoegd zijn om het grondgebied van Nederland te
verlaten met de minderjarige zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de
andere ouder;
- een door de man aan haar te betalen bijdrage in de kosten van verzorgen en opvoeding
van de minderjarige van € 500,= per maand.
3.2.
De vrouw heeft haar verzoek te bepalen dat de man het paspoort van de minderjarige binnen drie dagen na de beschikking aan haar geeft ingetrokken tijdens de mondelinge behandeling.

4.De beoordeling

Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.1.
Vanwege de nationaliteit van partijen en de minderjarige (de Slowaakse nationaliteit) heeft de zaak internationaal privaatrechtelijke aspecten, zodat eerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het verzoek. Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De rechtbank zal hierbij Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
4.2.
Ter onderbouwing van haar verzoek stelt de vrouw het volgende. Toen partijen samenwoonde droeg de vrouw grotendeels de zorg voor de minderjarige. Er waren echter al geruime tijd spanningen tussen partijen en de vrouw voelde zich opgesloten, gekleineerd en gemanipuleerd door de man. Op 25 januari 2024 heeft de vrouw de woning vervolgens verlaten. Daarna heeft de vrouw de man gevraagd hoe hij de zorg voor de minderjarige wilde verdelen. De vrouw wenst dat de zorgregeling op papier staat, vanwege haar vrees dat de man de minderjarige mee zal nemen naar Slowakije en niet meer terug zal keren.
Volgens de vrouw moet de zorgregeling stapsgewijs worden opgebouwd. Het is daarbij belangrijk dat de man dan goed voor de minderjarige zorgt. Uiteindelijk kan de minderjarige om de week van zondag 10:00 uur tot maandag 18:30 uur bij de man zijn.
4.3.
De man wenst een ruimere zorgregeling dan de vrouw voor ogen heeft. Sinds de beschikking provisionele voorzieningen hebben partijen wel nagedacht over een uitbreiding en zijn in dat kader tot voorlopige afspraken gekomen. Daarbij zijn partijen overeengekomen dat in elf weken wordt gewerkt naar een zorgregeling waarbij de man en de minderjarige contact met elkaar hebben van zondag 16:00 uur tot maandag 18:00 uur. De man heeft vanaf de geboorte voor de minderjarige gezorgd en wenst dat ook in de toekomst te doen.
4.4.
Volgens de raad is het voor de minderjarige heel belangrijk dat zij de band met haar vader kan uitbreiden. In dat kader is het belangrijk dat zij elkaar twee keer per week zien, waarbij op korte termijn wordt toegewerkt naar een overnachting. Als de minderjarige bij de man gaat overnachten, is het wenselijk dat de man de vrouw op de hoogte houdt van het verloop hiervan. Het is bovendien belangrijk dat de ouders met elkaar in gesprek gaan.
4.5.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw verzoekt niet het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar te bepalen, maar kennelijk zijn partijen het daar wel over eens. Partijen zijn het er ook over eens dat sprake moet zijn van een zorgregeling tussen de man en de minderjarige met (na een opbouw) een overnachting. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank in dat kader aangegeven dat het van belang is dat er frequent contact plaatsvindt, gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen al zijn doorverwezen naar de [zorgorganisatie] , maar dat zij nog op de wachtlijst staan. Totdat andersluidende afspraken zijn overeengekomen, zijn partijen overeengekomen dat de man en de minderjarige contact met elkaar hebben:
met ingang van 10 april 2024:
  • op woensdag van 18:00 uur tot 19:00 uur in de woning van de ouders van de vrouw;
  • op zondag van 14:00 uur tot 16:00 uur bij de man thuis, waarbij de vrouw één keer aanwezig zal zijn;
met ingang van 22 april 2024:
  • op woensdag van 18:00 uur tot 19:00 uur in de woning van de ouders van de vrouw;
  • op zondag van 10:00 uur tot 16:00 uur bij de man thuis;
met ingang van 6 mei 2024:
  • op woensdag van 18:00 uur tot 19:00 uur in de woning van de ouders van de vrouw;
  • op zondag van 16:00 uur tot maandag 18:00/18:30 uur bij de man thuis;
waarbij geldt dat de man geen alcohol zal nuttigen of drugs zal gebruiken. Deze zorgregeling zullen partijen vervolgens gaan evalueren bij de [zorgorganisatie] . Bovengenoemde zorgregeling geldt totdat partijen in onderling overleg andersluidende afspraken hebben gemaakt.
4.6.
De rechtbank merkt nog op dat tijdens de mondelinge behandeling een doorverwijzing naar het Uniform Hulpaanbod is besproken. Gelet op het feit dat de vrouw sinds kort is ingeschreven in [plaats 1] , worden partijen niet doorverwezen. De vrouw heeft toegezegd hulp via het CJG in te schakelen.
Informatieregeling
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.7.
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om te beslissen op het verzoek tot vaststelling van een informatieregeling. De rechtbank zal hierbij Nederlands recht toepassen.
Inhoudelijke beoordeling
4.8.
De vrouw verzoekt een informatieregeling. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de vrouw de invulling daarvan wil overlaten aan de man.
4.9.
De man wenst één keer per twee weken informatie over de minderjarige te ontvangen.
4.10.
Tijdens de mondelinge behandeling is de informatieregeling besproken. Partijen hebben afgesproken dat, gelet op de jonge leeftijd van de minderjarige en de daarmee samenhangende ontwikkelingen, de vrouw de man één keer per twee weken informeert, vlak vóór het contactmoment tussen de man en de minderjarige op zondag. Nu partijen het hierover eens zijn, zal de rechtbank aldus beslissen.
Kinderalimentatie
Bevoegdheid en toepasselijk recht
4.11.
Op het verzoek tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de minderjarige is Nederlands recht van toepassing, nu de onderhoudsgerechtigde haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft hebben.
Inhoudelijke beoordeling
4.12.
De vrouw heeft aanvullend de avond vóór de mondelinge behandeling een door de man te betalen kinderalimentatie van € 500,= per maand verzocht met ingang van 1 februari 2024, althans een ander in goede justitie te betalen bedrag/ingangsdatum. Volgens de vrouw bedroeg het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen € 4.500,= (gebaseerd op een netto besteedbaar inkomen van de man van € 3.000,= en een netto besteedbaar inkomen van de vrouw van € 1.500,=), zodat de behoefte € 635,= per maand bedraagt. Volgens de vrouw zijn de netto besteedbare inkomens van partijen gelijk gebleven, zodat de man € 500,= per maand kan betalen. Met betrekking tot de verzochte ingangsdatum merkt de vrouw op dat zij in januari 2024 uit de echtelijke woning is vertrokken.
4.13.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij ongeveer
€ 3.000,= netto per maand verdient. Met betrekking tot de verzochte ingangsdatum merkt de man op dat pas begin april 2024 om zijn financiële gegevens zijn gevraagd, zodat het niet redelijk is de ingangsdatum te bepalen op 1 februari 2024.
4.14.
Tijdens een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen overeenstemming bereik over de hoogte van de kinderalimentatie. Partijen zijn overeengekomen dat de man een bedrag van € 425,= per maand zal bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Omdat partijen nog van mening verschillen over de ingangsdatum, zal de rechtbank daarover een beslissing nemen. De rechtbank is van oordeel dat een ingangsdatum van 1 april 2024 redelijk is en zal aldus bepalen.
Overig verzoek
4.15.
Tot slot verzoekt de vrouw te bepalen dat partijen niet bevoegd zijn om het grondgebied van Nederland te verlaten met de minderjarige zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de andere ouder.
4.16.
Tijdens de mondelinge behandeling is besproken dat het reeds uit de wet volgt dat partijen niet bevoegd zijn om Nederland met de minderjarige te verlaten zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de andere ouder. Naast dat dit uit de wet volgt, zijn partijen het er ook over eens. Gelet hierop zal de rechtbank geen beslissing nemen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de man en de [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2023, in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken recht hebben op contact met elkaar op de wijze zoals in rechtsoverweging 4.5 is omschreven;
5.2.
bepaalt dat de vrouw de man éénmaal per twee weken voorafgaand aan het contactmoment op zondag informeert over (belangrijke) gebeurtenissen met betrekking tot genoemde minderjarige;
5.3.
bepaalt de door de man met ingang van 1 april 2024 aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige op € 425,= per maand;
5.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.