ECLI:NL:RBZWB:2024:3247

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
10576753 CV EXPL 23-2495 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en geschil over aanpassingen en kostenverdeling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Zeeland-West-Brabant is behandeld, hebben de huurders, Chemical Marketing Concepts International Incorporated en Packchoice B.V., in conventie vorderingen ingesteld tegen de verhuurders, [gedaagde in conventie 1] B.V. en [gedaagde in conventie 2] B.V., met betrekking tot aanpassingen aan de gehuurde bedrijfsruimte. De huurders stelden dat zij toestemming hadden gekregen van de verhuurders om het gehuurde aan te passen conform de geldende voorschriften en vorderden nakoming van deze afspraak. De kantonrechter oordeelde echter dat niet was komen vast te staan dat er een dergelijke afspraak was gemaakt. Subsidiair vorderden de huurders schadevergoeding, maar ook deze vordering werd afgewezen omdat niet was aangetoond dat de verhuurders in verzuim waren geraakt.

In reconventie vorderden de verhuurders een afrekening van de energie en schadevergoeding, welke vorderingen werden toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de huurders niet in hun vorderingen konden worden ontvangen, omdat zij niet konden aantonen dat de verhuurders tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. De kantonrechter concludeerde dat de huurders niet in gebreke waren gesteld en dat de verhuurders niet verantwoordelijk konden worden gehouden voor de kosten van de aanpassingen die de huurders zonder toestemming hadden uitgevoerd. De vorderingen van de huurders werden afgewezen, terwijl de vorderingen van de verhuurders in reconventie werden toegewezen, met uitzondering van de vordering tot schadevergoeding wegens het niet stellen van een bankgarantie, die werd afgewezen.

De uitspraak werd gedaan op 1 mei 2024 door mr. M. Dijkman, waarbij de proceskosten voor de huurders werden toegewezen en de vorderingen van de verhuurders in reconventie gedeeltelijk werden toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10576753 CV EXPL 23-2495
vonnis d.d. 1 mei 2024
inzake
1. de naar het recht van de Verenigde Staten van Amerika opgerichte Chemical Marketing Concepts International Incorporatedt.h.o.d.n.
Chemical Marketing Concepts Europe,
statutair gevestigd Connecticut (USA), kantoorhoudende te (5145 PD) Waalwijk aan het adres Industrieweg 73,
2. de besloten vennootschap Packchoice B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te (5145 PD) Waalwijk aan het adres Industrieweg 73b,
eiseressen in conventie, verweersters in reconventie,
gemachtigde: mr. J.A. Vermeeren en mr. Y.H.P.M.J. Willems, advocaten te Etten-Leur,
tegen

1.de besloten vennootschap [gedaagde in conventie 1] B.V.,

ingeschreven staande te ( [postcode 1] ) [plaats] aan het [adres 1] , postadres hebbende te ( [postcode 2] ) [plaats] aan het [adres 2] ,
2. de besloten vennootschap [gedaagde in conventie 2] B.V.,
ingeschreven staande te ( [postcode 1] ) [plaats] aan het [adres 1] ,
gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie,
gemachtigde: mr. M.M. de Cock, advocaat te Tilburg.
Partijen worden hierna aangeduid als “CMCE”, “Packchoice”, “ [gedaagde in conventie 1] ” en “ [gedaagde in conventie 2] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 5 juli 2023 met het daarin genoemde processtuk;
b. de op 7 november 2023 ter griffie ontvangen conclusie van antwoord in conventie met producties;
c. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 14 november 2023;
d. de ter mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen van CMCE en Packchoice;
e. de ter mondelinge behandeling overgelegde spreekaantekeningen van [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] .

2.Het geschil

In conventie:
2.1
CMCE en Packchoice vorderen om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair uit hoofde van artikel 3:296 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en subsidiair uit hoofde van artikel 6:74 BW:
 [gedaagde in conventie 1] te veroordelen tot betaling aan CMCE van een bedrag van € 92.548,20 aan hoofdsom, 50% van de beslagkosten en 50% van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
 [gedaagde in conventie 2] te veroordelen tot betaling aan Packchoice van een bedrag van € 105.389,80 aan hoofdsom, 50% van de beslagkosten en 50% van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- meer subsidiair uit hoofde van artikel 6:212 BW:
 [gedaagde in conventie 2] te veroordelen tot betaling aan CMCE van een bedrag van € 92.548,20 aan hoofdsom, 50% van de beslagkosten en 50% van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
 [gedaagde in conventie 2] te veroordelen tot betaling aan Packchoice van een bedrag van € 105.389,80 aan hoofdsom, 50% van de beslagkosten en 50% van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- primair, subsidiair en meer subsidiair [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] hoofdelijk in de proceskosten te veroordelen.
2.2
[gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van CMCE en Packchoice in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente daarover.
In reconventie:
2.3
[eiseres in reconventie 1] en [eiseres in reconventie 2] vorderen om bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voorwaardelijk, in het geval dat de afspraak tussen partijen uit oktober 2020 moet worden uitgelegd zoals CMCE en Packchoice stellen, de afspraak tussen partijen te vernietigen op grond van dwaling, bedrog en/of misbruik van omstandigheden;
- CMCE te veroordelen tot betaling van de eindafrekening nutskosten en schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
- Packchoice te veroordelen tot betaling aan [eiseres in reconventie 2] van schadevergoeding wegens het niet stellen van een bankgarantie of waarborgsom, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente;
- CMCE en [eiseres in reconventie 2] hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente daarover.
2.4
CMCE en Packchoice voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiseres in reconventie 1] en [eiseres in reconventie 2] in de proceskosten.

3.De beoordeling

In conventie en reconventie:
3.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
- [gedaagde in conventie 1] exploiteert een onderneming in onder andere het verhuren van opslagruimte en bedrijfsruimte;
- [gedaagde in conventie 2] exploiteert een holdingsmaatschappij en is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde in conventie 1] ;
- CMCE exploiteert een onderneming in het opslaan, verpakken en verzenden van chemicaliën monsters;
- Packchoice exploiteert een onderneming in het verpakken van chemische producten;
- CMCE huurt sinds 1 februari 1997 opslagruimte en kantoorruimte van [gedaagde in conventie 1] in het pand, staande en gelegen te Waalwijk aan de Industrieweg 73 (verder: het gehuurde). Op die huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte niet ex artikel 7A:1624 BW (oud) (ROZ-model van 29 februari 1996) van toepassing. Op 11 januari 2005 zijn partijen een tweede overeenkomst aangegaan, waarop de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (ROZ-model van 11 juli 2003) van toepassing zijn. Op 1 januari 2016 zijn CMCE en [gedaagde in conventie 1] een aanvullende huurovereenkomst aangegaan voor andere bedrijfsruimte en kantoorruimte in het pand, staande en gelegen te Waalwijk aan de Industrieweg 73 (tevens aan te duiden als het gehuurde). Op die huurovereenkomst zijn de (algemene) bepalingen van de hiervoor genoemde huurovereenkomst van toepassing;
- op 3 juli 2013 is tussen [gedaagde in conventie 2] en Packchoice een huurovereenkomst gesloten voor bedrijfsruimte en kantoorruimte in het pand, staande en gelegen te Waalwijk aan de Industrieweg 73 (tevens aan te duiden als het gehuurde). Op de huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (ROZ-model van 11 juli 2003) van toepassing;
- op 19 oktober 2020 bericht de feitelijk bestuurder van [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] (verder: [b.v. 1] ) aan CMCE:
“(…) [naam] krijgt van mij een mail dat jullie de regie in handen nemen voor het aanpassen van de BMC in relatie met de eisen in de UPD’s (…)”;
- op 20 oktober 2020 bericht [b.v. 1] aan CMCE:
“(…) Gisteren heb ik toestemming gegeven aan CMCE en Packchoice om de regie in handen te nemen en o.a. de BMC te vervangen naar de gestelde eisen zoals vermeld in de beiden UPD’s.
De verdeling van de kosten bekijken we achteraf. (…)”;
- op 22 november 2020 stuurt [bedrijf] een offerte voor een nieuw Sprinkler Meldcentrale aan CMCE voor een bedrag van € 12.911,00 (ex. btw);
- op 25 november 2020 wordt namens [b.v. 1] aan CMCE en Packchoice bericht:
“(…) Daar wij hebben aangegeven dat wij de offerte van [bedrijf] niet voor akkoord verklaren verbieden [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] in de grootste zin des woords alle werkzaamheden in de bedrijfspanden die haar / hun wettelijk eigendom zijn.
Vinden buiten toestemming van [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] toch werkzaamheden aan de de veiligheidsvoorzieningen plaats dan rust de volledige verantwoordelijkheid voor alle daarop volgende acties bij diegene die daar toe opdracht hebben gegeven tegen de wil van [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] in. (…)”;
- het gehuurde is op 24 november 2022 verkocht en geleverd aan CLARC Prop 1 S.à r.l.;
In conventie:
Is er een betalingsverplichting van [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] ?
3.2
CMCE en Packchoice stellen dat zij in hun branche gebonden zijn aan een voor hen opgesteld uitgangspuntendocument brandbeveiliging (verder: UPD). Dit document geeft richtlijnen voor het beveiligen van gebouwen tegen brand en volgt uit de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15 (verder: PGS 15). Het brandbeheersings- en brandblussysteem (verder: het VBB-systeem) van het pand dient dan ook te voldoen aan de voorschriften van het UPD. CMCE en Packchoice worden hierop periodiek gecontroleerd, waarna er mogelijk aanpassingen aan het VBB-systeem of het pand moeten worden doorgevoerd. Bij controles van de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant in 2019 en 2020 zijn diverse overtredingen geconstateerd. Uiteindelijk bleek dat de brandmeldcentrale (verder: BMC) diende te worden vervangen. Dit hebben CMCE en Packchoice aan [b.v. 1] gemeld. [b.v. 1] heeft uiteindelijk aan CMCE en Packchoice bericht dat hij de regie voor de aanpassingen aan het pand of het VBB-systeem aan CMCE en Packchoice overlaat wegens zijn gezondheidssituatie van dat moment. Zij dienden voor wat betreft de BMC contact op te nemen met de installateur van [b.v. 1] . CMCE en Packchoice hebben de regie opgepakt en het gehuurde, waaronder het VBB-systeem, laten aanpassen, zodat steeds werd voldaan aan het UPD en dus aan de PGS 15. Ook hebben zij een overeenkomst met Hefas Branddetectie B.V. gesloten voor de volledige uitbesteding van het onderhoud, testen en de maandelijkse beheerderstaken van het VBB-systeem. De kosten hebben zij op [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] willen verhalen, maar [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] hebben op berichten van CMCE en Packchoice medegedeeld de kosten voor de aanpassingen niet te willen dragen. Voor zover voornoemde afspraak tussen [b.v. 1] , CMCE en Packchoice niet komt vast te staan, zijn [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] eveneens aansprakelijk voor de betaling van de kosten, omdat zij op grond van de huurovereenkomsten ervoor dienden zorg te dragen dat het gehuurde aan de door de overheid gestelde eisen voldoet, waaronder de PGS 15 en het UPD. Milieu en [gedaagde in conventie 2] zijn dan ook tekort geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst, zodat CMCE en Packchoice recht hebben op schadevergoeding. CMCE en Packchoice hoefde [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] daarvoor niet in gebreke te stellen, omdat het voor [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] niet mogelijk was het gehuurde in overeenstemming met de PGS 15 en het UPD te brengen. Dit kon enkel door een gecertificeerd bedrijf worden gedaan. Tot slot zijn [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] , als de vorige grondslagen niet slagen, ongerechtvaardigd verrijkt. Zij dienen dan ook het gevorderde bedrag aan CMCE en Packchoice te voldoen. Nu zij hier niet toe overgaan zijn zij rente en kosten verschuldigd geworden.
3.3
[gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] voeren aan dat CMCE en Packchoice uit hoofde van de huurovereenkomsten zelf verantwoordelijk waren voor het verkrijgen van de benodigde vergunningen voor het beoogde gebruik en de maatregelen die daarmee samenhangen, waaronder de benodigde milieuvergunningen en de aanpassingen aan het gehuurde die daarvoor nodig waren. Het voldoen aan de UDP’s hangt namelijk samen met de milieuvergunning, zodat CMCE en Packchoice daar zelf verantwoordelijk voor waren. De installaties van het gehuurde voldeden bij aanvang van de huurovereenkomsten aan de CPR 15-2 regeling, de regeling die gold voor de PGS 15, en zijn altijd deugdelijk onderhouden, zodat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] aan hun verplichtingen hebben voldaan. De discussie met de BMC is ontstaan, omdat CMCE en Packchoice een uitbreiding wensten naar het kantoorgedeelte van het gehuurde. Niet omdat deze niet meer zou voldoen. [b.v. 1] heeft vervolgens enkel de toestemming gegeven de BMC te vervangen, waarbij hij heeft aangegeven de eerste offerte van RH Services en Advies niet te accepteren. CMCE en Packchoice hadden niet de bevoegdheid om het volledige VBB-systeem aan te pakken en andere wijzigingen aan het gehuurde door te voeren. CMCE en Packchoice zijn desondanks zelf aan de slag gegaan met het pand zonder toestemming te vragen aan [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] en presenteren hen nu de rekening. Gelet op het voorgaande dient de vordering tot nakoming van de gestelde afspraak afgewezen te worden, nu deze niet gemaakt is en zeker niet voor het gevorderde bedrag. Voorts is er ook geen sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomsten, zodat de gevorderde schadevergoeding evenmin toewijsbaar is. Daarbij, voor zover sprake zou zijn van een tekortkoming, zijn [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] nimmer in gebreke gesteld, zodat zij niet de gelegenheid hebben gehad de gestelde gebreken te herstellen en niet in verzuim zijn geraakt. Dat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] daartoe niet gecertificeerd waren doet daar niet aan af, omdat zij een gecertificeerd bedrijf hadden kunnen inschakelen. Tot slot dient ook de vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking te worden afgewezen, omdat de waarde van het gehuurde niet is gestegen. Daarbij gaat het om aanpassingen aan het gehuurde zonder dat daar toestemming voor is gevraagd, zodat de vordering niet redelijk is.
3.4
De kantonrechter constateert dat CMCE en Packchoice primair nakoming vragen van de door hen gestelde afspraak met [b.v. 1] , dat zij de regie in handen zouden nemen van het aanpassen van het gehuurde naar de voor hen geldende UPD’s en [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] de kosten daarvan zouden voldoen. Zij verwijzen ter onderbouwing van hun stellingen naar de e-mailcorrespondentie tussen CMCE en [b.v. 1] uit oktober 2020. [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] betwisten dat een dergelijke afspraak is gemaakt.
3.5
Uit de e-mailberichten van [b.v. 1] van 19 en 20 oktober 2020 volgt dat hij CMCE en Packchoice heeft gevolmachtigd om namens [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] werkzaamheden aan het gehuurde te laten verrichten. In deze e-mailberichten werd echter alleen gesproken over de aanpassing of vervanging van de BMC. Niet volgt uit de e-mailberichten, zoals ook door CMCE en Packchoice ter mondelinge behandeling is erkend, dat zij een ‘blanco cheque’ kregen om werkzaamheden te laten uitvoeren aan het gehuurde. Voorts volgt niet uit die afspraak dat [b.v. 1] heeft toegezegd dat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] alle kosten zouden dragen, ook niet voor de BMC, nu in het e-mailbericht van 20 oktober 2020 is opgenomen dat nog zou worden gekeken naar de kostenverdeling. Het voorgaande leidt ertoe dat de gestelde afspraak op die gronden al niet kan leiden tot vergoeding van alle gemaakte kosten door [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] . Daarnaast is van belang dat uit de e-mailcorrespondentie tussen partijen volgt dat [b.v. 1] zijn volmacht vervolgens op 25 november 2020 heeft ingetrokken. Op dat moment hadden CMCE en Packchoice in ieder geval moeten stoppen met handelen namens [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] , dan wel alle lopende trajecten weer aan hen over moeten dragen. De primaire grondslag kan er dan ook niet toe leiden dat de vordering wordt toegewezen.
3.6
Subsidiair stellen CMCE en Packchoice dat zij schade hebben geleden, omdat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] de huurovereenkomsten niet zijn nagekomen. Zij doen een beroep op artikel 6:74 BW. [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] betwisten dat sprake is van een tekortkoming en bovendien zijn zij niet in verzuim geraakt. CMCE en Packchoice voeren met betrekking tot het verzuim aan dat zij [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] niet in gebreke hoefden te stellen, omdat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] de gebreken zelf niet konden verhelpen.
3.7
De vraag of sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomsten kan de kantonrechter in het midden laten, gelet op het navolgende.
3.8
De kantonrechter overweegt dat uit artikel 6:74 lid 2 BW en overigens artikel 7:206 lid 3 BW, dat geldt als lex specialis ten opzichte van artikel 6:74 BW, volgt dat de verhuurder in verzuim dient te zijn geraakt, voordat gebreken aan het gehuurde door de huurder op kosten van de verhuurder kunnen worden hersteld of recht is op schadevergoeding. CMCE en Packchoice stellen dat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] in verzuim zijn geraakt, zonder dat het versturen van een ingebrekestelling nodig was, omdat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] niet gecertificeerd waren om de werkzaamheden uit te voeren. Naar het oordeel van de kantonrechter kan het voorgaande er niet toe leiden dat het verzuim zonder ingebrekestelling is ingetreden. Immers, voor zover [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] zelf de werkzaamheden niet konden verrichten, zouden zij daar gecertificeerde bedrijven voor in kunnen huren, zoals CMCE en Packchoice thans zelf hebben gedaan. Vervolgens is niet gebleken van een ingebrekestelling of het intreden van verzuim op een andere wijze. Dit betekent dat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] niet in verzuim zijn geraakt en dus niet verantwoordelijk kunnen worden geacht de schadevergoeding te betalen. De subsidiaire grondslag slaagt evenmin.
3.9
Tot slot doen CMCE en Packchoice een beroep op ongerechtvaardigde verrijking. [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] betwisten dat zij zijn verrijkt en wijzen er bovendien op dat sprake is van ongeoorloofde veranderingen en toevoegingen aan het gehuurde, zodat het niet redelijk is dat zij de kosten daarvoor moeten voldoen.
3.1
De kantonrechter overweegt dat hiervoor is geoordeeld dat er geen afspraak tussen partijen is gemaakt over de uit te voeren werkzaamheden, zodat het juist is dat sprake is van ongeoorloofde veranderingen aan het gehuurde, zoals bedoeld in artikel 7:216 BW. Uit lid 3 van voornoemd artikel volgt dat CMCE en Packchoice hooguit onder bijzondere voorwaarden een beroep op artikel 6:212 kunnen doen en enkel bij het einde van de huurovereenkomst. In de onderhavige zaak is de huurovereenkomst nog niet geëindigd. Bovendien hebben CMCE en Packchoice, gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] , niet onderbouwd dat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] zijn verrijkt. Vooral omdat uit hun stellingen volgt dat de aanpassingen nodig waren op grond van de gekozen bedrijfsvoering van CMCE en Packchoice, zodat het niet is uitgesloten dat [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] het pand onder dezelfde voorwaarden zouden kunnen verkopen en verhuren op het moment dat de gebruiker daar een onderneming vestigt die zich niet bezighoudt met milieugevaarlijke stoffen. Ook deze grondslag slaagt niet.
3.11
De vorderingen van CMCE en Packchoice worden afgewezen.
De hoogte van de hoofdsom en nevenvorderingen
3.12
[gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] voeren daarnaast verweer tegen de hoogte van de vordering en tegen de buitengerechtelijke kosten. Deze stellingen hoeven, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet meer te worden behandeld. De nevenvorderingen worden ook afgewezen.
In reconventie:
Vernietigbaarheid van de gestelde afspraak tussen partijen
3.13
De voorwaarde voor behandeling van deze vordering is niet ingegaan, zodat de vordering geen behandeling behoeft.
Energiekosten en schade heater
3.14
[eiseres in reconventie 1] stelt dat CMCE een bedrag van € 11.365,49 aan energiekosten, de wettelijke handelsrente daarover, een bedrag van € 372,92 aan schadevergoeding met betrekking tot schade aan een heater en de wettelijke rente daarover aan haar dient te betalen.
3.15
CMCE heeft deze vorderingen niet betwist, zodat deze zullen worden toegewezen.
Schade in verband met het niet stellen van een borg
3.16
[eiseres in reconventie 2] stelt dat Packchoice nimmer een bankgarantie heeft gesteld of een waarborgsom heeft betaald. Hierdoor heeft [eiseres in reconventie 2] schade geleden, omdat de koper van het gehuurde een korting op de koopprijs heeft bedongen wegens de niet betaalde bankgarantie/waarborgsom. Packchoice dient dit bedrag aan [eiseres in reconventie 2] te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente.
3.17
Packchoice voert aan dat geen sprake is van schade aan de zijde van [eiseres in reconventie 2] . [b.v. 2] heeft zich garant gesteld voor de betalingen uit hoofde van de huurovereenkomst. Daarbij kan Packchoice als zij geen bankgarantie stelt, deze ook nimmer terugvorderen. Voor schade aan het pand kan vervolgens zowel Packchoice als [b.v. 2] worden aangesproken. [eiseres in reconventie 2] heeft daarbij ook niet om betaling van een bankgarantie gevraagd, zodat, voor zover sprake is van schade, dit de eigen schuld van [eiseres in reconventie 2] is. Tot slot kan de gevorderde wettelijke handelsrente niet worden toegewezen over schadevergoeding.
3.18
De kantonrechter kan [eiseres in reconventie 2] niet volgen in haar stellingen. Het enkele feit dat Packchoice tekort is geschoten een bankgarantie te stellen had er niet toe hoeven leiden dat het gehuurde voor een lagere verkoopprijs is verkocht. Immers, als geen bankgarantie is gesteld had [eiseres in reconventie 2] en later de nieuwe verhuurder het recht alsnog om een bankgarantie te vragen. Het feit dat [eiseres in reconventie 2] ermee heeft ingestemd in de onderhandelingen dat dit invloed had op de verkoopprijs betekent niet dat Packchoice de daardoor geleden schade dient te vergoeden. Deze vordering wordt afgewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad-verklaring:
3.19
CMCE en Packchoice vragen het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren voor wat betreft de vorderingen van [eiseres in reconventie 1] en [eiseres in reconventie 2] . Zij hebben er immers belang bij om hoger beroep in te stellen. [eiseres in reconventie 1] en [eiseres in reconventie 2] betwisten dat de uitvoerbaar-bij-voorraadverklaring een hoger beroep in de weg staat.
3.2
De kantonrechter overweegt dat het uitgangspunt is dat een vonnis uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard, indien dat wordt gevorderd, behalve als uit de wet of de aard van de zaak anders voortvloeit. Uit de wet vloeit geen beletsel voort het onderhavige vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Naar het oordeel van de kantonrechter geeft de aard van de zaak ook geen aanleiding de uitvoerbaarheid van het vonnis te beperken. Immers, niet is gebleken van enig restitutierisico of andere omstandigheden die erop wijzen dat CMCE, mocht zij gelijk krijgen in hoger beroep, moeite zal hebben het door haar betaalde bedrag terug te ontvangen. De uitvoerbaar bij voorraad verklaring is bovendien niet van belang voor de mogelijkheid of de keuze om in hoger beroep te gaan. Dit verweer van CMCE en Packchoice slaagt niet.

4.De kosten

In conventie en reconventie:
4.1
CMCE en Packchoice zijn de in conventie in het ongelijk gestelde partijen en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 2.174,00 (2 punten x tarief € 1.087,00)
- nakosten
€ 135,00(+ de verhoging in de beslissing)
Totaal € 2.309,00
4.2
Gelet op uitkomst in reconventie ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
4.3
De wettelijke rente over de proces- en nakosten wordt toegewezen als in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt CMCE en Packchoice in de proceskosten van € 2.309,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als CMCE en Packchoice niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
veroordeelt CMCE en Packchoice tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proces- en nakosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
In reconventie:
veroordeelt CMCE om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres in reconventie 1] te betalen een bedrag van
- € 11.365,49, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 22 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- € 372,92, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
compenseert de proceskosten, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draag;
wijst het meer of anders gevorderde af;
In conventie en reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dijkman en in het openbaar uitgesproken op
1 mei 2024.