3.1Tussen partijen staat het volgende vast:
- [gedaagde in conventie 1] exploiteert een onderneming in onder andere het verhuren van opslagruimte en bedrijfsruimte;
- [gedaagde in conventie 2] exploiteert een holdingsmaatschappij en is enig aandeelhouder en bestuurder van [gedaagde in conventie 1] ;
- CMCE exploiteert een onderneming in het opslaan, verpakken en verzenden van chemicaliën monsters;
- Packchoice exploiteert een onderneming in het verpakken van chemische producten;
- CMCE huurt sinds 1 februari 1997 opslagruimte en kantoorruimte van [gedaagde in conventie 1] in het pand, staande en gelegen te Waalwijk aan de Industrieweg 73 (verder: het gehuurde). Op die huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte niet ex artikel 7A:1624 BW (oud) (ROZ-model van 29 februari 1996) van toepassing. Op 11 januari 2005 zijn partijen een tweede overeenkomst aangegaan, waarop de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (ROZ-model van 11 juli 2003) van toepassing zijn. Op 1 januari 2016 zijn CMCE en [gedaagde in conventie 1] een aanvullende huurovereenkomst aangegaan voor andere bedrijfsruimte en kantoorruimte in het pand, staande en gelegen te Waalwijk aan de Industrieweg 73 (tevens aan te duiden als het gehuurde). Op die huurovereenkomst zijn de (algemene) bepalingen van de hiervoor genoemde huurovereenkomst van toepassing;
- op 3 juli 2013 is tussen [gedaagde in conventie 2] en Packchoice een huurovereenkomst gesloten voor bedrijfsruimte en kantoorruimte in het pand, staande en gelegen te Waalwijk aan de Industrieweg 73 (tevens aan te duiden als het gehuurde). Op de huurovereenkomst zijn de Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW (ROZ-model van 11 juli 2003) van toepassing;
- op 19 oktober 2020 bericht de feitelijk bestuurder van [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] (verder: [b.v. 1] ) aan CMCE:
“(…) [naam] krijgt van mij een mail dat jullie de regie in handen nemen voor het aanpassen van de BMC in relatie met de eisen in de UPD’s (…)”;
- op 20 oktober 2020 bericht [b.v. 1] aan CMCE:
“(…) Gisteren heb ik toestemming gegeven aan CMCE en Packchoice om de regie in handen te nemen en o.a. de BMC te vervangen naar de gestelde eisen zoals vermeld in de beiden UPD’s.
De verdeling van de kosten bekijken we achteraf. (…)”;
- op 22 november 2020 stuurt [bedrijf] een offerte voor een nieuw Sprinkler Meldcentrale aan CMCE voor een bedrag van € 12.911,00 (ex. btw);
- op 25 november 2020 wordt namens [b.v. 1] aan CMCE en Packchoice bericht:
“(…) Daar wij hebben aangegeven dat wij de offerte van [bedrijf] niet voor akkoord verklaren verbieden [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] in de grootste zin des woords alle werkzaamheden in de bedrijfspanden die haar / hun wettelijk eigendom zijn.
Vinden buiten toestemming van [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] toch werkzaamheden aan de de veiligheidsvoorzieningen plaats dan rust de volledige verantwoordelijkheid voor alle daarop volgende acties bij diegene die daar toe opdracht hebben gegeven tegen de wil van [gedaagde in conventie 2] en [gedaagde in conventie 1] in. (…)”;
- het gehuurde is op 24 november 2022 verkocht en geleverd aan CLARC Prop 1 S.à r.l.;
In conventie:
Is er een betalingsverplichting van [gedaagde in conventie 1] en [gedaagde in conventie 2] ?