Uitspraak
1.Het verloop van het geding
2.Het geschil
3.De beoordeling
€ 41,00 +;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vordert eiseres, die op basis van een huurovereenkomst een woonruimte huurde van gedaagde, de terugbetaling van een waarborgsom van € 400,00. De huurovereenkomst eindigde op 1 februari 2023 en eiseres heeft het gehuurde in nette staat opgeleverd. Gedaagde heeft de waarborgsom echter niet terugbetaald, met als argument dat eiseres nog kosten verschuldigd zou zijn. De kantonrechter heeft de procesgang en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Eiseres heeft bij aanvang van de huurovereenkomst de waarborgsom betaald en er is geen bewijs dat er schade aan het gehuurde was. Gedaagde heeft aangevoerd dat er nog andere kosten zijn, maar de kantonrechter oordeelt dat deze niet voldoende zijn onderbouwd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de waarborgsom terugbetaald moet worden, omdat de huurovereenkomst zonder schade is beëindigd. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij moet worden veroordeeld in de proceskosten. De vordering van eiseres is dan ook toegewezen, inclusief de wettelijke rente over de waarborgsom vanaf de datum dat deze verschuldigd was.