ECLI:NL:RBZWB:2024:3251

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
10794047 CV EXPL 23-4631 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Zander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na niet-nakoming verhuisovereenkomst

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschap Trust Verhuizingen Holding B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D. de Jonghe, vorderde schadevergoeding van Trust Verhuizingen wegens niet-nakoming van een verhuisovereenkomst. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 1 april 2022 heeft Trust Verhuizingen een offerte uitgebracht voor de verhuizing van de eiser van [plaats 2] naar [plaats 1]. De verhuizing was gepland voor 29 juli 2022, maar op 21 juli 2022 werd de eiser geïnformeerd dat de verhuizing was verplaatst naar 30 juli 2022. Op de verhuisdag zelf bleek dat Trust Verhuizingen niet met het afgesproken aantal verhuizers en verhuiswagens was verschenen, waardoor de verhuizing niet kon worden afgerond. De eiser heeft vervolgens zelf kosten gemaakt om de verhuizing af te ronden en vorderde deze kosten, evenals schadevergoeding voor schade aan de laminaatvloer, van Trust Verhuizingen.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser mede-opdrachtnemer was en dat Trust Verhuizingen in de gelegenheid moest worden gesteld te bewijzen dat er sprake was van verzuim. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De kantonrechter heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de gemaakte afspraken en de schade. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 12 juni 2024, waarbij de eiser moet aangeven op welke wijze hij het verlangde bewijs wenst te leveren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10794047 \ CV EXPL 23-4631
Vonnis van 15 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te ( [postcode] ) [plaats 1] aan het [adres] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. D. de Jonghe, werkzaam ten kantore van SRM Rechtsbijstand te Nijmegen,
tegen
de besloten vennootschap TRUST VERHUIZINGEN HOLDING B.V.,
gevestigd te gemeente Alphen-Chaam, kantoorhoudende te (4815 NC) Breda aan het adres Stadionstraat 11 C10,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Trust Verhuizingen,
gemachtigde: mr. J. Smael, advocaat te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 oktober 2024 met producties;
- de conclusie van antwoord van 10 januari 2024;
- de conclusie van repliek van 7 februari 2024 met producties;
- de conclusie van dupliek van 6 maart 2024.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Tussen partijen staat het volgende vast:
- Trust Verhuizingen exploiteert een onderneming in verhuisvervoer;
- op 1 april 2022 heeft Trust Verhuizingen een offerte aan [naam] , partner van [eiser] (verder: [naam] ), uitgebracht voor de verhuizing van [eiser] van [plaats 2] naar [plaats 1] voor een bedrag van € 1.881,55 (inclusief btw). Op de offerte is opgenomen dat de verhuizing zou plaatsvinden op vrijdag 29 juli 2022 en één werkdag zou duren;
- op 14 april 2022 berichten [eiser] en [naam] de offerte te accepteren;
- op 21 juli 2022 heeft Trust Verhuizingen [eiser] bericht dat de verhuizing op 30 juli 2022 is ingepland;
- op vrijdag 29 juli 2022 heeft [eiser] een bedrag van € 1.881,55 aan Trust Verhuizingen betaald;
- op zondag 31 juli 2022 heeft [eiser] een Mercedes-Benz Sprinter bus gehuurd voor een bedrag van € 179,02;
- op donderdag 4 augustus 2022 heeft Lets Move Verhuizingen [eiser] een factuur toegestuurd voor een bedrag van € 1.145,70 voor verhuizingswerkzaamheden;
- op 1 september 2022 heeft [bedrijf] [eiser] een factuur toegestuurd voor een bedrag van € 605,00 in verband met hertelwerkzaamheden aan een laminaatvloer.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van Trust Verhuizingen tot betaling:
- van een bedrag van € 1.929,72, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag, aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- van een bedrag van € 348,74 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- van de proces- en nakosten en de wettelijke rente daarover.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij Trust Verhuizingen de opdracht heeft gegeven voor zijn verhuizing, maar dat Trust Verhuizingen de overeenkomst niet is nagekomen. Een week voordat de verhuizing zou plaatsvinden bleek dat de opdracht niet in de agenda van Trust Verhuizingen was opgenomen, zodat een dag later dan gepland zou worden verhuisd. Op de dag van de verhuizing, zaterdag 30 juli 2022, verscheen Trust Verhuizingen met één verhuiswagen minder en minder verhuizers dan tussen partijen was afgesproken. Hierdoor is de verhuizing die dag niet afgerond. De verhuizers zouden de dag erop (zondag 31 juli 2022) terugkomen om de verhuizing af te ronden, maar op die dag zijn zij niet verschenen. Trust Verhuizingen was op die dag ook niet bereikbaar. De dag erop, maandag 1 augustus 2022, is tussen partijen overeengekomen dat de verhuizing de volgende dag, dinsdag 2 augustus 2022, zou worden afgerond. Ook op die dag zijn de verhuizers van Trust Verhuizingen niet verschenen en telefonisch werd [eiser] medegedeeld dat ze die dag ook niet meer zouden komen, omdat ‘het helemaal mis ging’ bij Trust Verhuizingen. [eiser] heeft vervolgens besloten zelf kosten te maken om de verhuizing af te ronden. Deze kosten dient Trust Verhuizingen te vergoeden. Daarnaast stelt [eiser] dat de verhuizers van Trust Verhuizingen krassen hebben gemaakt op de vloer van het voormalige huis van [eiser] . Ook de veroorzaakte schade dient Trust Verhuizingen te vergoeden. Nu zij weigert de geleden schade te vergoeden, is zij rente en kosten verschuldigd geworden.
3.3.
Op het verweer van Trust Verhuizingen voert [eiser] aan dat het juist is dat de offerte aan [naam] was uitgebracht. Trust Verhuizingen was er echter mee bekend dat [eiser] de partner van [naam] is, nu hij aanwezig was bij het eerste gesprek met Trust Verhuizingen, de te verhuizen goederen van [eiser] en [naam] zijn, [eiser] betrokken was bij de verdere correspondentie met Trust Verhuizingen en hij het geoffreerde bedrag aan Trust Verhuizingen heeft voldaan. Voor zover [eiser] geen vorderingsrecht zou hebben, vraagt [eiser] de eisende partij aan te passen naar [naam] . [eiser] voert vervolgens aan dat tussen partijen is overeengekomen dat de werkzaamheden één werkdag zouden duren, zodat sprake is van een fatale termijn. Deze termijn heeft Trust Verhuizingen niet gehaald, zodat zij van rechtswege in verzuim is geraakt. Het stond [eiser] en [naam] vervolgens vrij om een andere partij in te schakelen om de verhuizing af te ronden. [eiser] betwist tot slot dat is overeengekomen dat Trust Verhuizingen de verhuiswerkzaamheden zou afronden ergens in de week na zondag 30 juli 2022. Dit is ook niet logisch omdat [eiser] en [naam] de woning al op 1 augustus 2022 leeg dienden opleveren.
3.4.
Trust Verhuizingen voert verweer. Trust Verhuizingen concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiser] , met veroordeling van [eiser] in de proceskosten, nakosten en de wettelijke rente daarover.
3.5.
Trust Verhuizingen voert aan dat [eiser] niet haar contractspartij is, maar [naam] . De offerte is immers aan haar uitgebracht. De door [eiser] aangevoerde omstandigheden doen er niet aan af dat hij geen contractspartij is. Trust Verhuizingen verzet zich ertegen dat de eisende partij in deze procedure wordt gewijzigd. Daarnaast voert zij aan dat in overleg met [naam] de verhuisdag één dag is opgeschoven. Op de verhuisdag bleek dat de werkzaamheden niet in één dag zouden kunnen worden afgerond. Vervolgens is tussen [naam] en Trust Verhuizingen overeengekomen dat deze zo spoedig mogelijk in de week erop zouden worden afgerond. [eiser] en [naam] hebben er kennelijk voor gekozen om de dag erop al een bus te huren en in de daaropvolgende week een tweede verhuisbedrijf in te schakelen zonder dit te overleggen met Trust Verhuizingen. Trust Verhuizingen is dus niet in de gelegenheid gesteld de werkzaamheden af te ronden. Bovendien is zij niet in gebreke gesteld. Dat sprake zou zijn van een fatale termijn is door [eiser] niet onderbouwd. Van Trust Verhuizingen kan niet worden verwacht dat zij de gemaakte kosten vergoed. De door [eiser] gestelde schade aan de laminaatvloer is niet door Trust Verhuizingen veroorzaakt, zodat zij niet bereid is deze te vergoeden.

4.De beoordeling

Contractspartij:
4.1.
Tussen partijen staat vast dat de offerte aan [naam] is toegestuurd. Niet is door Trust Verhuizingen echter weersproken dat [eiser] ook aanwezig was bij het eerste gesprek tussen partijen in april 2022 over de geplande verhuizing. Vervolgens volgt uit het e-mailbericht van 14 april 2022 van [naam] dat zij en [eiser] de offerte accepteren. De kantonrechter is van oordeel dat Trust Verhuizingen hieruit niet anders had kunnen begrijpen dan dat de overeenkomst tussen Trust Verhuizingen, [naam] en [eiser] is gesloten. [eiser] is dus medecontractant en is in beginsel bevoegd een vordering in te stellen tegen Trust Verhuizingen. Aan dit verweer van Trust Verhuizingen gaat de kantonrechter voorbij.
De nakoming van de overeenkomst:
4.2.
Tussen partijen staat vast dat Trust Verhuizingen op 30 juli 2022 met de verhuiswerkzaamheden is gestart en dat zij de werkzaamheden op die dag niet heeft kunnen afronden. In geschil is vervolgens of en in hoeverre Trust Verhuizingen in de gelegenheid is gesteld de werkzaamheden af te ronden en of zij in verzuim is geraakt.
4.3.
Primair stelt [eiser] dat sprake is van een fatale termijn, nu tussen partijen was afgesproken dat Trust Verhuizingen de verhuiswerkzaamheden in één werkdag op 30 juli 2022 zou uitvoeren. Trust Verhuizingen betwist dat sprake is van een fatale termijn.
4.4.
De kantonrechter overweegt dat uit de offerte van Trust Verhuizingen van 1 april 2022 volgt dat als duur van de verhuizing één werkdag is opgenomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is dit onvoldoende om uit te gaan van een tussen partijen overeengekomen fatale termijn. Tussen partijen staat immers vast dat dat de verhuizing een week voor de geplande datum (29 juli 2022) is verzet naar 30 juli 2022. Bovendien, als wordt uitgegaan van de stellingen van [eiser] , heeft hij Trust Verhuizingen ook nog in de gelegenheid gesteld de verhuizing af te ronden op 31 juli 2022 en 2 augustus 2022. Gelet op die omstandigheden kunnen partijen er niet vanuit zijn gegaan dat er een fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW) tussen hen was overeengekomen. Aan deze stelling van [eiser] gaat de kantonrechter voorbij.
4.5.
Subsidiair stelt [eiser] dat tussen partijen op zaterdag 30 juli 2022 is afgesproken dat Trust Verhuizingen op zondag 31 juli 2022 het werk zou afmaken en dat zij op die dag niet is verschenen. Ook stelt hij dat op maandag 1 augustus 2022 tussen partijen is afgesproken dat Trust Verhuizingen het werk op dinsdag 2 augustus 2022 zou afmaken, dat Trust Verhuizingen op die dag ook niet is verschenen en dat een medewerker van Trust Verhuizingen telefonisch heeft medegedeeld dat het mis zou zijn gegaan en Trust Verhuizingen (die dag) niet meer zou komen om de werkzaamheden af te ronden. Trust Verhuizingen betwist het voorgaande en stelt dat op zaterdag 30 juli 2022 is afgesproken dat zij ergens in de week van maandag 1 augustus 2022 de werkzaamheden zou afronden.
4.6.
De kantonrechter ziet, nu de door [eiser] gestelde afspraken tussen partijen gemotiveerd worden betwist door Trust Verhuizingen, aanleiding [eiser] in de gelegenheid te stellen feiten en omstandigheden te bewijzen, waaruit volgt dat:
- tussen partijen is overeengekomen dat de werkzaamheden op zondag 31 juli 2022 zouden worden afgerond;
- tussen partijen is overeengekomen dat de werkzaamheden op dinsdag 2 augustus 2022 zouden worden afgerond;
- dat Trust Verhuizingen op dinsdag 2 augustus 2022 aan [eiser] heeft medegedeeld dat zij (die dag) niet meer zouden komen.
Schadevergoeding:
4.7.
[eiser] vordert daarnaast nog schadevergoeding voor het herstel van de laminaatvloer. Trust Verhuizingen heeft betwist deze schade te hebben veroorzaakt. Hierop heeft [eiser] niet meer gereageerd, althans hij heeft zijn stellingen niet (nader) onderbouwd. Naar het oordeel van de kantonrechter is onvoldoende onderbouwd dat Trust Verhuizingen aansprakelijk kan worden gehouden voor de ontstane schade. Dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.
4.8.
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsopdracht wordt iedere (verdere) beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
laat [eiser] toe, draagt hem voor zover nodig ambtshalve op, om door alle middelen rechtens en speciaal door middel van getuigen feiten en omstandigheden te bewijzen:
- dat tussen partijen is overeengekomen dat de werkzaamheden op zondag 31 juli 2022 zouden worden afgerond;
- dat tussen partijen is overeengekomen dat de werkzaamheden op dinsdag 2 augustus 2022 zouden worden afgerond;
- dat Trust Verhuizingen op dinsdag 2 augustus 2022 aan [eiser] heeft medegedeeld dat zij (die dag) niet meer zou komen;
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 12 juni 2024 te 09.00 uuropdat [eiser] dan bij akte aangeeft of en zo ja op welke wijze hij het verlangde bewijs wenst te leveren;
bepaalt, voor het geval dat [eiser] dat bewijs schriftelijk wil leveren, dat hij uiterlijk op genoemde zitting daartoe stukken kan indienen middels toezending of afgifte aan de griffie;
bepaalt, voor het geval [eiser] dat bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dat hij uiterlijk op genoemde zitting het aantal en de personalia van de getuigen zal opgeven alsmede de verhinderdata van de getuigen en de wederpartij in de vijf maanden na voornoemde rolzitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Zander en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2024.