In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 15 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de besloten vennootschap Trust Verhuizingen Holding B.V. De eiser, vertegenwoordigd door mr. D. de Jonghe, vorderde schadevergoeding van Trust Verhuizingen wegens niet-nakoming van een verhuisovereenkomst. De feiten van de zaak zijn als volgt: op 1 april 2022 heeft Trust Verhuizingen een offerte uitgebracht voor de verhuizing van de eiser van [plaats 2] naar [plaats 1]. De verhuizing was gepland voor 29 juli 2022, maar op 21 juli 2022 werd de eiser geïnformeerd dat de verhuizing was verplaatst naar 30 juli 2022. Op de verhuisdag zelf bleek dat Trust Verhuizingen niet met het afgesproken aantal verhuizers en verhuiswagens was verschenen, waardoor de verhuizing niet kon worden afgerond. De eiser heeft vervolgens zelf kosten gemaakt om de verhuizing af te ronden en vorderde deze kosten, evenals schadevergoeding voor schade aan de laminaatvloer, van Trust Verhuizingen.
De kantonrechter oordeelde dat de eiser mede-opdrachtnemer was en dat Trust Verhuizingen in de gelegenheid moest worden gesteld te bewijzen dat er sprake was van verzuim. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing. De kantonrechter heeft de eiser in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van de gemaakte afspraken en de schade. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 12 juni 2024, waarbij de eiser moet aangeven op welke wijze hij het verlangde bewijs wenst te leveren.