ECLI:NL:RBZWB:2024:3252

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
10669611 CV EXPL 23-2821 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering in consumentenkoopovereenkomst wegens gebrek aan bewijs van aflevering

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de vennootschap Alektum Capital II AG, gevestigd in Zug, Zwitserland, als eiseres opgetreden tegen een gedaagde die in persoon procedeerde. De zaak betreft een consumentenkoopovereenkomst waarbij Alektum vorderingen heeft ingesteld. De kern van het geschil draait om de vraag of de goederen daadwerkelijk bij de gedaagde zijn afgeleverd. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 3 januari 2024 de processtukken in deze zaak beoordeeld en Alektum in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verweer van de gedaagde. De gedaagde heeft aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van de niet-ontvangst van de goederen, maar de kantonrechter heeft vastgesteld dat dit verweer pas bij dupliek is gevoerd en niet voldoende onderbouwd is.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het aan Alektum is om te bewijzen dat de gedaagde de bestelling heeft geplaatst en dat de goederen zijn afgeleverd. Aangezien Alektum hierin niet is geslaagd, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de vordering niet toewijsbaar is. Dit heeft geleid tot de afwijzing van de vordering en de veroordeling van Alektum in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 50,00. Het vonnis is uitgesproken op 8 mei 2024 door mr. Ebben en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10669611 CV EXPL 23-2821
vonnis d.d. 8 mei 2024
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht Alektum Capital II AG,
gevestigd en kantoorhoudende te Zug (Zwitserland),
eiseres,
gemachtigde: [gemachtigde] B.V. te [plaats] ,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
procederend in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als “Alektum” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 3 januari 2024 met de daarin genoemde processtukken;
b. de akte van Alektum van 31 januari 2024;
c. de rolbeslissing van 21 februari 2024;
d. de brief van 2 april 2024 van [gedaagde] .

2.De verdere beoordeling

2.1
Bij voormeld vonnis heeft de kantonrechter Alektum in de gelegenheid gesteld op het verweer van [gedaagde] te reageren. Ook heeft de kantonrechter de vordering getoetst aan de geldende consumentenwetgeving en Alektum in de gelegenheid gesteld op haar constateringen te reageren.
2.2
In reactie op het verweer van [gedaagde] voert Alektum aan dat zij er niet van op de hoogte was dat de bestelling niet zou zijn ontvangen. [gedaagde] onderbouwt ook niet dat hij daar contact over heeft opgenomen met de verkoper en/of Alektum. Bovendien is dit verweer pas bij dupliek gevoerd.
2.3
De kantonrechter overweegt dat uit de stukken van [gedaagde] volgt dat hij per abuis van de verkeerde bestelling is uitgegaan bij antwoord, zodat het niet vreemd is dat hij bij dupliek pas verweer voerde tegen de juiste bestelling. Dat is ook de reden dat Alektum in de gelegenheid is gesteld op dat verweer te reageren.
2.4
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat het juist aan Alektum is om aan te tonen dat [gedaagde] de bestelling heeft geplaatst, de verkoper de bestelling aan [gedaagde] heeft toegezonden en dat de bestelling bij [gedaagde] is aangekomen. De koopsom van de goederen is in beginsel immers pas (volledig) verschuldigd op het moment dat de goederen worden afgeleverd (artikel 26 lid 2 BW). Nu Alektum haar stellingen op dit punt niet verder heeft onderbouwd, kan niet worden vastgesteld dat de verkoper terecht een vordering had op [gedaagde] . De hoofdsom is niet toewijsbaar. Dit leidt ertoe dat ook de nevenvorderingen niet zullen worden toegewezen.
2.5
De overige stellingen en weren behoeven geen bespreking meer.
2.6
Alektum is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 50,00 verletkosten.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt Alektum in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 50,00 verletkosten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.