ECLI:NL:RBZWB:2024:3254

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
20 mei 2024
Zaaknummer
10634225 CV EXPL 23-2988 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling van contractuele vergoeding door makelaar wegens onvoldoende onderbouwing van gemaakte kosten

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een makelaar, aangeduid als [eiseres], en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht waarbij de makelaar een vergoeding vorderde voor geleverde diensten. De gedaagden betwisten de redelijkheid van de gevorderde vergoeding, omdat deze niet zou zijn onderbouwd met bewijs van daadwerkelijk gemaakte kosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden geen bedragen hebben betaald aan de makelaar, ondanks dat er werkzaamheden zijn verricht, zoals taxatie van de woning en het opstellen van advertenties. De gedaagde sub 2 heeft aangevoerd dat de vergoeding niet redelijk is, omdat deze forfaitair is en niet is gebaseerd op de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat de makelaar onvoldoende bewijs heeft geleverd van de redelijkheid van de gevorderde vergoeding en dat de werkzaamheden grotendeels worden betwist door de gedaagden.

De kantonrechter heeft de vordering van de makelaar afgewezen en geoordeeld dat de gevorderde hoofdsom niet toewijsbaar is. Tevens zijn de nevenvorderingen van de makelaar afgewezen. De makelaar is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de gedaagden betalen, waarbij de kosten van gedaagde sub 1 op nihil zijn begroot en die van gedaagde sub 2 op € 612,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10634225 CV EXPL 23-2988
vonnis d.d. 8 mei 2024
inzake
[eiseres] B.V.,
(statutair) gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
gemachtigde: [B.V.] te [plaats] ,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonadres 1] ,
gedaagde sub 1,
procederend in persoon,
en

2.[gedaagde sub 2] ,

wonende te [woonadres 2] ,
gedaagde sub 2,
gemachtigde: mr. H. Sanli, advocaat te Helmond.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiseres] ”, “ [gedaagde sub 1] ” en “ [gedaagde sub 2] ”.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis in deze zaak van 17 januari 2024 met de daarin genoemde processtukken;
b. de akte van [eiseres] van 14 februari 2024 met producties;
c. de antwoordakte van [gedaagde sub 2] van 10 april 2024 met producties.

2.De verdere beoordeling

2.1
In voornoemd tussenvonnis is [eiseres] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de redelijkheid van de gevorderde vergoeding, waarbij zij tevens diende in te gaan op het bepaalde in de artikelen 7:408, 7:411 en 7:413 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.2
[eiseres] voert aan dat de overeengekomen courtage (na verkoop van de woning) veel hoger zou zijn uitgevallen dan de in rekening gebrachte annuleringsvergoeding. Bovendien zijn [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op grond van de overeenkomst eenmalige opstartkosten van € 395,00 (exclusief btw) verschuldigd. Zij hebben echter tot op heden geen enkel bedrag hoeven betalen aan [eiseres] . Er waren al wel werkzaamheden verricht ten behoeve van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , namelijk het taxeren van de woning, telefonisch contact tussen partijen, een vervolggesprek tussen partijen op het kantoor van [eiseres] , het checken van het Kadaster, het opvragen van rapporten, het aanvragen van een energielabel, het schrijven van teksten ten behoeve van de advertentie op Funda en de verkoopbrochure.
2.3
[gedaagde sub 2] voert aan dat de vergoeding niet redelijk is, nu sprake is van een forfaitaire vergoeding en deze niet gebaseerd is op de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden. [gedaagde sub 2] betwist dat de door [eiseres] genoemde werkzaamheden zijn verricht. Hooguit is [gedaagde sub 2] één keer op het kantoor van [eiseres] geweest om de overeenkomst te tekenen. [gedaagde sub 2] heeft ook de door [eiseres] overgelegde stukken niet eerder gezien.
2.4
De kantonrechter overweegt dat de werkzaamheden, waarvan [eiseres] stelt dat die zijn uitgevoerd, grotendeels worden betwist door [gedaagde sub 2] . Daarbij heeft [eiseres] geen overzicht overgelegd hoeveel tijd aan de opdracht is besteed en tegen welke kostprijs de uren zijn gemaakt. Het had op haar weg gelegen dit te doen. Enkel heeft zij de stamkaart, die ziet op de voormalige woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , en een bestemmingsplan overgelegd, waaruit niet volgt dat deze is voor de verkoop van de voormalige woning van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en waarom het noodzakelijk was die op te vragen. Daarbij zijn die stukken onvoldoende om te onderbouwen dat sprake is van een redelijke vergoeding, zodat [eiseres] de redelijkheid van de gevorderde vergoeding onvoldoende hebben onderbouwd. Aan bewijslevering wordt niet toegekomen. De kantonrechter zal met toepassing van artikel 6:248 lid 2 BW het annuleringsbeding buiten toepassing laten. Hierdoor ontvalt de grondslag van de vordering, zodat de gevorderde hoofdsom niet toewijsbaar is.
2.5
Nu de hoofdsom wordt afgewezen, zijn ook de gevorderde nevenvorderingen niet toewijsbaar.
2.6
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 1] worden begroot op nihil. De proceskosten van [gedaagde sub 2] worden begroot op:
- salaris gemachtigde € 510,00 (2,5 punt x tarief € 204,00)
- nakosten
€ 102,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 612,00.

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten van [gedaagde sub 1] , begroot op nihil;
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten van [gedaagde sub 2] € 612,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiseres] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiseres] ook de kosten van betekening betalen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.