Uitspraak
1.[gedaagde sub 1] ,
2.[gedaagde sub 2] ,
1.Het verloop van het geding
2.De verdere beoordeling
€ 102,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 8 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een makelaar, aangeduid als [eiseres], en twee gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2]. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht waarbij de makelaar een vergoeding vorderde voor geleverde diensten. De gedaagden betwisten de redelijkheid van de gevorderde vergoeding, omdat deze niet zou zijn onderbouwd met bewijs van daadwerkelijk gemaakte kosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden geen bedragen hebben betaald aan de makelaar, ondanks dat er werkzaamheden zijn verricht, zoals taxatie van de woning en het opstellen van advertenties. De gedaagde sub 2 heeft aangevoerd dat de vergoeding niet redelijk is, omdat deze forfaitair is en niet is gebaseerd op de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden. De rechtbank oordeelt dat de makelaar onvoldoende bewijs heeft geleverd van de redelijkheid van de gevorderde vergoeding en dat de werkzaamheden grotendeels worden betwist door de gedaagden.
De kantonrechter heeft de vordering van de makelaar afgewezen en geoordeeld dat de gevorderde hoofdsom niet toewijsbaar is. Tevens zijn de nevenvorderingen van de makelaar afgewezen. De makelaar is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten van de gedaagden betalen, waarbij de kosten van gedaagde sub 1 op nihil zijn begroot en die van gedaagde sub 2 op € 612,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.