ECLI:NL:RBZWB:2024:3265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
10855584 CV EXPL 23-5293 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Sierkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling waarborgsom en verrekening van schade bij oplevering van gehuurde woning

In deze civiele zaak vordert de eiser, een huurder, terugbetaling van een waarborgsom van € 880,00 van de gedaagde, de verhuurder. De huurovereenkomst werd opgezegd per 1 juni 2023, waarna de gedaagde een deel van de waarborgsom had terugbetaald, maar een bedrag van € 880,00 had ingehouden wegens vermeende schade aan de vloer. De eiser stelt dat de gedaagde onterecht deze schade heeft verrekend en dat de gedaagde de restant waarborgsom dient terug te betalen. De gedaagde betwist dit en stelt dat de schade aan de vloer door de eiser is veroorzaakt en dat zij recht heeft op verrekening.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op grond van de huurovereenkomst verplicht is om de waarborgsom terug te betalen, tenzij er sprake is van schade die verrekenbaar is. De kantonrechter oordeelt dat de door de gedaagde gestelde schade aan de vloer, veroorzaakt door gebruik van stoelen met dopjes, moet worden aangemerkt als normale slijtage en veroudering, die door de verhuurder bij oplevering moet worden aanvaard. Hierdoor kan de gedaagde geen beroep doen op verrekening van de schade met de waarborgsom.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 573,44 aan de eiser, bestaande uit de hoofdsom van € 473,50, wettelijke rente van € 14,00 en buitengerechtelijke incassokosten van € 85,94. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die zijn begroot op € 483,49. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde direct aan het vonnis moet voldoen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10855584 \ CV EXPL 23-5293
Vonnis van 8 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende in [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 24 november 2023 met producties;
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] , met producties;
- de conclusie van repliek van [eiser] ;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde] .
Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
[eiser] heeft vanaf 1 juli 2022 van [gedaagde] de woning aan de [adres] in [woonplaats 1] gehuurd.
2.2
Voorafgaand aan de huur heeft [eiser] aan [gedaagde] een waarborgsom betaald van € 12.940,00. Overeengekomen is dat [gedaagde] gedurende twee jaar maandelijks een bedrag van € 440,00 van de betaalde waarborgsom in mindering zou brengen op de huurprijs waardoor de huurprijs over die periode lager zou zijn. Hierna zou er een waarborgsom van € 2.380,00 overblijven.
2.3
[eiser] heeft de huurovereenkomst per 1 juni 2023 opgezegd en in verband daarmee heeft [gedaagde] de vooruitbetaalde huur voor het tweede jaar (zoals hiervoor genoemd) terugbetaald aan [eiser] . Hierdoor resteerde de waarborgsom van € 2.380,00.
2.4
[gedaagde] heeft ingestemd met het voorstel van [eiser] om de huurovereenkomst eerder te laten eindigen, namelijk per 1 mei 2023. Op 28 april 2023 heeft er een oplevering van het gehuurde plaatsgevonden waarbij [eiser] en de vader van [gedaagde] aanwezig waren. In het getekende opleverrapport is bij kamer vermeld:
“vlekjes vloer schroei?
2.5
[gedaagde] heeft op 1 mei 2023 een bedrag van € 1.500,00 aan [eiser] terugbetaald van de waarborgsom. Een bedrag van € 880,00 heeft [gedaagde] ingehouden omdat de vloer van de woonkamer volgens haar niet goed is opgeleverd.
2.6
Per Whatsapp van 1 mei 2023 (om 20:29 uur) heeft [gedaagde] aan [eiser] meegedeeld:
“De vlek die [naam 1] achter heeft gelaten volgens jou is er wel uit gegaan. Maar er zijn gewoon zeker 10 delen in het midden van de kamer waar die draaistoel gestaan heeft die vervangen moeten worden en dan nog 2 voor de achtergevel. Als de expert geweest is kom ik er bij jou op terug.”
2.7
Als reactie heeft [eiser] aan [gedaagde] (om 20:32 uur) meegedeeld:
“(…) En die vlekken in het midden zag je bijna niet meer die had ik er bijna helemaal uit gekregen. Die vlek van [naam 1] was juist die brandvlek waar het allemaal om ging.”
2.8
Op 6 juni 2023 is [gedaagde] door de gemachtigde van [eiser] gesommeerd tot betaling van een bedrag van € 880,00 en rente, met aanzegging van verschuldigde buitengerechtelijke kosten als niet binnen 15 dagen na bezorging van de brief is betaald.
2.9
Als reactie heeft [gedaagde] bij e-mail van 7 juni 2023 meegedeeld dat er schade is aan de vloer, zij de kosten van herstel van € 473,50 voor het aanbrengen van 8 nieuwe stroken pvc in mindering heeft gebracht op de waarborgsom en dat zij het restantbedrag van de borg overmaakt. [gedaagde] heeft op 7 juni 2023 een bedrag van € 406,50 overgemaakt aan de gemachtigde van [eiser] .

3.De vordering en het verweer

3.1
[eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 651,41 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2023 tot de dag van de volledige betaling en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2
[eiser] legt aan haar vordering – samengevat – ten grondslag dat [gedaagde] aan het einde van de huurovereenkomst gehouden was om de restant waarborgsom van € 880,00 aan haar terug te betalen. [eiser] stelt dat [gedaagde] wettelijke rente, zoals bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW), verschuldigd is en dat die vanaf het einde van de huurovereenkomst tot 24 november 2023 € 18,19 bedraagt. Daarnaast stelt [eiser] dat [gedaagde] aan buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 159,72 verschuldigd is. [eiser] stelt dat de ontvangen betaling van € 406,50 op grond van artikel 6:44 BW eerst op de buitengerechtelijke incassokosten en rente is afgeboekt waarna er nog een bedrag van
€ 651,41 betaald moet worden.
3.3
[gedaagde] voert als verweer – samengevat – aan dat [eiser] schade aan de vloer heeft veroorzaakt die nog maar 2 jaar en vier maanden oud was. [gedaagde] voert aan dat zij de schade van € 473,50 heeft verrekend met de waarborgsom waardoor zij aan [eiser] niets meer verschuldigd is. Daarnaast voert [gedaagde] aan dat [eiser] voorbarig is geweest met het uit handen geven van de vordering en zij niet aansprakelijk is voor de kosten.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Vast staat dat [gedaagde] op grond van de huurovereenkomst verplicht is om bij beëindiging van de huur de waarborgsom terug te betalen. De vraag is of [gedaagde] de gestelde schade kan verrekenen met de waarborgsom en daarom niet gehouden is de restant waarborgsom terug te betalen.
4.2
De door [gedaagde] gestelde schade ziet blijkens het door haar als productie 5 bij conclusie van antwoord overgelegde verslag van [naam 2] op verkleuringen in de pvc vloer in de woonkamer door dopjes onder stoelen. [eiser] betwist niet dat er bij oplevering verkleuringen waren op de vloer, maar stelt dat ze nauwelijks zichtbaar waren en dat de vader van [gedaagde] bij oplevering alles had goedgekeurd.
4.3
De kantonrechter stelt vast dat partijen het er over eens zijn dat de staat van het gehuurde bij aanvang van de huur anders was dan bij oplevering omdat de verkleuringen door dopjes onder stoelen bij aanvang van de huur niet aanwezig waren. De discussie tussen partijen of die verkleuringen op de vloer door de vader van [gedaagde] zijn aanvaard bij oplevering kan op grond van het volgende in het midden blijven.
4.4
Volgens artikel 7:224 BW moet “normale slijtage en veroudering” door de verhuurder bij oplevering worden aanvaard. Niet gesteld en door de kantonrechter ook niet gebleken is dat daarvan in de op de huurovereenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden is afgeweken. Partijen verschillen erover of de verkleuringen schade betreft of dat het “normale” gebruikssporen zijn. Bij gebruikssporen gaat het om kleine schade door normaal gebruik. Het plaatsen van stoelen met dopjes aan de onderzijde in de woonkamer is te beschouwen als gewoon gebruik. Beschadigingen daardoor zijn naar het oordeel van de kantonrechter sporen van gebruik en vallen onder normale slijtage en veroudering. Uit de als productie 5 bij conclusie van antwoord overgelegde foto’s blijkt ook dat de verkleuringen beperkt zichtbaar zijn. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de verkleuringen gebruikssporen zijn en geen schade. Dit betekent dat [gedaagde] geen beroep op verrekening met schade toekomt. [gedaagde] is dan ook gehouden om de restant waarborgsom terug te betalen. Nu [gedaagde] per mail van 7 juni 2023 aan [eiser] heeft meegedeeld dat de betaling van € 406,50 ziet op de borg en [eiser] de betaling heeft aanvaard, dient de betaling op de hoofdsom te worden afgeboekt. Dit betekent dat aan hoofdsom een bedrag van € 473,50 (€ 880,00 -/- € 406,50) toewijsbaar is.
4.5
De door [eiser] gevorderde wettelijke rente is op grond van artikel 8.1.1. van de huurovereenkomst een maand na de oplevering toewijsbaar, dus vanaf 28 mei 2023.
De wettelijke rente zal vanaf dan worden toegewezen en wordt tot 24 november 2023 vastgesteld op een bedrag van € 14,00.
4.6
[eiser] maakt verder aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Gebleken is dat er op 6 juni 2023 een aanmaning is verstuurd aan [gedaagde] die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Nu er sprake is van een deelbetaling binnen de in de aanmaning gestelde termijn zal de kantonrechter de vergoeding toewijzen tot het wettelijke tarief dat aansluit bij de hoogte van de toegewezen hoofdsom, te weten een bedrag van € 85,94. Het feit dat het door [eiser] ingeschakelde incassobureau niet inhoudelijk heeft gereageerd op bezwaren van [gedaagde] is ongepast, maar doet niet af aan verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten omdat daarvoor volstaan kan worden met verzending van één aanmaning.
4.7
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom ook de proceskosten van [eiser] betalen. Omdat de dagvaarding is ingediend door de gemachtigde van
[eiser] en [eiser] vervolgens in persoon verder heeft geprocedeerd, zal enkel voor de dagvaarding een salarispunt worden toegekend. De proceskosten van [eiser] worden daarmee tot deze uitspraak begroot op:
- dagvaardingskosten
130,49
- griffierecht
218,00
- salaris gemachtigde
135,00
(1 punt × € 135,00)
Totaal
483,49.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen, zoals
in de beslissing is bepaald.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] een bedrag te betalen van € 573,44 [1] , vermeerderd met de wettelijke rente over € 473,50 vanaf 24 november 2023 tot de dag van de volledige betaling;
5.2
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van [eiser] , tot deze uitspraak begroot op
€ 483,49, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag, met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving door [eiser] tot de dag van de volledige betaling;
5.3
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad [2] ;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sierkstra en is in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2024.

Voetnoten

1.€ 473,50 aan hoofdsom + € 14,00 aan wettelijke rente + € 85,94 aan buitengerechtelijke incassokosten.
2.De kantonrechter heeft het vonnis ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaard. Dit betekent dat [gedaagde] direct aan het vonnis moet voldoen.