ECLI:NL:RBZWB:2024:3285

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
C/02/411531 FA RK 23-3190
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bollen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding geregistreerd partnerschap en verdeling beperkte gemeenschap met vergoedingsrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen de man en de vrouw, die in 2019 zonder partnerschapsvoorwaarden een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het partnerschap duurzaam ontwricht is en heeft de verzoeken tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank de verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen tussen partijen geregeld, aangezien zij geen partnerschapsvoorwaarden hebben gemaakt. De rechtbank heeft bepaald dat de gemeenschap bestaat uit de goederen die tijdens het partnerschap zijn verworven en de goederen die zij voorafgaand aan het partnerschap gezamenlijk hadden. De rechtbank heeft de man de gelegenheid gegeven om te onderzoeken of hij de woning en het perceel grond kan overnemen, en heeft een taxateur aangewezen om de waarde van deze onroerende zaken vast te stellen. De rechtbank heeft ook de verdeling van de inboedelgoederen, de scooter en de bankrekeningen geregeld, en bepaald dat partijen ieder de helft van de kosten van de notariële overdracht van de woning en de taxatiekosten moeten dragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/411531 FA RK 23-3190
datum uitspraak: 21 mei 2024
beschikking betreffende ontbinding geregistreerd partnerschap
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. H.E.Chr.M. Nieland,
en
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. P.J.M. Groenhuis-Kools.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 7 juli 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlage;
- het op 25 september 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen;
- het op 18 maart 2024 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek met bijlagen;
- de brief van mr. Groenhuis-Kools van 26 februari 2024 met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 27 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat.

2.De feiten

2.1.
Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij zijn op [datum] 2019 in de [gemeente] een geregistreerd partnerschap aangegaan zonder het maken van partnerschapsvoorwaarden;
- zij hebben de Nederlandse nationaliteit;
- hun partnerschap is duurzaam ontwricht.

3.De verzoeken

De man verzoekt, samengevat,
- ontbinding van het geregistreerd partnerschap;
- vaststelling van de verdeling van de gemeenschappelijke goederen als genoemd in randnummer 4 van het verzoekschrift met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon.
De vrouw verzoekt, samengevat,
- ontbinding van het geregistreerd partnerschap;
- gelasten/vaststelling van de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen al vermeld onder punt 16 tot en met 42 van het zelfstandig verzoek en partijen daarbij te bevelen om over en weer te leveren overeenkomstig de tot stand gekomen verdeling.

4.De beoordeling

Ontbinding van het geregistreerd partnerschap
4.1.
Partijen verzoeken beiden om hun geregistreerd partnerschap te ontbinden. Zij stellen allebei dat hun geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht.
4.2.
De rechtbank overweegt dat de gestelde duurzame ontwrichting niet is betwist. De rechtbank wijst de verzoeken tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap als op de wet gegrond en over en weer niet weersproken toe.
Verdeling
4.3.
Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan na 1 januari 2018, zodat de Wet beperking wettelijke gemeenschap van goederen van toepassing is op hun gemeenschap. Nu partijen geen partnerschapsvoorwaarden hebben gemaakt, bestaat daarom tussen hen een beperkte gemeenschap van goederen. Dit betekent kort gezegd dat alleen hetgeen partijen tijdens het geregistreerd partnerschap verwerven en de goederen die zij voorafgaand aan het geregistreerd partnerschap al gezamenlijk hadden, tot de gemeenschap behoren. Het vermogen dat iedere echtgenoot heeft verworven vóór het geregistreerd partnerschap en hetgeen een echtgenoot uit schenkingen en erfenissen tijdens het geregistreerd partnerschap heeft verkregen, blijft buiten de gemeenschap en is privévermogen.
4.4.
Wat haar lasten betreft omvat de gemeenschap in beginsel alle voor het bestaan van de gemeenschap ontstane gemeenschappelijke schulden, alle schulden betreffende goederen die reeds voor de aanvang van de gemeenschap aan partijen gezamenlijk toebehoorden, en alle tijdens het bestaan van de gemeenschap ontstane schulden van partijen. Hierop is een aantal uitzonderingen gemaakt.
4.5.
Bij de verdeling van deze beperkte gemeenschap geldt als uitgangspunt dat partijen in gelijke mate delen in de goederen van de gemeenschap, terwijl ieder de schulden van de gemeenschap voor de helft moet dragen.
4.6.
De beperkte gemeenschap van goederen is op grond van artikel 1:99 lid 1 aanhef en sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW) ontbonden op de datum waarop het verzoekschrift tot ontbinding is ingediend bij de rechtbank, te weten 7 juli 2023. Die datum is ook bepalend voor de omvang en samenstelling van de beperkte gemeenschap.
4.7.
De peildatum voor de waardering van de bestanddelen van de beperkte gemeenschap is in beginsel de datum waarop de feitelijke verdeling plaatsvindt, tenzij partijen anders overeenkomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aangehouden. Van deze peildata zal hierna ook worden uitgegaan, tenzij daarvan ambtshalve of op verzoek van partijen uitdrukkelijk wordt afgeweken.
4.6.
Partijen hebben gesteld dat op de peildatum de navolgende bestanddelen tot de beperkte gemeenschap behoren:
Activa:
a. de woning aan [adres] te [woonplaats] ;
b. een daaraan grenzend perceel grond;
c. een scooter;
d. inboedelgoederen;
e. saldi diverse bankrekeningen;
Passiva:
f. de ten behoeve van de woning aangegane hypothecaire geldlening;
g. schuld aan de ouders van de man ten behoeve van de aankoop van het perceel grond onder b;
h. schuld aan Belastingsamenwerking West-Brabant.
4.8.
De door de man gestelde vergoedingsrechten en de verrekenpost van de zijde van de vrouw zullen bij de bespreking van de wijze van verdeling van de onroerende zaken en daarmee samenhangende schulden aan de orde komen.
Ad. a. de echtelijke woning, ad b. het perceel grond, ad f. de hypothecaire geldlening, ad g. de schuld aan de ouders van de man en ad h. de schuld aan Belastingsamenwerking West-Brabant
4.9.
Partijen hebben in gezamenlijke eigendom de woning gelegen aan [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] . Ten behoeve van de aanschaf van deze woning zijn partijen een hypothecaire geldlening aangegaan bij Allianz Eigen Funding met [nummer] . Partijen zijn hoofdelijk aansprakelijk ter zake deze hypothecaire geldlening.
4.10.
Partijen hebben voorts in gezamenlijke eigendom een aan [adres] ( [postcode] ) te [woonplaats] grenzend perceel grond. Ten behoeve van de aankoop van dit perceel grond hebben partijen een lening afgesloten bij de ouders van de man ter hoogte van € 16.000,=.
4.11.
De vrouw wenst de woning en het perceel grond te verkopen via een door de rechtbank aan te wijzen onafhankelijke makelaar, waarna met de verkoopopbrengst de leningen worden afgelost en de resterende overwaarde wordt verdeeld. Op de mondelinge behandeling heeft zij verklaard er geen bezwaar tegen te hebben dat de man onderzoekt of hij haar aandeel in de woning en het aangrenzende perceel grond kan overnemen, maar het gaat er haar om dat daarbij van een reële waarde van de woning wordt uitgegaan. Gelet op de voorgeschiedenis heeft zij geen vertrouwen in de door de man voorgestelde makelaars waarvan er één de taxatie van de woning moet verrichten. Op de mondelinge behandeling heeft zij de makelaars [makelaar 1] te [plaats 1] en [makelaar 2] te [plaats 2] voorgesteld om de woning en het perceel grond te taxeren.
4.12.
Op de mondelinge behandeling heeft de man te kennen gegeven dat hij de toedeling van de onroerende zaken aan hem mogelijk kan financieren en dat hij in dat verband bereid is de hypothecaire lening en de schuld aan zijn ouders als “eigen schuld” over te nemen. Hij wenst in de gelegenheid gesteld te worden om te onderzoeken of hij de uitkoop van de vrouw kan bekostigen. Daartoe dienen de woning en het perceel grond getaxeerd te worden.
Als makelaar voor de taxatie stelt de man voor makelaar “ [makelaar 3] ” uit [plaats 3] danwel [makelaar 4] of [makelaar 5] . Deze drie kantoren zijn bekend met de lokale markt in [woonplaats] en de man heeft geen binding met deze makelaars.
4.13.
Partijen zijn het er op de mondelinge behandeling over eens dat de man de gelegenheid moet krijgen om de mogelijkheid om de woning aan hem toe te laten delen te onderzoeken. De rechtbank zal de echtelijke woning dan ook toedelen aan de man, onder de voorwaarde dat de vrouw zal worden ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening en de schuld aan de ouders van de man. De hypothecaire geldlening alsmede de lening aan de ouders van de man zal geheel door de man worden gedragen en afgelost. Ervan uitgaande dat de waarde van de woning en het perceel grond de hoogte van de hypothecaire lening en de schuld bij de ouders van de man overstijgt, is de vrouw gerechtigd tot een vergoeding wegens overbedeling van de man. Deze vergoeding wordt berekend op de wijze als hierna in rechtsoverweging 4.18. uiteengezet. De overbedelingsvergoeding dient de man bij gelegenheid van de notariële overdracht aan de vrouw te voldoen.
4.14.
Ten behoeve van deze voorwaardelijke toedeling van de echtelijke woning aan de man dient de
actuelewaarde van de woning te worden bepaald door een taxateur. Beide partijen hebben verschillende taxateurs voorgesteld, maar hebben daarover geen overeenstemming weten te bereiken. Zij hebben de rechtbank verzocht een taxateur aan te wijzen die voor hen de waarde van de woning en het perceel grond, zoveel mogelijk als één object, door middel van taxatie, bindend zal vaststellen. De rechtbank zal bepalen dat de taxatie van de woning zal geschieden door een gezamenlijke opdracht van partijen aan [naam] , [makelaar/taxateur] te [woonplaats] en wel binnen twee weken na afgifte van deze beschikking.
4.15.
Geen van partijen zal aanwezig zijn bij de taxatie en zij zullen ieder de helft van de taxatiekosten betalen.
4.16.
Na het uitbrengen van het taxatierapport wordt aan de man een termijn gegund van twee maanden om te onderzoeken of hij in staat is de toedeling van de woning en het perceel grond aan hem onder de hiervoor in rechtsoverweging 4.13. genoemde voorwaarden te financieren Op de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens gebleken dat deze termijn in onderling overleg zonodig eenmaal kan worden verlengd, waarbij de vrouw dan van de man vraagt om met bewijsstukken te laten zien dat hij nog serieus in gesprek is met een financiële instelling.
4.17.
De man wordt vanaf het moment dat gebleken is dat hij de toedeling van de woning en het perceel grond aan hem kan financieren een termijn van één maand gegund om de overdracht van de woning bij de notaris te realiseren
.De vrouw is gehouden aan die overdracht haar medewerking te verlenen. Partijen zullen ieder de helft van de kosten van de notariële overdracht van de woning aan de man voor hun rekening nemen.
4.18.
De aan de vrouw verschuldigde vergoeding wegens overbedeling van de man is gelijk aan 50% van: (de taxatiewaarde van de woning en het perceel grond) minus (de omvang van de hypothecaire lening per datum overdracht en de omvang van de schuld aan de ouders van de man). De hoogte van de schuld aan de ouders van de man is tussen partijen in geschil. De vrouw stelt, onder verwijzing naar de geldleningsovereenkomst en de op de geldlening betrekking hebbende annuïteitenberekening (productie 3 bij het verweerschrift van de man) dat partijen tot 1 juli 2023 de maandelijks verschuldigde annuïteit hebben voldaan en dat de schuld op de peildatum € 12.631,96 bedroeg. Hoewel de man in de stukken ook heeft gesteld dat sinds juli 2023 niet meer op de lening wordt afgelost, verklaart de man op zitting dat dit een schrijffout betreft. De man stelt dat na juli 202
2geen aflossingen meer zijn betaald, en dat de schuld op de peildatum een bedrag van € 14.484,= beliep, en per 1 april 2024 een bedrag van € 14.991,31. Hij verwijst ter onderbouwing van zijn standpunt naar een door zijn ouders opgesteld overzicht (productie 4 bij zijn verweerschrift). Ter zitting heeft de man ter onderbouwing van zijn standpunt bankafschriften aan de advocaat van de vrouw getoond, waaruit de juistheid van zijn standpunt zou moeten blijken. Echter, uit die bankafschriften volgt dat na 1 juli 2022 nog ten minste 1 maandelijkse annuïteit is betaald, zodat na de peildatum dus nog op de lening is afgelost. Bij de rechtbank zijn daardoor twijfels gerezen over de juistheid van de stelling van de man en het hem als productie 4 overgelegde overzicht. De rechtbank gaat ervan uit dat tot de peildatum op de lening is afgelost en zal daarom voor de berekening van de overwaarde uitgaan van de omvang van de schuld per de peildatum zoals blijkt uit de annuïteitenberekening, zijnde een bedrag van € 12.631,96. Dat betekent dat de rekensom ter bepaling van de overwaarde luidt: 50% van: (de taxatiewaarde van de woning en het perceel grond) minus (de omvang van de hypothecaire lening per datum overdracht + € 12.631,96).
4.19.
Voor het geval de man de toedeling van de woning en het perceel grond onder de hiervoor genoemde voorwaarden niet kan financieren en de voorwaarden waaronder de woning en het perceel grond aan hem worden toegedeeld dus niet vervuld kunnen worden, bepaalt de rechtbank als wijze van verdeling dat de woning en het perceel grond zo spoedig mogelijk verkocht en geleverd worden aan (een) derde(n) middels de tussenkomst van de onder rechtsoverweging 4.14 genoemde makelaar. Partijen zullen zich voor wat betreft de vraag- en laatprijs conformeren aan het advies van de makelaar en volledige medewerking verlenen aan het verkoopproces en de notariële overdracht van de woning. Na verkoop en levering van de woning en het perceel grond komt aan ieder van partijen de helft van de overwaarde van de woning toe, berekend op de wijze zoals hiervoor in rechtsoverweging 4.18 vermeld, waarbij de getaxeerde waarde dan wordt vervangen door de feitelijke verkoopprijs. De kosten gemoeid met de verkoop en levering van de woning worden door partijen gezamenlijk gedragen, ieder voor de helft.
Draagplicht schuld uit hoofde van heffingen belastingsamenwerking West-Brabant
4.20.
Op de mondelinge behandeling niet in geschil gebleken dat ieder van partijen de helft van de heffingen gerelateerd aan de echtelijke woning en het perceel grond, verschuldigd aan belastingsamenwerking West-Brabant, voor zijn of haar rekening dient te nemen. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Aflossingen op de hypotheekschuld na de peildatum
4.21.
Op de zitting is besproken dat de man de aan de woning verbonden hypothecaire lasten zal blijven voldoen tot aan de notariële overdracht van de woning (en het perceel grond). Niet in geschil is gebleken dat de verschuldigde rente volledig door de man wordt gedragen tot aan de overdracht van de woning. Namens de man is ter zitting aangevoerd dat hij aanspraak maakt op een vergoeding, door de vrouw aan hem te betalen, ter hoogte van de helft van de door hem na de peildatum verrichte aflossingen op de hypotheekschuld. Namens de vrouw is verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt dat partijen in gelijke mate draagplichtig zijn voor de schuld uit hoofde van de hypothecaire geldleningsovereenkomst. Indien en voor zover de man in de periode tussen de peildatum en de notariële overdracht van de woning en het perceel grond terzake de maandelijkse verschuldigde aflossingen méér heeft voldaan of zal voldoen dan zijn aandeel in die schuld, heeft hij voor het meerdere een regresrecht op de vrouw. De rechtbank kan evenwel niet vaststellen of en voor welk bedrag de man een regresrecht heeft op de vrouw en de man heeft bovendien geen concreet verzoek daarover in onderhavige procedure gedaan, zodat de rechtbank daarover in deze procedure geen beslissing kan en zal nemen.
Vergoedingsrechten
4.22.
De man stelt ter zitting dat de door hem gepleegde investeringen ten behoeve van de verbouwing van de echtelijke woning ter hoogte van € 51.834,23 aan hem vergoed dienen te worden. Het betreft materialen en zaken waarvan de man de facturen heeft overgelegd als productie 5. De man stelt ook een bedrag van € 4.000,= in privé te hebben gefourneerd voor de aankoop van het aan de woning grenzend perceel grond. Dit bedrag dient volgens de man tegen de meerwaarde aan hem vergoed te worden. Verder hebben de ouders van de man hem een bedrag van € 14.000,= in privé geschonken en dat bedrag heeft hij aangewend voor de voldoening van de notariële lasten die betrekking hebben op de echtelijke woning. De man maakt ook aanspraak op de vergoeding van dat bedrag.
4.23.
De vrouw voert verweer. De vrouw betwist dat de man privé vermogen heeft aangewend voor de aanschaf of verbetering van de woning en het perceel grond en evenmin voor notariële kosten gerelateerd aan de woning. Volgens haar zijn de investeringen in de woning gedaan met inkomen dat verworven is tijdens het geregistreerd partnerschap. Partijen hadden ook neveninkomsten en daarvan zijn de uitgaven ten behoeve van de woning gedaan. Bovendien heeft de vrouw diverse aanmerkingen op de door de man als productie 5 overgelegde facturen. Zo ontbreken facturen, betreffen facturen andere zaken of personen, kloppen data niet en ontbreekt, waar nodig, informatie over ontvangen subsidie.
4.24.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vooropgesteld zij dat de man in zijn processtukken geen concreet verzoek heeft gedaan strekkende tot een vergoeding door de gemeenschap aan hem in verband met door hem uit zijn privé vermogen gedane investeringen ten behoeve van de gemeenschap. Ter zitting zijn de in het verweerschrift van de man ingenomen stellingen geduid. Daarbij wenste de man ter zitting nog aanvullende bewijsstukken te overleggen. De rechtbank heeft deze stukken geweigerd wegens strijd met de goede procesorde. Gesteld noch gebleken is dat de betreffende stukken niet reeds voorhanden waren ten tijde van de indiening van het verweerschrift (op de zelfstandige verzoeken). Door de stukken eerst tijdens de zitting te presenteren handelt de man in strijd met het procesreglement en wordt de vrouw bovendien belemmerd in haar mogelijkheden om daarop te reageren.
4.25.
In de door de man overgelegde stukken vindt de rechtbank geen steun voor zijn stelling dat hij een bedrag van € 4.000,= , of enig ander bedrag, in privé gefourneerd heeft voor de aankoop van het aan de woning grenzend perceel grond. Hetzelfde geldt voor de door de man gestelde investeringen in de echtelijke woning voor een totaalbedrag van € 51.834,23. Nog daargelaten dat namens de vrouw gemotiveerd is aangevoerd waarom bepaalde facturen buiten beschouwing zouden moeten worden gelaten, volgt de rechtbank de vrouw in haar primaire standpunt dat geenszins blijkt dat de betreffende bedragen voldaan zijn uit het privé-vermogen van de man. Gelet op de betwisting door de vrouw heeft de man onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd om aan zijn stelplicht te voldoen. De man heeft niet aangetoond dat de gestelde uitgaven met privé vermogen zijn voldaan.
4.26.
Van de door de man gestelde schenking van zijn ouders aan hem in privé van
€ 14.000,= heeft de rechtbank weliswaar onder “referentie” 107 in productie 5 bij het verweerschrift op zelfstandige verzoeken aanwijzingen in het dossier aangetroffen dat de man tijdens het geregistreerd partnerschap deze schenking heeft ontvangen – welke schenking op basis van artikel 1:94 lid 2 onder a BW kwalificeert als privé vermogen - maar vervolgens is geen aanknopingspunt te vinden in de stukken voor de stelling van de man dat hij dit bedrag heeft aangewend voor de voldoening van schulden van de gemeenschap, zodat de rechtbank ook aan dat gestelde vergoedingsrecht voorbij gaat.
Verrekenpost: kosten verzekeringspakket
4.27.
De door de vrouw gestelde verrekenpost dat ieder van partijen de helft van de kosten van het verzekeringspakket bij ABN-Amro vanaf de peildatum dient te voldoen en dat de man vanaf juli 2023 tot de datum van de verkoop van de woning in verband daarmee € 34,= per maand aan de vrouw dient te voldoen is niet in geschil op de mondelinge behandeling. De man zal de helft van de kosten voldoen over de periode van 7 juli 2023 tot de datum van de overdracht van de woning en het perceel.
Ad c. een scooter
4.28.
Op de mondelinge behandeling is tussen partijen niet in geschil dat de scooter met [kenteken] aan de vrouw wordt toegedeeld zonder verdere verrekening. De rechtbank beslist dienovereenkomstig.
Ad d. inboedelgoederen
4.29.
De man heeft op de mondelinge behandeling aangegeven dat aan de vrouw de door haar gewenste inboedelgoederen (productie 2 bij F9-formulier van de vrouw van 26 februari 2024) toegedeeld kunnen worden. De rechtbank gaat ervan uit dat deze toedeling zal plaatsvinden zonder nadere verrekening en dat de vrouw daarnaast de zaken behoudt die zij reeds onder zich heeft. Partijen zullen binnen twee weken na de afgifte van deze beschikking een afspraak maken op welk moment de vrouw de zich nog bij de man bevindende inboedelgoederen kan komen ophalen. De vrouw heeft ter zitting toegezegd dat zij nog foto’s heeft die zij op een harde schijf zal zetten en aan de man zal overdragen op het moment dat zij de inboedelgoederen bij de man ophaalt.
Ad e. saldi diverse bankrekeningen
4.30.
Op de mondelinge behandeling is vast komen te staan dat partijen in ieder geval de volgende bankrekeningen hebben:
1. een bankrekening ten name van de man bij ABN Amro met [rekeningnummer 1] ;
2. een bankrekening ten name van de vrouw bij ABN Amro met [rekeningnummer 2] .
4.31.
De rechtbank zal bepalen dat iedere partij de eigen bankrekening voortzet met de bepaling dat het saldo op de peildatum bij helfte gedeeld moet worden. Daartoe dienen partijen elkaar over en weer inzage te geven van het saldo op de peildatum. Mocht sprake zijn van een negatief saldo op de peildatum, dan dient iedere partij die schuld voor de helft te dragen.
4.32.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen partijen, op [datum] 2019 in de [gemeente] geregistreerd;
gelast de verdeling van de woning aan [adres] te [woonplaats] , het daaraan grenzend perceel grond, de schuld uit hoofde van de hypothecaire geldlening en de schuld uit hoofde van de geldlening bij de ouders van de man op de wijze als bepaald in de rechtsoverwegingen 4.13. tot en met 4.19., waarbij tevens het bepaalde in rechtsoverwegingen 4.20. en 4.27. heeft te gelden;
bepaalt dat iedere partij de helft van de schuld aan de Belastingsamenwerking West-Brabant dient te dragen;
gelast de verdeling van de scooter aldus dat deze zonder nadere verrekening aan de vrouw wordt toegedeeld;
gelast de verdeling van de inboedelgoederen op de wijze als bepaald in rechtsoverweging 4.30.;
gelast de verdeling van de saldi op de bankrekeningen van partijen op de wijze als bepaald in rechtsoverweging 4.32.;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad, met uitzondering van de beslissing tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bollen, en, in tegenwoordigheid van mr. Deveneijns, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.