ECLI:NL:RBZWB:2024:3304

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 mei 2024
Publicatiedatum
22 mei 2024
Zaaknummer
C/02/420246/KG ZA 24-118
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • mr. Scheffers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van gebreken aan een woning na oplevering in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagde] B.V. over herstelwerkzaamheden aan een woning. [eiseres] heeft een aannemingsovereenkomst gesloten met [gedaagde] voor de bouw van een woning, maar na oplevering op 23 mei 2023 zijn er diverse gebreken geconstateerd. [eiseres] heeft verschillende deskundigen ingeschakeld die hebben vastgesteld dat de woning niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk. De gebreken omvatten onder andere problemen met de ventilatie, het stucwerk, de vloeren en de elektrische installatie. Ondanks herhaalde verzoeken om herstel heeft [gedaagde] niet adequaat gereageerd, wat heeft geleid tot deze rechtszaak.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat [eiseres] voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat de gebreken aan de woning het gebruik ervan belemmeren. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis te starten met de herstelwerkzaamheden en deze binnen drie maanden te voltooien. Tevens moet [gedaagde] een concrete bouwplanning en een plan van aanpak aanleveren. De rechter heeft een dwangsom opgelegd van € 1.000 per dag bij niet-nakoming, met een maximum van € 100.000. De vordering van [eiseres] tot betaling van een geldsom voor gemaakte kosten is afgewezen, omdat zij geen spoedeisend belang bij deze vordering heeft aangetoond. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/420246 / KG ZA 24-118
Vonnis in kort geding van 10 mei 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. H.T.L. Janssen,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. T.M. Kools

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 maart 2024 met producties 1 (met bijlagen A t/m J) en 2,
- de producties 3 t/m 6 van de zijde van [eiseres] ,
- de producties 1 t/m 8 van [gedaagde] ,
- de mondelinge behandeling van 26 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is met [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ) overeengekomen dat die voor haar een woning zou ontwerpen. Tussen hen is daarvoor een tekenovereenkomst gesloten.
2.2.
[eiseres] heeft op 1 juli 2022 met [gedaagde] een aannemingsovereenkomst gesloten, op grond waarvan [gedaagde] een woning conform het woningontwerp van [bedrijf 1] zou bouwen op het perceel [adres] (hierna: de woning). Op deze overeenkomst zijn de algemene voorwaarden voor de aannemingsovereenkomst voor Eengezinswoning (opgesteld op 1 januari 2020 door de Stichting Bouwgarant) van toepassing.
2.3.
Op 23 mei 2023 is de woning opgeleverd en heeft de sleuteloverdracht van de woning plaatsgevonden. Zowel bij als na oplevering zijn diverse gebreken aan de woning geconstateerd .
2.4.
Op 31 mei 2023 is door de heer [naam] van de afdeling Bouwtoezicht van de gemeente Breda de woning gecontroleerd. In het verslag van bevindingen staat dat de ventilatie in de woning afwijkend is uitgevoerd ten opzichte van de omgevingsvergunning. Daarbij is aangegeven dat voorzieningen getroffen moeten worden zoals beschreven in afdeling 3.6.”luchtverversing” van het bouwbesluit en dat de ventilatie uitgevoerd moet worden conform de omgevingsvergunning. De voorzieningen moeten worden afgerond voor 2 oktober 2023.
2.5.
Tussen partijen is een geschil ontstaan over het herstel van de geconstateerde gebreken. [eiseres] heeft daarom een aantal deskundigen verzocht een onderzoek te verrichten naar de gebreken.
2.6.
Technisch Bureau Afbouw (hierna: TBA) heeft op 27 juni 2023 een esthetische kwaliteitscontrole uitgevoerd naar het spack- en stucwerk in de woning. In het rapport van TBA van 3 juli 2023 staat dat de esthetische kwaliteit van het stukadoorswerk is getoetst aan de daarvoor geldende Oppervlaktebeoordelingscriteria Stukadoorswerk binnen, Groep 1 en de esthetische kwaliteit van het spackspuitwerk aan de daarvoor geldende “Oppervlaktebeoordelingscriteria Stukadoorswerk binnen Groep 4, en anderzijds aan hetgeen redelijkerwijs van dergelijk werk verwacht mag worden. TBA komt tot de conclusie dat de ethische kwaliteit van het stucwerk en het spackwerk in grote lijnen over het algemeen voldoende is, met uitzondering van een aantal punten.
2.7.
TBA heeft op 19 juli 2023 de cementgebonden dekvloeren in de woning onderzocht. In haar rapport van 25 juli 2023 staat -samenvattend- dat de cementgebonden dekvloer moet worden afgekeurd omdat:
- kantstroken rondom een direct op de draagvloer aangebrachte dekvloer met vloerverwar-ming zijn toegepast, wat voor hechtende dekvloeren met vloerverwarming sterk wordt afgeraden
- de aangebrachte velddilatatie op de begane grond van de woning de kans op schotel-vorming heeft doen vergroten,
- de vloerverwarmingsleidingen op een bindnet zijn bevestigd, wat de hechting negatief beïnvloedt,
- in de dekvloer naast de vloerverwarmingsleidingen ook elektraleidingen zijn verwerkt, waardoor de cementgebonden dekvloer op een aantal plekken over de dikte is verzwakt,
- de cementgebonden dekvloer, met name op de begane grond van de woning, extreme scheurvorming vertoont, dat deze scheuren niet zijn aan te merken als (te accepteren) krimpscheuren en dat de vloer voor een groot deel onthecht is van de draagvloer,
- de cementgebonden dekvloer zwaar vervuild is door de stuc-werkzaamheden, waardoor extra werkzaamheden (schuren/flexen) moeten worden verricht.
TBA heeft geconcludeerd dat de cementgebonden dekvloer op dit moment ongeschikt is voor de applicatie van een PVC-vloerafwerking (waarvoor [eiseres] al een overeenkomst met derden heeft gesloten) en dat vervanging van de vloer op de begane grond de beste optie is.
2.8.
De elektrische installatie van de woning is op 27 augustus 2023 door [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ) onderzocht. In het rapport van 29 augustus 2023 heeft [bedrijf 2] de volgende risicoklassen gehanteerd:
  • prior 0: levens en/of brandgevaar, tijdsbestek om op te lossen: direct,
  • prior 1: groot risico: tijdsbestek om op te lossen: korte termijn,
  • prior 2: middelgroot risico: tijdsbestek om op te lossen: afzienbare termijn,
  • prior 3: laag risico: tijdsbestek om op te lossen: langere termijn.
[bedrijf 2] heeft geconstateerd is dat er 1 gebrek is met prior 0, 12 gebreken met prior 1,
10 gebreken met prior 2 en 1 gebrek met prior 3. [bedrijf 2] heeft geconcludeerd dat de installatie niet voldoet aan de geëiste normen uit de NEN 1010/3140/61439-1 en dat de installatie nu niet te gebruiken is.
2.9.
De rechtsbijstandsverzekeraar van [eiseres] heeft begin 11 september 2023 aan (de advocaat van) [gedaagde] een sommatie gestuurd tot herstel van de gebreken. [gedaagde] heeft hierop bij brief van zijn advocaat van 7 september 2023 aan de rechtsbijstands-verzekeraar bericht dat door [eiseres] op 23 mei 2023 de opleverlijst voor akkoord is getekend en dat hij betwist dat er opleverpunten zijn die niet zouden zijn genoteerd.. [gedaagde] is bereid de genoteerde opleverpunten te herstellen. Voor het overige betwist zij een herstelverplichting te hebben.
2.10.
[eiseres] heeft ZNeb Expertise en Taxatie BV (hierna: ZNeb) verzocht om een nieuw onderzoek te verrichten naar onder andere de kwaliteit van het geleverde werk en het verkrijgen van inzicht met betrekking tot de omvang en de oorzaak van de vermeende gevolgschade/gebreken ZNeb heeft het onderzoek op 15 november 2023 en 5 februari 2024 uitgevoerd. In haar rapport van 29 februari 2024 noemt ZNeb 82 gebreken aan de woning die niet voldoen aan een aantal NEN-normen en aan de eisen van goed en deugdelijk werk, waaronder de hiervoor door TBA en [bedrijf 2] geconstateerde gebreken en gebreken met betrekking tot de trappen. Met betrekking tot de trappen heeft ZNeb vastgesteld dat de trapgatsparing op de tweede verdiepingsvloer door het toepassen van een houten balk smaller is gemaakt, dat de trap van de eerste verdieping naar de tweede verdieping smaller is dan de trap van de begane grond naar de eerste verdieping en dat de trap van de begane grond naar de eerste verdieping is beschadigd doordat de trapboom op de begane grond is afgezaagd omdat de voordeur niet meer kon worden geopend.
Als manieren herstel van noemt ZNeb:
- ten aanzien van de ventilatie:
Er moeten drie ventilatieroosters worden geplaatst op de begane rond aan de voorgevel en twee op de begane grond aan de linkerzijgevel. De isolerende beglazing zal vervangen moeten worden om de ventilatieroosters te kunnen plaatsen.
- ten aanzien van het stucwerk en spackspuitwerk:
De in het rapport van TBA genoemde punten moeten partieel worden hersteld.
- ten aanzien van de vloeren:
De beste optie om de cementgebonden dekvloer op de begane grond te herstellen is om deze geheel te vervangen. De cementgebonden dekvloeren op de eerste en tweede verdieping kunnen worden gehandhaafd maar moeten worden geschuurd om de stucresten te verwijderen.
  • ten aanzien van de elektrische installatie:
  • ten aanzien van de trappen:
De houten trappen met leuningen moeten worden verwijderd en vervangen. De trapgatsparing op de tweede verdieping moet worden verbreed tot de oorspronkelijke situatie. De te lange kanaalplaatvloer op de eerste verdieping moet worden ingekort.
2.11.
De advocaten van partijen hebben vervolgens gecorrespondeerd over het herstel van de gebreken door [gedaagde] . Partijen hebben daarover geen overeenstemming kunnen bereiken.
3 Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert als voorlopige voorziening, kort samengevat, [gedaagde] te veroordelen:
- tot het uitvoeren van herstelwerkzaamheden conform 4.6. van de dagvaarding en daarnaast aan [eiseres] te verstrekken een bouwplanning en een plan van aanpak inclusief een uitvoeringsplanning en om de planning in overleg met [eiseres] aan te passen en uit te voeren, dit alles op straffe van een dwangsom van € 2.000,00 per dag,
- tot het betalen van een bedrag van € 14.436,45, te vermeerderen met de wettelijke rente,
- tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van eiseres, althans tot afwijzing van haar vorderingen, met veroordeling van eiseres in de proceskosten. .

4.De standpunten van partijen

4.1.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de aannemingsovereenkomst. Er zijn aan de woning een groot aantal gebreken geconstateerd. Zij heeft [gedaagde] diverse malen in de gelegenheid gesteld om de gebreken aan de woning te herstellen. Het is haar echter niet duidelijk welke gebreken [gedaagde] wil herstellen en op welke wijze zij dat wil doen, wanneer dat herstel zal plaatsvinden en hoelang dat gaat duren. Er is namelijk geen plan van aanpak. Omdat [gedaagde] weigert daarover met haar afspraken te maken, vordert zij in dit kort geding herstel van de grootste gebreken die aan het gebruik van de woning in de weg staan. De woning kan nu niet veilig en met een bepaalde mate van duurzaamheid worden bewoond.
4.2.
[gedaagde] stelt dat de opleverlijst door [eiseres] en de door haar ingeschakelde expert is bekeken en voor akkoord is getekend. Hiermee is het werk aanvaard, met voorbehoud van op de opleverlijst vermelde punten. Zij heeft [eiseres] herhaaldelijk toegezegd de opleverpunten te zullen herstellen. Ook heeft zij toegezegd de na oplevering gemelde gebreken te zullen nakijken en zo nodig te herstellen. Haar dient daartoe door [eiseres] (op grond van artikel 7:759 BW) een redelijke termijn te worden gegeven. [gedaagde] heeft [eiseres] daarvoor meerdere voorstellen gedaan. [gedaagde] verwijst naar de door haar overgelegde producties 4, 5 en 7. Het is aan [gedaagde] om te bepalen op welke wijze de gebreken worden hersteld. [eiseres] stelt haar echter niet in de gelegenheid om de gebreken te herstellen en te beoordelen. Zij schuift de voorstellen van [gedaagde] opzij met onredelijke eisen over de wijze waarop het herstel volgens haar zou moeten plaatsvinden. [gedaagde] wordt alleen toegelaten tot de woning als zij precies doet wat [eiseres] wil en zij haar planning volledig aanpast aan de planning van [eiseres] . Gelet op dit alles verkeert [eiseres] in schuldeisersverzuim en heeft zij geen belang bij haar vorderingen. In ieder geval ontbreekt daarbij het spoedeisend belang, want de woning is opgeleverd en is bewoonbaar.
Daarnaast stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat de gebreken waarvan [eiseres] nu herstel vordert, geen gebreken zijn waarvoor [gedaagde] aansprakelijk is.

5.De beoordeling

Ten aanzien van vorderingen I tot en met V
5.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De voor-zieningenrechter moet daarom beoordelen of [eiseres] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de voorzieningenrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
5.2.
[eiseres] heeft voldoende spoedeisend belang bij haar vorderingen. Op basis van de producties die door haar zijn overgelegd (met name de rapporten van TBA, [bedrijf 2] en ZNeb) is vooralsnog voldoende aannemelijk geworden dat er diverse grote gebreken zijn aan de woning waardoor zij deze niet kan bewonen.
5.3.
In dit kort geding speelt de vraag of [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst.
5.4.
Partijen zijn in de aannemingsovereenkomst overeengekomen dat [eiseres] aan [gedaagde] de opdracht geeft, die door haar wordt aangenomen, om conform de betreffende technische omschrijving en tekening(en) en voor zover aanwezig staten van wijziging te bouwen conform het woningontwerp van [bedrijf 1] , naar de binnen de in de BouwGarant Nieuwbouwgarantieregeling Eengezinswoning 2020 uitgewerkte eis van goed en deugdelijk werk, met inachtneming van de voorschriften van overheid en nutsbedrijven.
5.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat de gebreken waarvan [eiseres] herstel vordert, betrekking hebben op door [gedaagde] in het kader van de aannemingsovereenkomst uitgevoerde werkzaamheden.
ventilatie
5.6
Vast staat dat de ventilatieroosters in de woning niet zijn aangebracht conform de omgevingsvergunning.
5.7
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat de ventilatieroosters alsnog conform de omgevingsvergunning moeten worden aangebracht. Zonder voldoende ventilatie kan de woning niet op een veilige manier bewoond worden.
5.8.
Volgens [gedaagde] is door de kozijnenmaker in overleg met [eiseres] afgeweken van de omgevingsvergunning. De woning wordt voldoende geventileerd. De ventilatie- roosters in de voorgevel van de begane grond zijn weggelaten maar in de rechter- en linker zijgevel is een groter rooster toegepast. Zo is de hoeveelheid te ventileren lucht gelijk gebleven. Dat is ook het geval in de slaapkamer. Bij de gemeente is daarom inmiddels een herziening aangevraagd en deze is voor zover zij weet ook verleend.
5.9.
[eiseres] stelt dat zij niet bekend is met de aanvraag en/of verlening van een herziening.
5.10.
Vast staat dat de ventilatieroosters in de woning niet in overeenstemming zijn met de omgevingsvergunning en dat namens de gemeente Breda te kennen is gegeven dat de ventilatie uitgevoerd moet worden conform de omgevingsvergunning. Ook in het rapport van ZNeb wordt voor herstel van dit gebrek verwezen naar het verslag bevindingen van de gemeente Breda. [gedaagde] heeft niets overgelegd waaruit blijkt dat door de gemeente Breda herziening zou zijn verleend. De omstandigheid dat de ventilatieroosters in overleg met [eiseres] zouden zijn verplaatst ontslaat [gedaagde] niet van haar plicht om het werk uit te voeren met inachtneming van de voorschriften van de overheid. Op haar rust op grond van artikel 7:754 BW de plicht om [eiseres] bij de uitvoering van de overeenkomst te waarschuwen voor onjuistheden in de opdracht voor zover zij deze kende of redelijkerwijs behoorde te kennen.
s
tucwerk
5.11.
[eiseres] verwijst naar de rapporten van TBA en ZNeb en stelt dat zonder een degelijk herstel van het stucwerk de afwerking van de woning niet kan plaatsvinden en deze ook niet kan worden ingericht.
5.12.
[gedaagde] beroept zich op artikel 7:758 BW en stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden is het stucwerk te herstellen behoudens een aantal gebreken die zijn vermeld op de opleverlijst.
5.13.
ZNeb verwijst in haar rapport voor herstel van het stucwerk naar het rapport van TBA. In het rapport van TBA noemt de punten die hersteld moeten worden. Door [gedaagde] is niet gemotiveerd aangegeven welke van de in het rapport van TBA genoemde punten zij in haar visie niet hoeft te herstellen. Het gaat te ver dat de voorzieningenrechter aan de hand van producties zelf moet gaan uitzoeken welke punten in het rapport van TBA op het opleveringsrapport staan vermeld en welke niet. Bovendien is het aannemelijk dat herstel van het stucwerk samenhangt met de andere herstelwerkzaamheden.
vloeren
5.14.
[eiseres] verwijst naar de rapporten van TBA en ZNeb waaruit blijkt dat de vloeren moeten worden vervangen.
5.15.
[gedaagde] betwist dat de vloeren moeten worden vervangen. Volgens haar is er sprake van krimpscheuren, wat niet ongebruikelijk is in een cementdekvloer met vloerverwarming. In de vloer van de woonkamer is een krimpnaad verwerkt, omdat anders de vloervelden te groot worden. Dit is een rechte naad waar randisolatie tussen is gezet, zodat de vloer kan werken. Als de vloer geëgaliseerd is kan er zonder problemen een afwerkvloer worden gelegd, aldus [gedaagde] .
5.16.
In de rapporten van TBA en ZNeb is uitvoering gemotiveerd waarom de vloer op de begane grond moet worden vervangen. [gedaagde] heeft zijn stelling dat volstaan kan worden met egalisering en dat er alleen sprake is van krimpscheuren, niet met stukken (van een deskundige) onderbouwd. De voorzieningenrechter acht dit verweer daarom onvoldoende. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen het schuren van de vloeren op de eerste en tweede verdieping.
elektra
5.17.
De elektrische installatie vertoont volgens [eiseres] ernstige gebreken. Zij verwijst daarvoor naar het rapport van [bedrijf 2] .
5.18.
[gedaagde] stelt dat dat de elektra volgens de geldende normen door een gecertificeerd bedrijf is aangelegd. De installatie is doorgemeten en bij oplevering gekeurd. De door [bedrijf 2] geconstateerde gebreken zijn haar niet bekend. Mogelijk is er na oplevering door derden aan de elektriciteitsinstallatie gewerkt en zijn daardoor problemen ontstaan. Zij heeft herhaaldelijk aangegeven de gestelde gebreken ten aanzien van de elektra te zullen laten beoordelen en zo nodig te laten verhelpen, maar zij wordt daartoe niet in de gelegenheid gesteld door [eiseres] .
5.19.
Volgens het rapport van [bedrijf 2] voldoet de installatie niet aan de geëiste normen uit de NEN 1010/3140/61439-1 en is de installatie nu niet te gebruiken. Er is zelfs een gebrek in de risicoklasse 0 geconstateerd, dat wegens levens- en of brandgevaar direct moet worden opgelost. [gedaagde] heeft zijn stelling dat de elektra tijdens de oplevering voldeed aan de vereiste normen niet door middel stukken onderbouwd. Het keuringsrapport waaruit dit zou blijken is door haar niet overgelegd. De voorzieningenrechter acht dit verweer , en haar ongemotiveerde stelling dat door derden is gewerkt aan de electriciteitsinstallatie, daarom onvoldoende.
trappen
5.20.
[eiseres] stelt dat tijdens de oplevering is gebleken dat de trappen in de woning niet voldoen aan wat partijen zijn overeengekomen in de aannemingsovereenkomst. Deze zijn in strijd met de verplichting van [gedaagde] om goed en deugdelijk werk te verrichten volgens de tekening.
5.21.
[gedaagde] stelt zich op het standpunt dat zij niet gehouden kan worden om de trappen te vervangen. De trap van de benedenverdieping naar de eerste verdieping moest worden aangepast omdat [eiseres] had besloten een bredere voordeur te plaatsen, waardoor de trap niet meer geheel open kon. De trap van de eerste verdieping naar de tweede verdieping is in overleg met [eiseres] smaller gemaakt. Dit blijkt volgens [gedaagde] uit het door haar als productie 8 overgelegde verslag van de bouwvergadering. Het werk is vervolgens opgeleverd en [eiseres] heeft dit geaccepteerd.
5.22.
Uit het proces-verbaal van oplevering blijkt dat de trappen een protestpunt vormden bij de oplevering. Vast staat dat de maatvoering van de trap van de eerste verdieping naar de tweede verdieping afwijkt van maatvoering op de bouwtekeningen. De geplaatste trap is smaller. Niet aannemelijk is geworden dat [eiseres] met de versmalling van de trap heeft ingestemd. [eiseres] betwist dat en het rapport van de bouwvergadering waar [gedaagde] zich op beroept is door [eiseres] niet ondertekend.
5.23.
Voor wat betreft het de trap van de begane grond naar de eerste verdieping had het op grond van artikel 7:754 BW op de weg van [gedaagde] gelegen om [eiseres] te wijzen op de ongeschiktheid van de gekozen voordeur in combinatie met de trap.
5.24.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen en dat [gedaagde] veroordeeld zal worden tot herstel van de hiervoor genoemde gebreken. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat als zij tot herstel van de gebreken wordt veroordeeld het mogelijk is deze binnen drie maanden te herstellen. De voorzieningenrechter zal daarbij de termijn dat met de herstelwerkzaamheden zal moeten worden gestart bepalen op twee weken na betekening van het vonnis en verder bepalen dat de werkzaamheden binnen drie maanden na de start daarvan voltooid moeten zijn.
5.25.
Niet gebleken is dat er sprake is van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiseres] . Uit de correspondentie tussen partijen blijkt niet dat [eiseres] [gedaagde] niet wil toelaten tot herstel van de gebreken in de woning. Hieruit blijkt wel dat partijen er niet in zijn geslaagd om afspraken te maken waar ze zich beiden in konden vinden. De voorzieningenrechter zal daarom vordering I, II, III ten IV toewijzen als hierna vermeld.
Gelet op de lange tijd die is verstreken sinds de oplevering en de omstandigheid dat door [gedaagde] zelfs nog geen begin is gemaakt met het herstel van de werkzaamheden, zal de voorzieningenrechter ook de onder V gevorderde dwangsom toewijzen, waarbij de dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd als hierna onder de beslissing vermeld.
Ten aanzien van vorderingen VI en VII
geldvordering
5.26.
[eiseres] stelt dat [gedaagde] aan haar een bedrag van € 14.436,45 moet betalen. Dit zijn de kosten die zij heeft gemaakt voor de onderzoeken en adviezen van TBA, [bedrijf 2] en ZNeb.
5.27.
[gedaagde] betwist de hoogte van de vordering. Deze kosten zijn door [eiseres] niet met facturen aangetoond. Daarnaast betwist [gedaagde] dat [eiseres] spoedeisend belang heeft bij de vordering.
5.28.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.
5.29.
[eiseres] heeft niet gesteld dat zij spoedeisend belang heeft bij deze vordering. De vordering is daarom niet toewijsbaar. De standpunten van partijen hoeven verder niet meer te worden besproken.
proceskosten
5.30.
In de omstandigheid dat het vorderen van een geldbedrag heeft geleid tot een forse verhoging van het griffierecht aan de zijde van [gedaagde] en dat deze geldvordering wordt afgewezen, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de kosten van dit geding te compenseren in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
6.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis een aanvang te nemen met de herstelwerkzaamheden zoals genoemd onder 4.6. van de dagvaarding, en deze gebreken vervolgens binnen drie maanden na de start van de werkzaamheden goed en deugdelijk voltooid te hebben;
6.2.
veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk drie dagen voorafgaand aan de herstelwerkzaamheden een concrete bouwplanning te verstekken, met vermelding per periode welke (onder)aannemer welke werkzaamheden komt uitvoeren en met hoeveel personen;
6.3.
veroordeelt [gedaagde] om voorafgaande aan de uitvoering van de herstelwerkzaamheden een plan van aanpak te maken inclusief een uitvoeringsplanning en een visuele opname van de huidige toestand van de woning en andere eigendommen van [eiseres] en deze tijdig voor uitvoering aan [eiseres] te verstrekken;
6.4.
veroordeelt [gedaagde] om de planning in overleg met [eiseres] aan te passen en uit te voeren;
6.5.
bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom verbeurt van € 1.000,00 per dag dat zij niet voldoet aan de hiervoor onder 6.1, 6.2 en 6.3 gegeven veroordelingen, met een maximum van € 100.000,00;
6.6.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.8.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2024