ECLI:NL:RBZWB:2024:3320

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
10938326 CV EXPL 24-606
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • K. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Laurentius en een gedaagde, die in persoon procedeerde. De procedure betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de huurwoning van de gedaagde vanwege een huurachterstand van € 3.066,30. De eiser, Laurentius, heeft de gedaagde aangeklaagd voor het ontbinden van de huurovereenkomst en het ontruimen van de woning, alsook voor betaling van de huurachterstand en proceskosten. De gedaagde heeft erkend dat er een huurachterstand is, maar heeft ook zijn omstandigheden uiteengezet, waaronder gezondheidsproblemen die hebben geleid tot een tijdelijk gebrek aan inkomen. Ondanks de goede wil van de gedaagde om tot een oplossing te komen, heeft de kantonrechter geoordeeld dat de huurachterstand van vijf maanden voldoende reden is om de huurovereenkomst te ontbinden en de ontruiming toe te wijzen. De kantonrechter heeft ook de toezegging van Laurentius om de ontruiming onder bepaalde voorwaarden uit te stellen, in overweging genomen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, toekomstige huurpenningen, gebruiksvergoeding en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Laurentius het vonnis kan uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10938326 CV EXPL 24-606
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid Laurentius,
gevestigd en kantoorhoudende te Breda,
eiseres,
hierna te noemen: Laurentius,
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V. te Groningen,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonadres gedaagde] ,
gedaagde,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Deze procedure gaat over de vraag of de huurovereenkomst tussen Laurentius en [gedaagde] moet worden ontbonden en de huurwoning moet worden ontruimd vanwege een huurachterstand.
1.2.
Hoe deze procedure is verlopen, blijkt uit het volgende:
- het tussenvonnis van 6 maart 2024 met de daarin genoemde stukken;
- het e-mailbericht van Laurentius van 18 april 2024 met de actuele huurachterstand;
- de mondelinge behandeling van 22 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Daarna is een datum bepaald waarop dit vonnis wordt uitgesproken.

2.Het geschil

2.1.
Laurentius vordert de tussen partijen bestaande huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde] te veroordelen het gehuurde te ontruimen. Laurentius vordert ook om [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag aan huurachterstand en/of gebruiksvergoeding, vermeerderd met kosten en rente, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Daarnaast vraagt Laurentius het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dat betekent dat het mogelijk is om de uitspraak meteen uit te voeren, ook als hoger beroep wordt ingesteld.
2.2.
[gedaagde] erkent dat er een achterstand bestaat in de huurbetalingen zoals door Laurentius op het moment van de mondelinge behandeling gesteld. Daarbij heeft hij de omstandigheden geschetst waaronder de huurachterstand is ontstaan. Zo is de huurachterstand ontstaan omdat hij (mede) door gezondheidsproblemen enige tijd zonder vast inkomen heeft gezeten. Hoewel een betalingsregeling te zijn overeengekomen, kon naast de lopende huur de aflossing ter hoogte van € 200,- per maand niet worden voldaan. Daarnaast is sprake van meerdere schulden, aldus gedaagde. Gedaagde geeft aan een nieuwe baan te hebben met een vast inkomen uit werk, waardoor de huurachterstand kan worden ingelopen. Verder geeft [gedaagde] aan van goede wil te zijn en graag tot een oplossing te komen. Tot slot geeft [gedaagde] aan bereid te zijn om hulp aan te nemen en graag zijn woning te behouden aangezien hij nergens anders terecht kan.
2.3.
Bij e-mail van 18 april 2024 heeft Laurentius een overzicht overgelegd van de actuele huurachterstand. Deze huurachterstand is (ondanks het niet altijd tijdig betalen van de huur na dagvaarden) gelijk gebleven en bedraagt tot en met april 2024 een bedrag van € 3.066,30. Ter zitting heeft Laurentius toegezegd bereid te zijn de ontruiming van de woning onder bepaalde voorwaarden uit te stellen. Belangrijke vereisten, waaronder betaling van de lopende huur, medewerking aan een oplossing voor de huurachterstand en het accepteren van hulpverlening, zullen worden vastgelegd in een gebruiksovereenkomst. Zolang [gedaagde] zich houdt aan (de voorwaarden van) de gebruiksovereenkomst heeft Laurentius niet de intentie zonder goed gesprek tot ontruiming over te gaan.
2.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

Huurachterstand
3.1.
Niet in geschil is dat sprake is van een huurachterstand. [gedaagde] heeft tijdens de mondelinge behandeling de actuele huurachterstand erkend, zodat het bedrag van € 3.066,30 zal worden toegewezen.
Ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde
3.2.
Het uitgangspunt is dat [gedaagde] zich als goed huurder moet gedragen. Dit betekent dat hij zich moet houden aan zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, de huurvoorwaarden en de wet. Indien [gedaagde] deze verplichtingen niet nakomt (een tekortkoming), kan dit reden zijn om de huurovereenkomst te ontbinden. De vraag is dus of er een tekortkoming is en zo ja, of deze van voldoende gewicht is om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Daarbij moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen, waaronder de belangen van partijen.
3.3.
Ten aanzien van de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt als volgt overwogen. Hoewel de kantonrechter overtuigd is van de goede wil van [gedaagde] , is wel sprake van een forse huurachterstand die tijdens de procedure gelijk is gebleven aan 5 maanden. Gelet op deze huurachterstand is naar het oordeel van de kantonrechter de gevorderde ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst en de ontruiming van de woning (met nevenvorderingen) dan ook gerechtvaardigd. Dit betekent dat de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning (met een ontruimingstermijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis) kan worden toegewezen.
Toezegging van Laurentius
3.4.
Laurentius heeft nadrukkelijk toegezegd bereid te zijn de ontruiming van de woning onder bepaalde voorwaarden uit te stellen. Die voorwaarden zullen worden vastgelegd in een gebruiksovereenkomst. Zo lang [gedaagde] zich houdt aan (de voorwaarden van) de gebruiksovereenkomst heeft Laurentius niet de intentie te ontruimen. Een vonnis, waarbij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt uitgesproken dient voor Laurentius enkel als stok achter de deur. De kantonrechter gaat ervan uit dat Laurentius zich aan deze toezegging zal houden en eerst goed in gesprek zal gaan.
Vervaltermijnen en toekomstige huurtermijnen
3.5.
De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 666,29 per maand voor nog te vervallen huurpenningen vanaf 1 mei 2024 toe, tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst. De huurtermijnen tot en met april 2024 zijn al meegenomen in het toe te wijzen bedrag dat [gedaagde] moet betalen.
3.6.
De kantonrechter wijst eveneens toe een bedrag van € 666,29 per maand als gebruiksvergoeding/schadevergoeding voor elke maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst in gebreke blijft het gehuurde te ontruimen. De wettelijke huurverhoging over de gebruiksvergoeding zal worden afgewezen. Immers, de huurovereenkomst is op dat moment al ontbonden en de wettelijke huurverhoging is enkel toewijsbaar over de bedragen die op grond van de overeenkomst verschuldigd zijn. De schadevergoeding is dan op grond van de wet verschuldigd.
Rente en kosten
3.7.
De gevorderde verschenen en toekomstige wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen zoals hierna in de beslissing bepaald.
3.8.
Voorts vordert Laurentius een bedrag van € 314,67 (inclusief btw) aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat Laurentius, op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten samenhangende wettelijke bepalingen, in deze zaak moet aantonen dat zij een kosteloze aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek heeft verzonden aan [gedaagde] . Gelet op de stellingen van Laurentius en de bij dagvaarding overgelegde brief van 16 augustus 2023 heeft zij aan dit wettelijke vereiste voldaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke kosten komt overeen met de het in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten bepaalde tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
3.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gesteld partij, worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten worden aan zijde van Laurentius begroot op:
- dagvaarding € 137,97
- griffierecht € 496,00
- salaris gemachtigde € 476,00 (2 punten x € 238,00)
- nakosten € 119,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de
beslissing)
Totaal € 1.228,97

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen partijen betreffende de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te Breda aan het [woonadres gedaagde] ;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde binnen twee weken na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van Laurentius te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Laurentius te betalen:
- een bedrag van € 3.435,88 aan huur tot en met april 2024 (inclusief buitengerechtelijke kosten en verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.066,30 vanaf 25 januari 2024 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 666,29 aan huur vanaf 1 mei 2024 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van de desbetreffende huurtermijn(en) tot de dag der algehele voldoening;
- een bedrag van € 666,29 aan gebruiksvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [gedaagde] het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houdt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de vervaldatum van desbetreffende termijn(en) tot de dag der algehele voldoening;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.228,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.5.
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.