ECLI:NL:RBZWB:2024:3323

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
10768014 \ CV EXPL 23-3644
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een huurzaken tussen Stichting Thuisvester en de bewindvoerder van een onder bewind gestelde rechthebbende. De procedure betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van meer dan drie maanden ten tijde van de dagvaarding. Thuisvester, de verhuurder, heeft de huurovereenkomst ontbonden en de bewindvoerder veroordeeld tot ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten.

De feiten van de zaak tonen aan dat de rechthebbende sinds februari 2021 een woning huurt van Thuisvester, maar dat er een huurachterstand is ontstaan van € 2.549,01 ten tijde van de dagvaarding. De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de achterstand inmiddels is ingelopen tot ongeveer € 462,00, maar dat er ook een aanzienlijke schuldenlast van € 40.000,00 tot € 50.000,00 is. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de tekortkoming van de bewindvoerder in de nakoming van de huurovereenkomst voldoende ernstig is om de ontbinding te rechtvaardigen.

De kantonrechter heeft de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten en heeft de ontruimingstermijn vastgesteld. Thuisvester heeft aangegeven niet daadwerkelijk tot ontruiming over te willen gaan, maar de rechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning uitgesproken, met inachtneming van de belangen van de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10768014 \ CV EXPL 23-3644
Vonnis van 22 mei 2024
in de zaak van
STICHTING THUISVESTER,
te Oosterhout,
eisende partij,
hierna te noemen: Thuisvester,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [bewindvoerder] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde [rechthebbende] (hierna: [rechthebbende] ),
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1
Deze procedure gaat over de vraag of de huurovereenkomst tussen Thuisvester en
[rechthebbende] moet worden ontbonden en de woning moet worden ontruimd vanwege een huurachterstand.
1.2
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 februari 2024 met de daarin genoemde stukken;
- de mondelinge behandeling van 19 april 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- een specificatie huurachterstand van Thuisvester d.d. 9 april 2024;
- een afschrift betaalrekening van de bewindvoerder d.d. 12 april 2024.
1.3
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1
Tussen partijen staat het volgende vast:
- [rechthebbende] huurt met ingang van 22 februari 2021 de woning aan de [adres] van Thuisvester tegen een huurprijs van € 511,81 per maand (ten tijde van dagvaarding);
- [rechthebbende] , althans zijn bewindvoerder, heeft een achterstand in de betaling van de huurtermijnen laten ontstaan, die ten tijde van dagvaarding € 2.549,01 bedroeg;
- [rechthebbende] is op 24 juli 2023 aangemeld bij de gemeente Oosterhout in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;
- Thuisvester heeft op 26 juli 2023 een aanmaning aan [rechthebbende] gestuurd.

3.Het geschil

3.1
Thuisvester vordert - samengevat - de huurovereenkomst tussen haar en [rechthebbende] te ontbinden, de bewindvoerder q.q. te veroordelen het gehuurde te ontruimen en te veroordelen tot betaling van de achterstand, huur en schadevergoeding, vermeerderd met rente en kosten, met veroordeling van de bewindvoerder q.q. in de proceskosten. Daaraan legt Thuisvester ten grondslag dat ontbinding van de huurovereenkomst is gerechtvaardigd nu de achterstand ten tijde van dagvaarden meer dan drie maanden bedroeg. Hoewel Thuisvester erkent dat met de betalingen als vermeld op het ter zitting overgelegde bankafschrift het grootste deel van die achterstand is ingelopen, maakt dit de tekortkoming in de nakoming in het verleden niet ongedaan. Omdat betaling van de huur al vanaf aanvang van de huurovereenkomst onregelmatig verloopt, de achterstand tijdens het bewind is ontstaan en de communicatie met [rechthebbende] en de bewindvoerder niet altijd goed verloopt, handhaaft Thuisvester haar vorderingen. Zij benadrukt echter dat het nooit haar bedoeling is daadwerkelijk tot ontruiming over te gaan, zodat een vonnis slechts als “stok achter de deur” dient. Thuisvester zou graag tezamen met de bewindvoerder, bij [rechthebbende] op bezoek gaan om de staat van de woning te bekijken alsmede de mogelijkheden van een (schuld)hulpverleningstraject te bespreken.
3.2
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder aangevoerd dat de achterstand inmiddels zodanig is ingelopen dat slechts een bedrag van ca. € 462,= aan huur open staat. Inmiddels heeft [rechthebbende] een uitkering, zodat niet alleen de lopende huur kan worden betaald, maar ook een bedrag van € 100,00 per maand op de achterstand kan worden ingelost. Verder voert de bewindvoerder aan dat naast de huurachterstand sprake is van een schuldenlast van ca. € 40.000,00 - € 50.000,00, zodat continuïteit in de aflossing niet gegarandeerd is. [rechthebbende] is eigenlijk, gelet op zijn verleden en psychische situatie, gebaat bij (ambulante) begeleiding, maar daarvan is tot op heden geen sprake. Indien [rechthebbende] de woning zou moeten verlaten, dan zou hij op straat komen te staan. Daardoor zou [rechthebbende] alleen maar verder in de problemen komen.
3.3
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Uit de door Thuisvester overgelegde specificatie blijkt dat op 9 april 2024 sprake was van een kale huurachterstand tot en met april 2024 van € 1.338,34. Daarop strekken de betalingen als vermeld op het door de bewindvoerder overgelegde afschrift van totaal € 2.067,68, in mindering, zodat een bedrag resteert van € 426,11. Nu partijen het erover eens zijn dat dit bedrag nog openstaat, zal de bewindvoerder worden veroordeeld tot betaling daarvan.
4.2
Omdat de bewindvoerder in verzuim was met de (tijdige) betaling van de huurtermijnen, moet hij de gevorderde verschenen rente en – overigens niet betwiste – incassokosten eveneens betalen.
4.3
Een huurovereenkomst houdt voor beide partijen voortdurende verplichtingen in. Dit brengt mee dat als een partij is tekortgeschoten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst, deze weliswaar voor de toekomst nog kan worden nagekomen, maar dat de tekortkoming in het verleden daarmee niet ongedaan kan worden gemaakt. Ten tijde van dagvaarden was sprake van een huurachterstand van 5 maanden. De kantonrechter moet beoordelen of die tekortkoming, gelet op de belangen van [rechthebbende] enerzijds en de belangen van Thuisvester anderzijds, voldoende ernstig is om de huurovereenkomst te ontbinden.
4.4
Tegenover het belang van [rechthebbende] in de woning te kunnen blijven wonen, staat het belang van Thuisvester dat zij (tijdig) de huur betaald krijgt voor het huurgenot dat zij verschaft aan [rechthebbende] . De kantonrechter overweegt dat ondanks het beschermingsbewind, er toch een huurachterstand heeft kunnen ontstaan. Daarnaast is sprake van een forse schuldenlast, zodat betaling van de lopende huur en aflossing op de achterstand niet gegarandeerd is. [rechthebbende] zou gebaat zijn bij begeleiding en schuldsanering, maar daarvan is nu (nog) geen sprake. Gelet op al deze omstandigheden is de kantonrechter van oordeel dat het belang van Thuisvester zwaarder moet wegen.
4.5
Dit betekent dat de tekortkoming van de bewindvoerder q.q. voldoende ernstig is om de ontbinding te rechtvaardigen. De huurovereenkomst zal dan ook worden ontbonden en [rechthebbende] zal de woning moeten verlaten. Daarbij zal een ontruimingstermijn gelden als hierna bepaald. Ook de gevorderde nevenvoorzieningen zijn toewijsbaar, behoudens de gevorderde wettelijke verhoging over de schadevergoeding. Deze is immers enkel toewijsbaar over bedragen die op grond van de overeenkomst verschuldigd zijn.
4.6
De kantonrechter gaat er tot slot vanuit dat Thuisvester haar toezegging dat zij niet tot ontruiming over te gaan, gestand zal doen.
4.7
De bewindvoerder is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Thuisvester worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
129,86
- griffierecht
487,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2,00 punten × € 135,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.021,86

5.De beslissing

De kantonrechter:
ontbindt met ingang van de dag na heden de huurovereenkomst tussen Thuisvester en [rechthebbende] ;
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om binnen vier weken na betekening van dit vonnis de woning inclusief bijbehorende berging aan de [adres] , geheel te ontruimen en met al de zijnen en het zijne te verlaten en de sleutels ter beschikking te stellen aan eiseres;
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om aan Thuisvester te betalen:
  • een bedrag van € 621,04 aan huur tot en met april 2024 (inclusief buitengerechtelijke incassokosten en verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 426,11 vanaf 6 oktober 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • een bedrag van € 511,81 (nog te verhogen met eventuele indexeringen) aan huur per maand vanaf 1 mei 2024 tot de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
  • een bedrag van € 511,81 aan gebruiksvergoeding voor iedere maand of gedeelte daarvan dat [rechthebbende] het gehuurde na de ontbinding van de huurovereenkomst feitelijk in gebruik houdt;
veroordeelt de bewindvoerder q.q. in de proceskosten van € 1.021,86, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
verklaart de hiervoor uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024.