ECLI:NL:RBZWB:2024:3342

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/419281 / JE RK 24-287
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak met betrekking tot de omgang van minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een schriftelijke aanwijzing die was gegeven door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De zaak betreft de moeder van drie minderjarigen, die verzocht om de schriftelijke aanwijzing, die haar verbiedt om aanwezig te zijn tijdens de overdrachtsmomenten van de kinderen, te laten vervallen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing op goede gronden is gegeven, omdat de aanwezigheid van de moeder tijdens deze momenten leidt tot spanningen bij de vader, wat mogelijk ook invloed heeft op de kinderen. De kinderrechter heeft de schriftelijke aanwijzing bekrachtigd en het verzoek van de moeder afgewezen. Tevens is er een voorstel gedaan om de overdracht op een andere manier te laten plaatsvinden, waarbij de moeder op de achtergrond aanwezig kan zijn, maar niet direct bij de overdracht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419281 / JE RK 24-287
Datum uitspraak: 27 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2016 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2018 te [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
locatie Amsterdam Zuidoost, hierna te noemen: de GI,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. H. Mink te Oost-Souburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- het verzoek met bijlagen van de moeder van 16 februari 2024, ingekomen bij de griffie op 16 februari 2024;
- het verweerschrift van de GI van 28 februari 2024, ingekomen bij de griffie op 4 maart 2024.
1.2
Op 12 maart 2024 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld, gezamenlijk met de behandeling van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling, bij de rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/02/419547 JE RK 24-351. In die procedure zal bij separate beschikking worden beslist. Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. Kouijzer;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. Mink;
  • twee vertegenwoordigsters van de GI;
  • een vertegenwoordiger van de Raad.

2.De feiten

2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen bij de moeder.
2.3
Bij beschikking van 17 april 2020 zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht gesteld van 17 april 2020 en tot 17 april 2021.
2.4
Bij beschikking van 9 april 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd met ingang van 17 april 2021 en tot 17 april 2022.
2.5
Bij beschikking van 23 maart 2022 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd met ingang van 17 april 2022 en tot 17 april 2023.
2.6
Bij beschikking van 13 april 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd met ingang van 17 april 2023 en tot 17 april 2024.
2.7
Bij beschikking van 12 maart 2024 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] verlengd met ingang van 17 april 2024 en tot 17 april 2025.
2.8
De GI heeft op 7 februari 2024 een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Hierin is het volgende opgenomen:
In het kader van de uitvoering van de ondertoezichtstelling heeft de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering besloten u een schriftelijke aanwijzing te geven betreffende de verzorging en opvoeding van bovengenoemde minderjarigen. Een schriftelijke aanwijzing is een schriftelijke, dwingende opdracht aan u om iets te doen of juist iets na te laten.
U hebt als ouder met gezag de wettelijke plicht deze aanwijzing op te volgen.
De schriftelijke aanwijzing heeft betrekking op:
Niet direct aanwezig zijn tijdens de 2-wekelijkse overdracht wisselmomenten.
Voorbereiding van de schriftelijke aanwijzing:
Wij hebben u op 21 december 2023 een aankondiging van deze schriftelijke aanwijzing
gestuurd, middels de wekelijkse weekmail zie bijlage.
De mening van de belanghebbenden over het voornemen van GI tot het geven van een
schriftelijke aanwijzing is als volgt.
Op 21-12-2023 reageert moeder per mail op de vooraankondiging:
Ik kijk naar wat helpend is voor de kinderen. De kinderen vinden het super fijn dat ik bij de
wissel ben. En daarbij de laatste keer bij de wissel hadden [de vader] en ik best een goed gesprek
over wat hij WÉÉR wou veranderen in het schema. Ik doe niets verkeerd. Ik zoek uit wat
helpend is voor mijn kinderen.
Op 24-01-2024 reageert moeder tijdens een gesprek met de JZW op de te geven SA:
Doe maar wat jullie willen. Ik doet dit voor mijn kinderen, sinds ik erbij ben zijn de kinderen rustiger, komen rustiger binnen na een weekend.
Weging van mening van de belanghebbenden:
Op basis van de reactie van moeder, verwacht de Gl niet dat moeder zich aan deze
schriftelijke aanwijzing zal houden. Desondanks vindt de Gl het noodzakelijk om de SA toch te geven, wilt het signaal aan moeder geven en benadrukken dat voor de Gl een uitspraak van de Rechtbank leidend is.
Redenen om tot het geven van een aanwijzing over te gaan:
In juni 2020 besluit vader de relatie met u te verbreken. Op dat moment is de GI net
betrokken vanuit een OTS maatregel, waarbij zij de opdracht heeft gekregen zicht te krijgen
op de opvoedsituatie en daarbinnen te werken aan de gestelde doelen vanuit het
Raadsrapport en aan ouders wordt gevraagd mee te werken aan alle hulp die daarbij nodig is.
Er wordt een KIDT traject gestart bij SDW. Op basis van dit traject wordt besloten dat de
kinderen bij u komen te wonen, met als insteek een goede omgangsregeling met vader. In de
periode daarop volgend vinden er diverse gesprekken plaats met u, vader, SDW en 4You met als doel het vorm geven van een goede regeling. Waar u beide als ouder achter kunt staan én een regeling die tegemoet komt aan de belangen van de kinderen.
Al snel wordt duidelijk dat het vinden van overeenstemming tussen u en vader een lastige
opgave is, op essentiële onderdelen komt u er niet uit. Ondanks inzet van de GI en middels
gesprekken met ouders en diens advocaten, blijken afspraken omtrent de omgang niet
houdbaar. Dit zorgt voortdurende onrust en stress. De GI besluit een verzoek te doen tot
vaststelling van een omgangsregeling.
Op 20-05-2022 wordt hier een eerste uitspraak in gedaan, welke daarmee deels het eerder
door u beide opgestelde ouderschapsplan vervangt. De Rechter stelt een vaste omgangsregeling vast, met enkele randvoorwaarden. Een van deze randvoorwaarden luidt:
“de vader en de moeder hebben geen rechtsreeks contact met de andere ouder tenzij 4You
en/of de GI daarvoor voorafgaand schriftelijk toestemming heeft gegeven”. Naar aanleiding van deze uitspraak wordt er afgesproken dat u niet aanwezig bent tijdens de wisselmomenten. De 61 stuurt hierover een brief op 08-09-2022.
Lange tijd houdt u zich aan deze afspraak en verlopen de wisselmomenten zoals is
uitgesproken door de Rechtbank.
Op 19-05-2023 vind er opnieuw een zitting plaats, daar u een wijziging verzoekt tav de
eerdere uitspraak vaststelling omgang. De Rechtbank doet een aantal toevoegingen en neemt de eerste uitspraak gedaan op 20-05-2022 over. De GI stuurt nav deze uitspraak een brief aan ouders op 24-05-2023.
Daarnaast heeft u, apart van vader, een ouderschapsbegeleidingstraject (OSB) bij Organisatie [jeugdhulp] doorlopen. Zij adviseren een parallel ouderschapstraiect, daar zij constateren dat iedere vorm van communicatie zorgt voor onrust, spanning en weerstand. Parallel ouderschap betekent dat de ouders hun kinderen elk op hun eigen manier opvoeden, zonder dat ze dat onderling afstemmen. Bij parallel ouderschap is er weinig communicatie en emotionele betrokkenheid tussen de ouders. Er worden duidelijke afspraken gemaakt om conflicten te verminderen of te voorkomen. In november 2023 wordt dit traject afgesloten, ondanks inzet van beide ouders, lukt het ook binnen dit traject niet om afspraken te maken waar ieder achter staat. Over enkele essentiële punten, bent u het niet eens. Zoals: de wisselmomenten en waar gaan de kinderen naartoe als moeder komt te overlijden. Vader ondertekend deze afsprakenlijst, u weigert dat, daar u er niet achter kunt staan.
Doordat u het over deze punten niet eens wordt, is voor de GI de uitspraak van de Rechtbank omtrent de wisselmomenten leidend, namelijk; moeder is niet aanwezig bij deze
wisselmomenten. Aangezien de Rechtbank stelt dat er geen rechtstreeks contact tussen
ouders plaatsvind. Sinds medio zomer 2023 beslist u, tegen deze uitspraak van de Rechtbank in, aanwezig te zijn bij de overdrachtsmomenten. U stelt dat dit in het belang is van de kinderen, u stelt dat zij met behulp van uw aanwezigheid rustiger kunnen schakelen. Vader daarentegen geeft aan dat niet fijn te vinden en benoemd zich noodgedwongen tijdens de wisselmomenten in te houden, omdat hij anders vreest dat de omgang niet door kan gaan en wilt de kinderen hiertegen beschermen, hij verwijst dan ook terug naar de uitspraak van de Rechtbank. De GI spreekt u hier diverse malen op aan, desondanks blijft u aanwezig tijdens deze wisselmomenten.
Op 21-12-2023 ontvangt u van de JZW een wekelijkse mail waarin zij u een vooraankondiging geeft en u verzoekt om niet meer aanwezig te zijn tijdens deze wisselmomenten. Ook op 24-01-2024 wordt dit nogmaals tijdens een gesprek aan u gevraagd. Tijdens het wisselmoment van 27-01-2024 bent u toch weer aanwezig. De GI ziet zich daarom genoodzaakt om u deze schriftelijke aanwijzing te geven. U gaat nu tegen de afspraken in en anderen (vader) zorgen ervoor dat dit niet schadelijk is voor de kinderen.
Besluit:
De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming &
Jeugdreclassering geeft de volgende aanwijzing(en):
Moeder is niet meer direct aanwezig tijdens de 2-wekelijkse overdrachtsmomenten.
Dat betekend dat tijdens de overdracht-wisselmomenten vader, opa of oma mz en
de desbetreffende kinderen aanwezig zijn.
Indien u zich niet houdt aan deze aanwijzing, zal de GI een verzoek tot bekrachtiging bij de
Rechtbank indienen.
Op grond van artikel 1:263 lid 3 BW kan de gecertificeerde instelling William Schrikker
Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering aan de kinderrechter verzoeken deze
schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. Tegelijkertijd kan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering aan de kinderrechter verzoeken een door de wet toegelaten dwangmiddel (dwangsom of lijfsdwang) op te leggen.

3.Het verzoek

3.1
De moeder verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 1:264, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de schriftelijke aanwijzing geheel dan wel deels vervallen te verklaren.
3.2
De GI verzoekt het verzoek van de moeder af te wijzen en bij wege van zelfstandig verzoek op grond van artikel 1:263 lid 3 BW de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen.

4.De standpunten

4.1
Door en namens de moeder wordt in het verzoek en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende aangevoerd. De moeder handhaaft het verzoek. Sinds zij bij de overdrachtsmomenten aanwezig is, zijn de kinderen veel rustiger. Daarvoor waren de kinderen na de omgang met de vader vaak één of twee dagen huilerig en onrustig. Het kostte de moeder dan veel moeite om de kinderen rustig te krijgen. Het is beter dat de moeder bij de overdrachtsmomenten aanwezig is. De kinderen vinden dat prettiger en gaan rustiger het weekend in. Naast de moeder is ook opa aanwezig bij de overdrachtsmomenten. Opa onderschrijft dat de kinderen juist goed reageren op de aanwezigheid van de moeder. De vader neemt ten onrechte een derde mee naar de omgangsmomenten en heeft anonieme meldingen gedaan over de moeder bij Veilig Thuis. De moeder maakt zich nog steeds zorgen over de kinderen als ze bij hun vader zijn. De communicatie tussen de ouders blijft moeilijk. De visie van de moeder is heel duidelijk: het is beter voor de kinderen als de ouders geen gesprekken met elkaar aangaan. Het gaat de moeder niet om de vader maar om wat het beste is voor de kinderen. Er is door de GI bij het geven van de schriftelijke aanwijzing niet voldaan aan het evenredigheids- en gelijkwaardigheidsbeginsel. Het is voor de kinderen belangrijk dat tijdens de enkele minuten die de overdracht duurt, opa feitelijk de overdracht verzorgt en de moeder op de achtergrond aanwezig is, zodat dat kinderen merken dat de moeder in de buurt is. De moeder verzoekt de schriftelijke aanwijzing van de GI vervallen te verklaren. Subsidiair verzoekt de moeder te bepalen dat de moeder wel in de woning aanwezig mag zijn, maar niet in de gang. Op die manier vindt er geen direct contact tussen haar en de vader plaats.
4.2
De GI voert verweer tegen het verzoek van de moeder. In de beschikking van 20 mei 2022 is de rechtbank heel duidelijk geweest: er zal geen rechtstreeks contact plaatsvinden met de andere ouder. Iedere vorm van contact met de moeder levert bij de vader en zijn netwerk enorm veel spanningen op. Het is te veronderstellen dat de kinderen deze spanning bij de vader aanvoelen. Het is bekend dat wanneer kinderen blootgesteld worden aan dergelijke situaties, zij het lastig vinden om partij te kiezen en daardoor niet de ruimte voelen om van de andere ouder te mogen houden. Wisselmomenten zijn daardoor al bij voorbaat beladen. De GI ziet dat opa bereid is om de wisselmomenten te ondersteunen, maar desondanks is opa niet volledig neutraal. Zo is opa van mening dat ouders “gewoon” contact moeten kunnen hebben met elkaar en vindt hij het advies van de ouderschapsbemiddeling tot het inzetten van parallel ouderschap onzin. Dit maakt dat opa niet volledig in staat is om neutraal naar de wisselmomenten te kijken en deze te beoordelen. Het klopt dat de vader een vriendin heeft meegenomen tijdens het wisselmoment op 27 en 28 januari. Zodra de GI hierover is geïnformeerd door moeder, heeft de GI hierover gesproken met vader en hem verzocht om zich eveneens aan de afspraken te houden. Nadien heeft vader niemand meer meegenomen. Dit maakt dat de GI aan vader geen schriftelijke aanwijzing heeft gegeven. Het is in het belang van de kinderen dat er zo min mogelijk
ruimte tot deze strijd en weerstand bestaat. Hiervoor is het nodig dat de rechtbank duidelijke kaders stelt op welke manier ouders communiceren met elkaar. Zolang er ruimte blijft tot eigen invulling zal deze ruimte opgezocht worden. De school merkt geen verschil bij de kinderen na een weekend bij de moeder of een weekend bij de vader. Gelet op het bovenstaande en op hetgeen reeds in de schriftelijke aanwijzing van 7 februari 2024 is vermeld, is de GI van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing gehandhaafd dient te blijven en daarom verzoekt de GI bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing.
4.3
Door en namens de vader wordt tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat de schriftelijke aanwijzing van de GI op goede gronden is gegeven. De rechtbank heeft niet voor niets beslist dat de moeder niet bij de overdrachtsmomenten aanwezig moet zijn. Er zijn nu geen redenen om aan te nemen dat dit moet veranderen. De moeder moet zich houden aan de afspraken die zijn gemaakt en niet telkens de gemaakte afspraken weer willen veranderen. De vader voelt zich erg slecht tijdens de overdrachtsmomenten. De vader ervaart geen enkele rust nu de moeder over de overdracht weer een discussie gaat voeren. Hij ervaart enorme spanning door de aanwezigheid van de moeder bij de overdracht. De kinderen merken die spanning van de vader op en ze nemen deze spanning dan ook over. Dat wil de vader niet. Hij wil juist dat het voor de kinderen rustig blijft. In strijd met de afspraak heeft hij dan ook zelf één keer iemand meegenomen naar de overdrachtsmomenten omdat hij zich door de situatie niet goed voelde. De fysieke aanwezigheid van de moeder bij de overdracht leidt alleen maar tot verdere escalatie. De kinderen zijn wel rustig bij de overdracht. De vader vindt het wel prima dat de moeder op de achtergrond aanwezig is in de woning, bijvoorbeeld in een kamer apart, maar niet bij de voordeur waar de vader dan ook is.

5.De beoordeling

5.1
Ingevolge artikel 1:263 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige.
5.2
Op grond van artikel 1:264, lid 1, BW kan de kinderrechter op verzoek van een met het gezag belast ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder een schriftelijke aanwijzing geheel of gedeeltelijk vervallen verklaren.
5.3
Ingevolge artikel 1:264, lid 3, BW bedraagt de termijn voor het indienen van een dergelijk verzoek twee weken en deze termijn vangt aan met ingang van de dag nadat de beslissing is verzonden of uitgereikt.
5.4
De kinderrechter stelt vast dat de moeder haar verzoek tijdig heeft ingediend, zodat zij kan worden ontvangen in haar verzoek. Ook stelt de rechtbank vast dat totstandkoming van de schriftelijke aanwijzing voldoet aan de beginselen van behoorlijk bestuur, zoals opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. De schriftelijke aanwijzing is zorgvuldig en onder afweging van alle betrokken belangen tot stand gekomen en is toereikend gemotiveerd.
5.5
Vervolgens dient de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing te toetsen aan het belang van de minderjarigen. In dit kader oordeelt de kinderrechter als volgt. Bij beschikking van deze rechtbank van 20 mei 2022 heeft de rechtbank bepaald dat er geen rechtstreeks contact zal plaatsvinden tussen de ouders tenzij de GI en/of de hulpverlening hiervoor voorafgaand schriftelijk toestemming heeft gegeven. De kinderrechter ziet geen aanleiding om een van deze uitspraak afwijkende beslissing te nemen. Deze beslissing geldt nog steeds als uitgangspunt. Daarnaast is gebleken dat de vader hevige stress ervaart bij de aanwezigheid van de moeder tijdens de overdracht. De kinderrechter kan zich voorstellen dat de minderjarigen deze spanning aanvoelen terwijl het voor hen juist zo belangrijk is dat de overdrachtsmomenten zo ontspannen mogelijk moeten plaatsvinden. De moeder heeft naar voren gebracht dat zij zich zorgen maakt om het gedrag van de kinderen na eerdere overdrachtsmomenten waar zij zelf niet bij aanwezig was. Net als de GI deelt de kinderrechter die zorgen niet. Er zijn geen verklaringen van de school of van hulpverlening overgelegd waaruit deze zorgen blijken. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de schriftelijke aanwijzing van de GI op goede gronden is gegeven. Dit betekent dat de kinderrechter het verzoek van de moeder tot het vervallen verklaren van de schriftelijke aanwijzing zal afwijzen en, op verzoek van de GI, de schriftelijke aanwijzing zal bekrachtigen.
5.6
Ten overvloede overweegt de kinderrechter nog het volgende. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling het voorstel gedaan om tijdens de overdracht op de achtergrond in de woning zelf aanwezig te zijn, bijvoorbeeld in een kamer apart, maar niet fysiek bij het overdrachtsmoment zelf. Opa of oma moederszijde draagt dan zorg voor de feitelijke overdracht. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij zich hier in kan vinden. De kinderrechter geeft de ouders en de GI mee om de overdracht voortaan op deze wijze te laten plaatsvinden. Op deze manier wordt tegemoetgekomen aan ieders belangen maar blijft uitgangspunt dat de moeder niet direct bij de overdracht aanwezig is en er dus geen rechtstreeks contact is tussen de ouders.
5.7
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 807, aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geen hoger beroep open zodat de moeder gehouden is om de schriftelijke aanwijzing van 7 februari 2024 na te leven.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1
bekrachtigt de schriftelijke aanwijzing van de GI van 7 februari 2024;
6.2
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. De Beer, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.