ECLI:NL:RBZWB:2024:3344

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
23 mei 2024
Zaaknummer
C/02/418940 / FA RK 24-613
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
  • mr. Duerink-Bottinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisioneel verzoek tot vaststelling voorlopige zorgregeling en kinderalimentatie in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2024 een beschikking gegeven in een provisionele verzoekprocedure met betrekking tot de zorgregeling en kinderalimentatie voor twee minderjarige kinderen, geboren uit een eerdere relatie tussen de man en de vrouw. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.C. Nuijten, verzoekt om een voorlopige zorgregeling waarbij de kinderen om de veertien dagen van vrijdagavond tot zondagavond bij hem verblijven. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. E. Sijnesael, verzet zich tegen deze regeling en vraagt om een andere omgangsregeling en een bijdrage in de kosten van de opvoeding van de kinderen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man en de vrouw gehoord tijdens een mondelinge behandeling op 12 maart 2024, waarbij ook de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig was om advies te geven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man ontvankelijk is in zijn verzoek en heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de kinderen in de even jaren bij de man verblijven tijdens bepaalde schoolvakanties. De rechtbank heeft ook de alimentatieverplichting van de man vastgesteld op € 272,- per kind per maand, met ingang van 1 januari 2024. Daarnaast is er een regeling getroffen voor achterstallige betalingen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de besluiten onmiddellijk van kracht zijn, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met de mededeling dat hoger beroep mogelijk is bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/418940 / FA RK 24-613
datum uitspraak: 25 maart 2024
beschikking betreffende provisioneel verzoek ex artikel 223 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
in de zaak van
[de man],
hierna te noemen: de man,
wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. A.J.C. Nuijten te Bergen op Zoom,
tegen
[de vrouw] ,
hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. E. Sijnesael te Middelburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 8 februari 2024 ontvangen verzoek, met bijlagen;
- het op 1 maart 2024 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek, met bijlagen;
- het op 5 maart 2024 ontvangen verweerschrift op het zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 8 maart 2024 van mr. Sijnesael, met bijlagen;
- de brief van mr. Nuijten van 14 maart 2024;
- het F9-formulier van mr. Sijnesael van 15 maart 2024.
1.2
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 12 maart 2024. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was aanwezig een zittingsvertegenwoordigster namens de Raad.

2.De feiten

2.1
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, uit welke relatie de navolgende thans nog minderjarige kinderen zijn geboren:
-
[minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015;
-
[minderjarige 2] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017.
2.2
De man heeft de minderjarigen erkend.
2.3
De vrouw oefent van rechtswege het eenhoofdig gezag over de minderjarigen uit.
2.4
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.

3.Het verzoek

3.1
De man verzoekt bij wege van provisionele verzoeken:
- te bepalen, uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van het geding, dat tussen de minderjarige kinderen en de man een voorlopige zorgregeling zal gelden, waarbij de kinderen eenmaal in de 14 dagen van vrijdagavond 18:00 uur/18:30 uur tot en met zondagavond 18:00/18:30 uur bij de man zullen verblijven, waarbij de vrouw de kinderen op vrijdagavond naar de man zal brengen en de man de kinderen op zondagavond naar de vrouw zal brengen, dan wel een voorlopige zorgregeling tussen de man en de minderjarige kinderen voornoemd vast te stellen, welke de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren gedurende een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen tijd en, zo nodig, onder de door de rechtbank in goede justitie te bepalen voorwaarden en partijen door te verwijzen naar de hulpverlening in het kader van het Uniform Hulp Aanbod dan wel – in het uiterste geval – de Raad voor de Kinderbescherming alvast opdracht te geven tot het doen van nader onderzoek;
- te bepalen, uitvoerbaar bij voorraad, voor de duur van het geding, dat tussen de minderjarige kinderen voornoemd en de man een voorlopige regeling van de vakanties en feestdagen zal gelden, waar de vakanties en feestdagen bij helften zullen worden verdeeld, in die zin de man in de even jaren de eerste week van de meivakantie, de eerste drie weken van de zomervakantie, de herfstvakantie en de eerste week van de kerstvakantie de kinderen bij zich zal hebben en de vrouw de andere schoolvakanties. In de oneven jaren zullen de kinderen in de voorjaarsvakantie, de laatste drie weken van de zomervakantie, de laatste week van de meivakantie en de laatste week van de kerstvakantie bij de man zijn en in de overige vakanties bij de vrouw, dan wel een voorlopige verdeling van de vakanties en feestdagen vast te stellen, welke de rechtbank in goede justitie zal bepalen.
3.2
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man en verzoekt deze verzoeken af te wijzen.
Bij wijze van zelfstandige verzoeken verzoekt de vrouw:
  • te bepalen dat de man conform hetgeen door de vrouw onder punt 11 en 12 is vermeld omgang heeft met de kinderen en daarbij te bepalen dat de man dient zorg te dragen voor het halen en brengen van de kinderen;
  • te bepalen dat de man aan de vrouw, telkens bij vooruitbetaling, met ingang van 1 november 2023, dan wel met ingang van 11 december 2023, dan wel met ingang van de datum van de indiening van dit verzoekschrift, een bedrag van € 275,- per kind per maand aan de vrouw dient te voldoen als bijdrage in de kosten van de opvoeding en verzorging van de minderjarige kinderen;
  • deze beschikking, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.3
De man voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw en verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in deze verzoeken, althans deze verzoeken af te wijzen.
3.4
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover van belang voor de beoordeling van de verzoeken, hierna ingegaan.

4.De beoordeling

4.1
Door en namens de man wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling het navolgende aangevoerd. Partijen zijn in oktober 2023 uit elkaar gegaan. Na hun uiteengaan bleek het lastig om tot afspraken te komen. De man begreep dat de nieuwe partner van de man gevoelig lag voor de vrouw en maakte pas op de plaats wat de omgang betreft. De man ziet de kinderen momenteel eenmaal per week op zaterdag. De man haalt de kinderen om 10:00 uur bij de vrouw op en brengt ze rond 18:00 uur, 18:30 uur weer bij de vrouw terug. De man is dan de hele dag met de kinderen op pad omdat de vrouw er niet mee in stemt dat hij thuis bij zijn nieuwe partner omgang met de kinderen heeft. De kinderen geven aan de man aan dat ze meer bij hem willen zijn. Het lukt partijen niet om zelf afspraken over uitbreiding van de omgang te maken. De vrouw wil niet dat de kinderen omgang met de man hebben bij de man en zijn nieuwe partner thuis. De man acht het in het belang van de kinderen om op korte termijn de omgang uit te breiden, de bodemprocedure afwachten duurt te lang. De man wenst dat een zorgregeling wordt vastgesteld op basis waar bij eenmaal in de veertien dagen van vrijdagavond 18:00/18:30 uur tot en met zondagavond 18:00/18:30 uur omgang met de kinderen heeft. De man vindt het belangrijk dat partijen worden verwezen naar een hulpverleningstraject om te werken aan hun onderlinge communicatie en verstandhouding. Om die reden verzoekt hij partijen te verwijzen naar het Uniform Hulpaanbod. Ten aanzien van de vast te stellen kinderalimentatie voert de man aan dat partijen overeenstemming hebben over de draagkracht van de man en de behoefte van de kinderen. Alleen de draagkracht van de vrouw is nog in geschil. De man betwist dat voor de berekening van de draagkracht van de vrouw rekening kan worden gehouden met haar jaaropgave 2023. In 2023 zat de vrouw namelijk deels thuis wegens psychische en fysieke klachten. Inmiddels werkt de vrouw weer fulltime en dus zal haar inkomen in dit jaar meer zijn. De man betaalt met ingang van 1 februari jl. een bedrag van € 198,- per kind per maand. De man is van mening dat de ingangsdatum van de door hem te betalen kinderalimentatie 1 februari 2024 zou moeten zijn, zijnde de datum waarop hij daadwerkelijk een bedrag is gaan betalen aan de vrouw.
4.2
Door en namens de vrouw wordt in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat zij bereid is om een hulpverleningstraject met de man aan te gaan, maar dat dat wat haar betreft niet via het Uniform Hulpaanbod hoeft. Partijen kunnen samen een keuze maken voor een geschikt hulpverleningstraject. De vrouw staat uitbreiding van de omgang niet in de weg maar dit moet niet gaan op de manier die de man voor ogen heeft. Voor de kinderen is het veel te snel om de nieuwe partner van de man al te ontmoeten. Bovendien wil de vrouw de nieuwe partner van de man graag eerst zelf ontmoeten voordat de kinderen met haar kennismaken. Er moet een opbouw van de omgang komen voordat de kinderen een volledig weekend bij de man en zijn partner kunnen zijn. De vrouw stelt een opbouw van de omgang voor gedurende 4 maanden. De vrouw staat achter een verdeling van de zomervakantie maar vindt het voor de kinderen te lang dat zij drie weken achter elkaar bij de man verblijven. De vrouw stelt dan ook voor de zomervakantie op een andere manier te verdelen. De man moet de kinderen komen halen en weer terugbrengen nu de vrouw niet over een auto beschikt. De vrouw heeft behoefte aan een door de man te betalen bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen. Al bij het uiteengaan van partijen is besproken dat de man financieel zou moeten bijdragen. De vrouw is dan ook van mening dat de alimentatieverplichting in moet gaan op 1 november 2023, omdat de man er vanaf die datum rekening mee kon houden dat hij een bijdrage moest betalen. Partijen zijn het eens over de draagkracht van de man en de behoefte van de kinderen. De vrouw heeft vlak voor de mondelinge behandeling nog twee recente salarisstrookjes overgelegd dus op basis daarvan kan de draagkracht van de vrouw worden berekend. De vrouw verwacht dat het partijen zelf gaat lukken een beslissing over de door de man te betalen kinderalimentatie te nemen. De rechtbank moet dan alleen nog beslissen over de ingangsdatum.
4.3
De Raad stelt tijdens de mondelinge behandeling dat de Raad de zorgregeling zoals de man die verzoekt, begrijpt, maar ook begrijpt dat de vrouw deze regeling wil opbouwen. Het gaat er in dit geval om te kijken naar wat de kinderen aan kunnen. Het is te begrijpen dat de vrouw kennis wil maken met de nieuwe partner van de man. De Raad stelt voor om de omgang tussen de man en de kinderen op korte termijn op te bouwen. De Raad stelt voor om de omgangsregeling als volgt op te bouwen. De kinderen gaan eerst twee keer achter elkaar een dag naar de man en zijn partner thuis. Na die twee keer, dus na vier weken, komt er twee keer een overnachting van vrijdag op zaterdag bij. Mochten de kinderen problemen hebben met die overnachting dan is het aan de ouders om te kijken of de regeling misschien aangepast moet worden. Als deze opbouw goed verloopt dan zou de omgang dan weer na twee keer worden uitgebreid naar een heel weekend vanaf vrijdag begin van de avond tot de zondag eind van de middag. Het is belangrijk dat de ouders bij het opbouwen van de omgang het tempo van de kinderen volgen en oog blijven houden voor wat de kinderen aan kunnen. De Raad stelt voor dat de vrouw de nieuwe partner van de man ontmoet voordat de kinderen bij de man en de partner overnachten. Het is goed om dat een kennismaking te laten zijn zonder de kinderen erbij. Als deze opbouw goed verloopt dan kunnen de ouders afspraken maken over de verdeling van de vakanties. Wat de zomervakantie betreft is het misschien goed dat de kinderen de komende zomervakantie niet al drie weken achter elkaar bij de man verblijven. Vanaf volgend jaar zou dat wel kunnen, omdat de kinderen dan al langere tijd gewend zijn aan de zorgregeling die partijen met elkaar hebben afgesproken.
Juridisch kader
4.4
Ingevolge artikel 223 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan tijdens een aanhangig geding iedere partij verzoeken dat de rechter een voorlopige voorziening, zoals een voorlopige omgangsregeling, zal treffen voor de duur van het geding. Een voorlopige voorziening zoals hier bedoeld, kan pas worden verzocht indien en nadat de bodemprocedure aanhangig is gemaakt, terwijl het incidentele verzoek moet samenhangen met het verzoek in de hoofdzaak.
4.5
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het provisionele verzoek aan deze criteria wordt voldaan, zodat de man ontvankelijk is in zijn verzoek.
Omgangsregeling
4.6
Partijen zijn tijdens de mondelinge behandeling tot afspraken over de voorlopige omgangsregeling gekomen. Partijen hebben het volgende met elkaar afgesproken. De man en de minderjarigen hebben omgang met elkaar:
- op zaterdag 16 maart 2024 van 10:00 uur tot 19:00 uur;
- op zaterdag 30 maart 2024 van 10:00 uur tot 19:00 uur;
- van vrijdag 12 april 2024 om18:00/18:30 uur tot zaterdag 13 april om 19:00 uur;
- van woensdag 24 april 2024 om 10:00 uur tot zaterdag 27 april 2024 om 19:00 uur;
- van vrijdag 10 mei 2024 om 18:00 uur tot zondag 12 mei 18:30 uur.
4.7
Vanaf vrijdag 10 mei 2024 geldt dus een omgangsregeling die inhoudt dat de minderjarigen eens in de veertien dagen van vrijdag 18:00 uur tot en met zondag 18:30 uur bij de man verblijven. Hierbij geldt dat de omgang in de woning van de man (en zijn partner) plaats kan vinden. De man haalt de minderjarigen op de vrijdag op bij de vrouw en de vrouw haalt de minderjarigen op de zondag op bij de man. De man zorgt dat de minderjarigen op zondag bij hem hebben gegeten voordat de vrouw hen ophaalt. Ten aanzien van de schoolvakanties zal de rechtbank een voorlopige regeling vaststellen die inhoudt dat de minderjarigen bij de man verblijven:
In de even jaren:
- de eerste week van de meivakantie;
- drie weken in de zomervakantie;
- de herfstvakantie;
- de eerste week van de kerstvakantie;
In de oneven jaren:
- de voorjaarsvakantie;
- drie weken in de zomervakantie;
- de laatste week van de meivakantie;
- de laatste week van de kerstvakantie.
Partijen zullen in onderling overleg afspraken maken over de tijdstippen van de omgang en over het vervoer van de minderjarigen tijdens de schoolvakanties. Ook zullen partijen in onderling overleg afspraken maken over de precieze verdeling van de zomervakantie. De rechtbank geeft partijen hierbij mee rekening te houden met het advies van de Raad om de minderjarigen de komende zomervakantie niet langer dan twee weken achter elkaar bij ieder van de ouders te laten verblijven alsmede met de bouwvakantie waar de man aan gebonden is.
Kinderalimentatie
4.8
Uit de brief van mr. Nuijten van 14 maart 2024 en het F9-formulier van mr. Sijnesael van 15 maart 2024 blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de door de man aan de vrouw te betalen voorlopige bijdrage in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen én over de ingangsdatum. Partijen zijn overeengekomen dat de man met ingang van 1 januari 2024 met een bedrag van € 272,- per kind per maand zal bijdragen in de kosten van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de man een bedrag van € 1.000,- zal betalen aan de vrouw ter zake van te weinig betaalde kinderalimentatie over de periode van 1 januari 2024 tot en met 24 maart 2024 en ter vergoeding van de door de vrouw gemaakte kosten voor de minderjarigen in oktober en december 2023. De vrouw zal dit bedrag verrekenen met het bedrag van € 2.000,- dat zij nog aan de man verschuldigd is. De rechtbank zal de tussen partijen bereikte overeenstemming vastleggen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt dat de man en genoemde minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017,
voorlopiggerechtigd zijn tot omgang met elkaar op de wijze zoals in r.o. 4.6 en 4.7 is omschreven;
5.2
bepaalt dat de man met ingang van 1 januari 2024 ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2015 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2017 aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een
voorlopigbedrag van € 272,- per maand per kind;
5.3
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4
verstaat dat een door de man aan de vrouw verschuldigd bedrag van € 1.000,- ter zake van achterstallige kosten van de kinderen, wordt verrekend met het door de vrouw aan de man nog verschuldigde bedrag van € 2.000,-, een en ander zoals omschreven in rechtsoverweging 4.8;
5.5
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Dijkman, en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2024 in tegenwoordigheid van mr. Duerink-Bottinga, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.