Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 9 februari 2024;
- de e-mail met bijlagen van mr. Tiggelaar van 6 maart 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2020, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, maar de vader en een vertegenwoordiger van de GI niet. De kinderrechter heeft eerder al verschillende machtigingen tot uithuisplaatsing verleend, en de GI heeft verzocht om verlenging van deze machtiging tot het einde van de ondertoezichtstelling, die loopt tot 22 juni 2024. De moeder heeft in de procedure aangegeven dat het beter met haar gaat en dat zij hard werkt aan haar opvoedvaardigheden, maar er zijn zorgen over de seksuele ontwikkeling van de minderjarige. De kinderrechter heeft op basis van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling geoordeeld dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 22 juni 2024 en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de beslissing onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep.